Het verblijf van de Heer in Jesaïra en het bezoek in Petrus' vissershut bij Kapérnaum.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)

«« 241 / 276 »»
[1] De man hoorde dit, en was buitengewoon blij dat Ik besloten had om bij hem onderdak te nemen. Hij bereidde een avondmaal en was zeer vriendelijk tegen ons, alsook zijn hele huis. Maar hij raadde ons af naar Jeruzalem te gaan; want hij was daar onlangs geweest vanwege de handel en had maar al te duidelijk vernomen wat voor onverzoenlijke haat de Farizeeën vooral tegen Mij hadden.
[2] Maar IK zei: 'Vriend, Ik ken hun geheimste gedachten! En wat ze Mij willen en ook nog zullen aandoen weet Ik ook precies. Maar ook al zullen ze Mij doden, het zal hen niets helpen; want na drie dagen zal Ik de dood overwinnen en opstaan en weer bij de Mijnen zijn tot aan het einde der wereld! - Maar nu niets meer hierover; geef ons een goede slaapplaats voor de nacht, dan gaan wij slapen, want onze ledematen zijn erg moe geworden!"
[3] De gastheer deed dat meteen en wij begaven ons ter ruste. We sliepen al gauw de hele nacht en waren voor zonsopgang al weer op de been. En onze gastheer zette ook al zijn hele huis aan het werk en liet voor ons een ochtendmaal klaarmaken. Toen we dat tot ons genomen hadden, vroegen de leerlingen Mij wat ons nu verder te doen stond:
[4] En IK zei: 'We reizen nu verder; want hier is niet veel te doen!'
[5] Toen vroeg DE GASTHEER: 'Ik zou juist denken dat hier zeer, veel te doen is; want in deze plaats woont toch een groot aantal mensen!
[6] IK zei: 'Dat is wel waar; maar het zijn grotendeels puur .handelslieden en die hebben ofwel weinig, of helemaal geen belangstelling voor ons. Daarom zullen we ergens anders naar toe gaan, waar niet zoveel handelslieden en wisselaars zijn."
[7] Hierna stond Ik op met Mijn leerlingen en we begaven ons op het schip en voeren snel weg. Tegen het midden van de dag kwamen we na een deze keer enigszins langzame tocht langs de oever in ons oude Jesaïra. Toen de mensen ons hier zagen, liepen ze ons in scharen tegemoet en vroegen Mij hun zieken te genezen.
[8] Maar IK zei: 'Ik ben niet alleen maar gekomen om jullie zieken te genezen, maar veeleer om jullie te verkondigen dat het rijk Gods dicht bij jullie is gekomen, zoals Ik dat niet zo lang geleden al eens gedaan heb; maar toen hadden jullie daar niet zoveel aandacht voor omdat Jullie Mij van Nazareth kenden, en nu verwachten jullie er helemaal niets van! Daarom blijf Ik ook niet bij jullie en genees Ik jullie. zieken ook niet! Ga naar je artsen, die zullen wel raad weten met jullie zieken!
[9] Sommigen werden er boos over, maar anderen bleven en vroegen Mij voortdurend om hun zieken te genezen.
[10] Maar IK zei: 'Goed dan, wie van jullie gelooft dat Ik de beloofde Messias ben, moet zijn zieke in Mijn naam de handen opleggen, dan zal het beter met hem gaan, met wat voor kwaal hij ook behept is!"
[11] Toen schreeuwden VELEN: 'Wij geloven, wij geloven!'
[12] Daarop verlieten ze haastig de oever en snelden naar hun zieken, waarvan er sommigen onmiddellijk fris en gezond werden. Maar degenen die niet echt in hun hart geloofden, legden hun zieken tevergeefs de handen op en liepen weer naar de oever om met Mij te overleggen waar het aan ontbrak, omdat hun niet lukte wat toch enkelen van hun buren wel gelukt was. Ik was echter niet meer ter plaatse, maar al ver weg en wel naar een plaats waar Petrus zijn vissershut had, niet ver van Kapérnaum:
[13] Daar bleven we een paar dagen en rustten een beetje uit van onze vermoeienissen en hielpen de familie van Petrus bij het vissen. Hier lieten we ook het schip achter en reisden toen te voet verder door Galilea en bezochten een groot aantal plaatsen, dorpen en gehuchten. Ik en de leerlingen verkondigden het evangelie en vonden vaak een goed gehoor, maar ook vele tegenstanders. Want op deze reis deed Ik weinig wonderen omdat er te weinig geloof voor was. Over het algemeen bevonden er zich in het noordelijk deel van Galilea toentertijd te veel Grieken en Romeinen, en een groot aantal tovenaars en magiërs trokken er steeds doorheen en deden daar hun werk; daarom zeiden wonderen daar ook niet veel en stonden niet in hoog aanzien. Het was daarom beter hier intussen slechts het goede zaad uit te strooien, het te laten opkomen en er pas rond een jaar later weer naar toe te gaan en er verder voor te zorgen.
«« 241 / 276 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.