Genezing van een bezeten jongen (Ev. Matth. 17, 14-21)

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)

«« 240 / 276 »»
[1] Wij landden, maakten ons schip vast en gingen nog op klaarlichte dag aan land. Op deze dag was er een grote jaarmarkt en er was veel volk aanwezig.
[2] En toen we bij het volk kwamen werden we al gauw door veel mensen herkend; EEN van hen kwam er naar Mij toe, viel aan Mijn voeten (Matth, 17, 14) en zei: 'Heer, ontferm U over mijn zoon, hij heeft een ernstige ziekte; hij is maanziek zoals de artsen zeggen en daardoor valt hij vaak in het vuur en het water, wat hem veel lijden bezorgt! (Matth, 17, 15) Toen nog niet zo lang geleden Uw leerlingen hier waren en door oplegging van hun handen vele zeer ernstig zieken genezen hebben, bracht ik ook mijn zoon bij hen; maar zij konden hem niet helpen. " (Matth, 17, 16)
[3] Toen zei IK tegen dat deel van Mijn leerlingen wier geloof nog niet tot een rots was geworden en die daar een paar maanden geleden in Mijn naam gewerkt hadden: 'O ongelovige en verkeerde soort! Hoe lang moet Ik dan nog bij jullie zijn en hoe lang jullie nog verdragen? Breng de zieke hier bij Mij!" (Matth. 17,17)
[4] Meteen stond de vader van de zieke zoon op, snelde naar zijn huis en bracht hem spoedig bij Mij. Toen de jongen bij Mij was, trok hij een erbarmelijk verwrongen gezicht; want de boze geest door wie de jongen bezeten was, ging nog een paar maal in hem tekeer terwijl hij voor Mij stond en stootte daarbij door de zeer verwrongen mond van de jongen enkele ernstige vloeken en verwensingen uit, die hier niet weergegeven hoeven worden. Ik bedreigde de boze geest streng en beval hem het lichaam van de jongen onmiddellijk te verlaten en af te dalen naar de hel. Toen ging de boze geest zichtbaar uit de knaap en de jongen werd meteen volledig gezond. (Matth, 17, 18)
[5] DE BOZE GEEST had de gedaante van een grote, zwarte, ruigharige kat en vroeg Mij: 'Gij Zoon van de Allerhoogste, bespaar me de hel en bestraf me door iets anders!"
[6] Maar IK zei: 'Ga weg van hier en doe boete voor je vele gruwelen, die je tachtig jaar geleden hier op aarde in het vlees hebt begaan, in de kale afgronden van de dalen op de maan waar je eerder was!"
[7] Toen kreeg de boze geest de gedaante van een aap met grote vleermuisvleugels en vloog er onmiddellijk pijlsnel vandoor. Dat verbaasde de mensen en velen waren ontzet door deze aanblik.
[8] Maar IK kalmeerde hen en zei: 'Vrees niet; want Mij is alle macht gegeven in de hemel alsook op deze aarde, en deze geest die de knaap zeven jaar lang gepijnigd heeft, zal voortaan nooit meer in de buurt van deze aarde komen!"
[9] Toen vroeg DE VADER van de nu kerngezonde jongen Mij: 'Heer, waarom moest dit toch mijn zoon overkomen, terwijl hij tot nu toe nog nooit ook maar schijnbaar gezondigd heeft, en trouwens ook mijn hele huis altijd streng volgens de wet heeft geleefd? En toch moest juist de alleronschuldigste zo'n lange tijd ellendig gemarteld worden! Zoiets kan toch immers alleen maar door de toelating van God gebeuren! Maar waarom laat God zoiets toe?"
[10] IK antwoordde: 'Wie God bijzonder liefheeft stelt Hij op de proef en als hij de beproeving goed doorstaat, heeft hij ook voor eeuwig zijn heil gevonden!
[11] De ziel van jouw zoon stamt van één van die grote werelden waarvan er talloos vele boven en onder deze aarde het oneindig grote hemelruim vullen. Omwille van haar heil was naast de beproeving van het dragen van het vlees ook deze noodzakelijk, waardoor ze nu reeds in de jeugd die kracht verwierf die menig andere ziel niet verkrijgt, ook al zou ze honderd jaar lang de druk van haar zware vlees te verduren hebben.
[12] Geloof Me: De mensen weten niet en kunnen ook niet weten waarom iets bestaat en gebeurt; maar God weet absoluut alles!
[13] Deze boze geest echter was tachtig jaar geleden een varkenshandelaar, die op grote schaal woekerhandel dreef, hij werd zeer rijk en dreef als jood tenslotte zelfs slavenhandel, waarbij hij grote gruwelijkheden beging. Uiteindelijk stierf hij een ellendige dood en het was zijn lot om, zelf duivel, in het rijk der duivels te komen.
[14] En omdat het hem daar slecht beviel, begon hij in zichzelf te keren en dacht bij zichzelf 'Waarom moest ik dan een duivel worden? Daar was mijn slechte vraatzuchtige lijf schuld aan. Laat me nog een keer terugkeren in het goede nuchtere vlees van een onschuldige knaap, daarin zal ik dan tot een engel worden! En als het lichaam van de jongen ook maar de kleinste begeerte naar vraatzucht voelt, zal het door mij onmiddellijk getuchtigd worden!
[15] En zie, omdat dit een heel ernstig besluit was van de weliswaar zeer slechte ziel, werd het haar in feite toegestaan. Het resultaat ervan is nu voor de knaap goed, en de vroeger zeer kwade ziel heeft nu voor zichzelf reeds een betere richting en al iets meer menselijks aangenomen. De rest zullen de uiterst kale en onherbergzame afgronden van de dalen op de maan doen!"
[16] Hierop stelde DE MAN Mij nog een vraag en zei: 'is de maan dan ook een wereld? En hoe werd mijn zoon dan maanziek? Want behalve zijn bezetenheid moest hij wel maanziek zijn, omdat de volle maan een grote invloed had op zijn lijden"
[17] IK zei: 'Dat de maan ook een soort aarde en wereld is, zul je nu nog moeilijk of helemaal niet begrijpen, ofschoon het zo is; maar Mijn leerlingen begrijpen het en de latere nakomelingen zullen het maar al te goed begrijpen en inzien. Maar dat je zoon steeds zo'n grote vrees had voor de volle maan lag niet in zijn natuur, maar in die van zijn plaaggeest die oorspronkelijk uit die zeer magere en hoogst onherbergzame wereld stamde. De rest hoef je niet te weten"
[18] Toen VELE OMSTANDERS dat ook hoorden, zeiden ze: 'Dat is toch een merkwaardig mens! Hij verricht wonderen als een groot profeet en meteen daarna begint hij te beuzelen en praat als een krankzinniger'
[19] Maar DE MAN ging naar hen toe en zei heel ernstig: 'Hij is zeker niet krankzinnig, - maar wij zijn het, omdat wij zijn wijsheid helemaal niet kunnen vatten!"
[20] Er ontstond een kleine woordenstrijd tussen hen, waar de genezen knaap echter door enkele zeer rake opmerkingen een eind aan maakte.
[21] Daarop kwamen Mijn leerlingen bij Mij en vroegen Me: 'Heer, vertel ons nu waarom wij niet in staat zijn geweest om deze geest uit te drijven; we hebben immers enkele andere geesten in Uw naam uitgedreven?" (Matth. 17,19)
[22] IK zei: 'Ten eerste vanwege jullie ongeloof! Want Ik zeg jullie: Waarlijk, als jullie een vast geloof hebben zonder twijfels, al is het maar zo groot als een mosterdzaadje, dan kunnen jullie tegen deze hoge berg zeggen: 'Verhef je van hier naar de overkant van de zee!', en hij zal zich ook meteen verheffen, en jullie zal niets onmogelijk zijn! (Matth. 17,20) Maar deze soort verdwijnt alleen maar door bidden en vasten. (Matth. 17,21)
[23] Toen jullie hier waren had de knaap nog niet de hoogste graad van vasten en bidden bereikt, zoals zijn bezitter dat verlangde. Maar nu is dat het geval en nu had de gelovigste van jullie hem ook uit kunnen drijven, ofschoon de geest zich zeker nog zeer hardnekkig betoond zou hebben. Maar nu was het zo beter. - Het wordt nu echter al avond, want de zon daalt reeds onder de horizon, laten we daarom naar het huis van de man gaan wiens zoon Ik genezen heb!"
«« 240 / 276 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.