Roclus verdedigt het Essenendom en de schijnwonderen

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)

«« 48 / 276 »»
[1] ROCLUS zegt: 'Ik zou het zeker zonder tegenspraak moeten dulden; want waarheid blijft waarheid, of deze mij nu schade of voordeel oplevert! Ik weet nu echter wat je mij hiermee eigenlijk wilt zeggen en dat zal zeker wel zijn, dat ook onze orde iets slechts is en dat deze tenslotte zijn ondergang tegemoet zal gaan op het moment, dat Gods zuivere licht uit de hemelen het hart van de mensen verlicht zal hebben. Vriend, dat is weliswaar een waarheid waar niets tegen in te brengen valt -want wanneer alle mensen of in ieder geval het grootste deel daarvan in al onze geheimen worden ingewijd, dan is er inderdaad voor altijd een eind gekomen aan ons werk -; maar men zal in ieder geval nooit van ons kunnen zeggen, dat wij al deze dingen met ook maar een greintje zelfzuchtige, kwade wil hebben gedaan, omdat het ons in deze hoogst droeve tijd alleen maar in alle opzichten te doen was om het aardse welzijn van de mensen, en ons klooster in feite niets anders is dan een instelling op basis van liefde en vriendschap. Wij hebben daarvoor dan ook niet één slecht middel gekozen!
[2] Zeker, men zou inderdaad kunnen zeggen: Elk bedrog is al een slecht middel. Maar dan geef Ik ook aan een god heel beslist ten antwoord: Ja bedrog is inderdaad altijd een slecht middel, als dat ook maar enigszins gepaard gaat met een of andere slechte bedoeling om wat voor zelfzuchtige reden dan ook! Als ik echter zie dat de mens op geen enkele andere manier te helpen is dan kennelijk alleen maar door bedrog, en ik dan ook uit pure liefde voor mijn lijdende broeder naar dit enig mogelijke middel grijp en de mens daar onmiskenbaar mee help, dan is en blijft zelfs het allergrootste bedrog geen slecht maar een uitermate goed en juist middel, waar een god onmogelijk iets tegen in te brengen kan hebben. Om dit kracht bij te zetten zal ik je slechts een voorbeeld uit mijn Esseense levenservaring geven, en zul je me gelijk moeten geven, ook al zou je zelf een tienvoudige god zijn.
[3] Er kwam een. huilende man bij me, wiens lieve, jonge, uiterst brave vrouw zodanig ziek werd, dat zij van deze ziekte enkel en alleen geheel genezen kon worden door slechts één, mij welbekend middel. Ieder ander geneesmiddel zou zonder meer haar dood hebben betekend en haar echtgenoot tot de ongelukkigste mens van de wereld hebben gemaakt. De vrouw had echter zo'n afkeer van het bekende middel, dat ze liever tien keer zou willen sterven dan zich van dit geneesmiddel te bedienen waardoor ze zeker zou genezen. Wat men haar ook zei, niets hielp en haar man was keer op keer de wanhoop nabij. Het was mij bij zulke gelegenheden nog nooit gebeurd dat me niet iets goeds te binnen schoot en ik zei dan ook meteen heel ernstig en beslist in het bijzijn van de man tegen de vrouw: 'O, maak je maar niet ongerust, ik weet nog wel honderd andere middelen die zulke ziektes nog veel eerder en zekerder genezen dan het genoemde middel! ' Hiermee had ik in feite al gelogen als een paard; want ik wist werkelijk voor alle schatten der aarde geen ander middel voor haar. Deze werkelijk kardinale leugen was dus al het eerste bedrog voor het heil van de zieke vrouw.
[4] Het tweede en dus nog grotere was vervolgens noodzakelijkerwijs, dat ik het bekende middel een andere naam gaf, het vermengde met iets neutraals en daardoor de vorm, kleur en ook een beetje de smaak ervan veranderde en de prijs ervan ook flink verhoogde. Drie pond goud veranderden de zaak enorm. De vrouw nam het geneesmiddel met veel plezier in en werd enkele uren later niet alleen volkomen gered, maar ook meteen fris, monter en ook volkomen gezond! Ik zelf kon amper mijn lachen inhouden om dit geslaagde bedrog, en tot op dit uur heeft noch de vrouw noch de man van dit voor beiden heilzame bedrog ook maar iets vernomen!
[5] Nu vraag ik jou of dit bedrog als zodanig goed of slecht was? -Je zwijgt en kunt er niets tegen inbrengen! Ik zal je echter nog een ander voorbeeld geven en daar dan je oordeel over vragen.
[6] Luister, een jaar geleden gebeurde het, dat de enige, dertienjarige dochter van een hoogst respectabel en buitengewoon goed bemiddeld echtpaar overleed aan een vreselijke melaatsheid. Dit kwam mij toevallig ter ore en ik snelde terstond naar het huis waar grote droefheid heerste. De vader en moeder waren ontroostbaar vanwege dit verlies. Ik bekeek het meisje, dat daar volkomen dood lag aandachtig en stelde vast, dat het grote gelijkenis vertoonde met een meisje in onze grote verzorgings en verpleeginrichting en ik dacht bij mezelf: 'Dit droeve echtpaar kan en moet geholpen worden!'
[7] Ik riep meteen de vader bij me en zei hem: 'Treur niet! Ik ben een ware Esseen en zeg je, dat ik dit slapende meisje weer tot leven kan wekken door mijn geheime geneesmiddel in het klooster! Laat haar daarheen brengen met alles wat ze ooit heeft bezeten en geef mij een uiterst nauwkeurige beschrijving van haar gehele karakter, haar sympathieën en antipathieën, kortom van alles waar zij ooit mee te maken heeft gehad en ik garandeer je, dat ik je nu dode dochter uiterlijk over twee maanden in je armen terug kom brengen!'
[8] Ik zei dit ernstig en het spreekt dus vanzelf, dat de beide ouders er niet lang over hoefden na te denken, omdat ze mij bij voorbaat al totaal niet tot enig bedrog in staat achtten. Alles wat het meisje dus ooit had toebehoord van de wieg tot aan haar dood moest mee naar het klooster gebracht worden. Omdat ik gedurende mijn diensttijd dit huis heel vaak had bezocht en het meisje zeer goed kende en omdat het meisje van de al eerder genoemde verzorgingsinrichting, heel veel op het overleden meisje leek en daarbij een heel goed vermogen bezat om zich aan te passen en dingen in zich op te nemen, was een uitwisseling zeer wel mogelijk. Toen er een paar maanden waren verstreken, was het meisje uit de verzorgingsinrichting al helemaal de weer tot leven gewekte dochter van de beide gelovig op haar terugkomst wachtende ouders.
[9] Ik bracht zelf het tot leven gewekte meisje naar het ouderlijk huis. Toen de beide ouders mij al in de verte zagen en goed herkenden, staken ze van vreugde hun handen omhoog en liepen ze mij tegemoet, terwijl hun pseudo dochter op mijn aanraden hetzelfde deed, want ik had haar van tevoren verteld hoe ze zich moest gedragen. Als je getuige was geweest van de gelukzaligheid van beide ouders, had je samen met mij meegehuild van vreugde!
[10] Door dit beslist buitengewoon fijnzinnige, maar toch wel kolossale bedrog zijn drie mensen volkomen gelukkig geworden; de droevige vader en moeder hebben hun verloren dochter ongetwijfeld terug, en het anders zeer arme meisje is bij een paar weldoeners gekomen, zo goed als haar hart zich maar ooit had kunnen wensen. En wat heeft het mij opgeleverd? Ik zeg je, zo waar als ik hier sta: Niets, behalve het aangename besef dat ik drie mensen heel gelukkig heb gemaakt!
[11] Nu vraag ik je of dit bedrog ook slecht genoemd moet worden! Ja, ikzelf noem ieder bedrog slecht wanneer het door iemand uit zelfzuchtigheid en verwerpelijk winstbejag tegenover zijn onschuldige medemensen gepleegd wordt; maar als ik alleen maar dan mijn toevlucht neem tot werkelijk fijnzinnig bedrog als ik er volledig van overtuigd ben, dat een zeer ongelukkig mens op geen enkele andere manier te genezen is, dan is een nog zo groot bedrog iets heel goeds en kan het door een verstandige en wijze god niet slecht genoemd worden, en dan moet men met de vindingrijke mensengeest die in onze orde allerlei middelen uitvond om de lijdende mensheid gelukkig en gezond te maken bovendien nog erg dankbaar zijn!
[12] Of heeft ook niet jullie God zich volgens de Schrift duidelijk van bedrog bediend tegenover de oude en blinde vader Isaäk, om zijn volk in Jacob een betere stamvader te geven dan de eerstgeborene, die ruwe Ezau? Ik ben het wel met je eens dat ieder kwaadwillig bedrog, als het eenmaal zijn hoogtepunt heeft bereikt, zichzelf te gronde moet richten, maar een bedrog ten gunste van de mensheid zeker nooit, maar wat moedwillig geschiedt door de een of andere kwaadwillige verrader wel! Het is dan toch echter wel duidelijk dat de vriend van de waarheid die ons goede bedrog verraadt, duizend maal slechter is dan de ergste volksbedrieger uit onze orde! - Bewijs het tegendeel, als je dat kunt! Ik ben bereid om iedere strijd met jou over deze vraag te doorstaan. "
«« 48 / 276 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.