Over het gebed en de godsdienst

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)

«« 123 / 248 »»
[1] Toen zei DE MINERVAPRIESTERES: 'O Heer, we zouden wel een eeuwigheid lang steeds maar door kunnen vragen, maar wat zouden we daaraan hebben, omdat we Uw antwoorden in onze huidige toestand immers toch nooit zouden kunnen begrijpen! Maar zend U ons maar zo vlug mogelijk Uw beloofde geest die ons in zal wijden in alle waarheid, dan zijn wij al meer dan volmaakt tevreden met alles wat wij tot op heden van U gekregen hebben. Alleen één ding zou nog genoemd kunnen worden, en het zou goed zijn als we ook in dat opzicht uit Uw mond een juiste aanwijzing zouden krijgen.
[2] Kijk, in alle godsdiensten stelt men de loffelijke eis dat een goddelijk wezen door ons, mensen, aanbeden moet worden! Wel, voor onze valse goden hebben we een heellegioen goedgekeurde en ook niet goedgekeurde gebeden gehad. De goedgekeurde, en dus ook werkzame, gebeden waren door priesters -natuurlijk van de hoogste rang -gemaakt en mochten ook alleen maar door de priesters tijdens een bepaalde ceremonie en alleen maar op een bepaalde tijd van de dag gebeden worden, en behoorden tot de mysterieuze, zogenaamde godendienst. Zo'n gebed mocht de leek en oningewijde nooit zelf bidden want daar stonden zeer strenge straffen op, maar hij moest naar een priester gaan, en hem een bepaald en voor ieder geval apart vastgesteld offer brengen, opdat de priester dan voor hem zo'n goedgekeurd gebed tijdens de daarvoor vastgestelde ceremonie heel monotoon en volledig gedachteloos in de tempel op zou dreunen. De niet goedgekeurde, en daarom ook geen uitwerking hebbende gebeden mocht ook de leek bidden, enkel en alleen om zich te oefenen in de beschouwing van de goden, en om daardoor de uitwerkingen van de goedgekeurde, heilige gebeden van de priesters te leren kennen.
[3] Nu, dat zoiets voor Uw ogen en oren een gruwel is, behoeft mij niemand verder uit te leggen of te bewijzen; maar desondanks zou een mens voor het aanbidden en aanroepen van een ware God toch meer bepaalde, verzorgde en meer voor God waardige woorden moeten gebruiken dan die van de omgangstaal van het dagelijkse gebruik. En in dit opzicht zouden wij dan ook van U Zelf een richtlijn willen hebben.
[4] IK zei: 'Mijn leerlingen hebben jullie toch al Mijn gebed gegeven, dat Ik hen geleerd neb en dat ieder mens in zijn hart op dezelfde wijze kan bidden; ieder ander lippengebed is voor Mij een gruwel.
[5] In de geest ben Ik van eeuwigheid altijd volkomen dezelfde, Ik heb Mij nooit veranderd en zal Mij ook eeuwig nooit veranderen in Mijn wezen, werken en willen. Ik ben nu drie dagen lang bij jullie en heb jullie geleerd wat jullie moeten weten, geloven en doen -ieder voor zich -om het eeuwige leven van de ziel te verkrijgen. Heb Ik jullie toen iets gezegd over bepaalde gebeden of over een bepaalde doelmatige, mysterieuze, als enige Mij welgevallige godsdienst, of over een bepaalde feestdag, zoals eventueel over een sabbat van de joden die zij de dag van de Heer Jehova noemen, en waarop de priesters de mensen alle arbeid verbieden terwijl zij zelf als priesters juist op de dag van de Heer het grootste en schandelijkste bedrog plegen, en daarbij nog de gewetenloos slechte mening er op na houden God daarmee een goede dienst te bewijzen? Nee, van dit alles hebben jullie uit Mijn mond niets gehoord en Ik zeg jullie geheel naar waarheid:
[6] Weg met alle gebeden, weg met alle feestdagen want iedere dag is een ware dag des Heren, en weg met het hele priesterdom! Want ieder mens die God erkent en Hem boven alles liefheeft en Zijn wil doet, is een waarachtig en goed priester, en ook een goede leraar als hij zijn naasten deze leer geeft die hij van Mij gekregen heeft.
[7] Wie dus Mijn wil doet, spreekt nu de Heer, bidt waarachtig en bidt altijd zonder ophouden; en iedere dag waarop een mens zijn medemens in Mijn naam een weldaad bewijst, is een goede, en alleen zó'n dag is voor Mij een aangename dag des Heren.
[8] Als iemand echter zijn naaste een weldaad bewijst, laat hij dat dan in stilte doen, en het niet rondbazuinen en zich ervoor op de borst slaan! Want wie dat doet, heeft zijn geestelijke loon van Mij al genomen omdat hij voor zijn edele daad wereldse roem kreeg; die versterkt de ziel echter nooit, maar bederft haar omdat hij haar alleen maar ijdel en zelfingenomen maakt.
[9] Zo is het ook als iemand aan Mij een of andere gunst vraagt. Wie door zijn vraag iets van Mij wil ontvangen, moet dat heel stil, in zijn van liefde tot Mij vervulde hart, vragen, en waarom hij gebeden heeft wordt hem gegeven als het past bij het levensgeluk van zijn ziel.
[10] Zo kunnen zich ook geheel in stilte twee, drie of ook meer mensen verenigen en voor zichzelf en de hele gemeente bidden - maar niet zo, dat de gemeente dat meteen ook weet -, en Ik zal zulke vragen zeker verhoren. Maar als er twee, drie of ook meer mensen aan de gemeente bekend zouden maken dat zij dat op een bepaalde dag of op een bepaalde tijd van de dag zullen gaan doen, opdat de gemeente dan tegen hen op zou zien en hen zou prijzen, ja uiteindelijk zelfs voor dit vrome bidden zou betalen, - heus, dan zal zo'n gebed nooit verhoord worden, en zodoende ook de gemeente en degenen die gebeden hebben niet helpen! Want dat alles en soortgelijke dingen hebben ook de heidenen gedaan, -en het gebeurt nog -, die bij dreigend gevaar in grote scharen van de ene afgodentempel naar de andere trokken, daarbij allerlei dom houtsnijwerk, vanen, vaten en nog een aantal andere zaken meedroegen en veel misbaar maakten, op horens bliezen, geweldig op cimbalen sloegen en met de schilden kletterden. Zij organiseerden ook verre pelgrimstochten naar buitengewone, bijzondere genadebeelden van afgoden, en als zij daar aankwamen deden zij op allerlei oerdomme manieren boete en schonken de afgoden grote en vaak zeer aanzienlijke offers. Dat was voor de afgodenpriesters natuurlijk erg voordelig, maar voor de domme pelgrims nooit. Dus dergelijke algemene gebeden en vragen worden door Mij nooit verhoord!
[11] Wie bij Mij een goede vraag verhoord wil hebben, moet naar zijn hart op bedevaart gaan en Mij zo helemaal in stilte zijn vraag met volkomen natuurlijke, eenvoudige woorden voorleggen, dan zal Ik hem verhoren. Maar Ik zeg jullie tevens, dat niemand daarbij tot Mij moet komen met bepaalde, vroom uitziende gebaren en een vroom gezicht! Want als iemand iets aan Mij vraagt met zo'n zeker, huichelachtig, vroom gezicht, zal die vraag niet verhoord worden; want wie niet zo natuurlijk als hij is tot Mij komt, en niet in de ware geest van de volle waarheid vraagt, zal niet verhoord worden, maar alleen degene die Mij waarachtig liefheeft, Mijn wil doet en zonder enige opschik en dwang tot Mij komt zoals hij is, zal door Mij altijd verhoord worden.
[12] Zo is het ook een oud gebruik, zelfs bij de joden, dat de blinde en domme mensen bij hun vragen en gebeden ook speciale, fijnere en betere kleding aantrekken, omdat zij menen dat de mens niet genoeg kan doen voor de zogenaamde grotere eer van God. Maar zo 'n dwaas bedenkt niet dat er heel veel armen zijn die nauwelijks hun naakte lichaam kunnen bedekken. Hoe moet het de arme te moede zijn, als hij de rijke zo in z'n beste kleren in een bedehuis ziet, en ziet wat een eer hij God geeft, terwijl de arme dat niet kan doen, en tevens moet bedenken dat hij in zijn lompen met zijn gebed God alleen maar beledigen kan!
[13] Waarlijk Ik zeg jullie: Wie Mij ooit wat vragen zal terwijl hij daarvoor speciale, betere kleding heeft aangetrokken, zal ook nooit verhoord worden en een of andere priester in zijn domme, versierde tovermantels en rokken al helemaal niet!
[14] Zo bestaat er ook een oude, slechte gewoonte bij het bidden tot God, om alleen maar een bepaalde, vreemde taal daarvoor te gebruiken en deze voor de verering van God het waardigst te achten. Waar in het vervolg die onzin ooit voor zal komen, zal de vraag ook nooit verhoord worden.
[15] De mens moet zich voor Mij alleen maar in zijn hart tooien, en zijn eigen taal spreken, en de taal van zijn hart gebruiken, die Ik heel goed versta, dan zal Ik zijn vraag verhoren!
[16] Ik wil dat al die oude dwaasheden helemaal verdwijnen en de mensen geheel nieuwe, waarachtige, zuivere mensen zullen worden. En waar zij zo zullen zijn, zal Ik ook steeds temidden van hen zijn; maar de blinde, wereldse dwazen zullen voortaan gestraft worden doordat hun vragen niet verhoord worden!
[17] God heeft de mensen zonder kleding geschapen en Hij schiep hen naar Zijn evenbeeld, en God was ingenomen met het uiterlijk van de mens, omdat het Zijn evenbeeld was. God toonde de mens ook hoe hij kleding moest maken om zijn huid tegen koude te beschermen; maar God leerde de eerste mensen niet om kleren te maken teneinde die hoogmoedig als versiering van hun ledematen te dragen. En nog minder leerde God de mensen opgesmukte kledij te maken om alleen daarin God waardig te kunnen aanbidden.
[18] Kleed je daarom nu weliswaar volgens je stand, maar eenvoudig, en hecht aan rok en mantel geen andere waarde dan alleen, dat het je lichaam bedekt; al het meerdere is al verkeerd en brengt geen goede vruchten voort.
[19] En zo weten jullie nu ook in dit opzicht wat je te doen staat, en Ik geloof nu omdat het al bijna middernacht is geworden -, dat wij ons ter ruste kunnen begeven!'
«« 123 / 248 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.