Het bezoek aan de tempel der wijsheid

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)

«« 137 / 248 »»
[1] Toen kwam de hoofdman met de tollenaar bij Mij en verontschuldigde zich voor zijn korte afwezigheid vanwege de noodzakelijke afwikkeling van zijn ambtelijke en maatschappelijke plichten. En datzelfde deed ook de tollenaar; vervolgens nodigde hij ons uit voor de ochtendmaaltijd bij hem thuis, en omdat de hoofdman die dag ook zijn gast wilde zijn, nam Ik de uitnodiging aan, en wij gingen naar het zeer ruime huis van de tollenaar, waar de 's avonds aangekomen handelskaravaan juist een uur geleden vertrokken was. Daar gebruikten wij het heel goed toebereide ochtendmaal, en de leerlingen onderwezen daarna de priesters in Mijn leer en legden hun de eigenlijke reden uit waarom Ik in de wereld gekomen was.
[2] Ik Zelf onderwees de hoofdman en zijn zoon, die alles wat zij hoorden met de grootste vreugde en met een vast geloof aannamen. En zo verliep onder goede gesprekken en werken ook deze dag, en Ik gaf de priesters nog een keer opdracht om naar Chotinodora te gaan, wat zij plechtig beloofden te doen. Daarna gingen wij rusten en reisden vroeg in de ochtend, begeleid door de hoofdman en zijn genezen zoon, en met veel groeten van de tollenaar, over het water naar de belangrijke oude stad Serrhe.
[3] Daar aangekomen bracht de hoofdman ons vlug naar zijn familie, die daar bij een overste woonde die nauw verwant was aan de hoofdman waar die familie op bezoek was. Hoe groot daar de vreugde van de vrouw van de hoofdman was toen zij haar reeds dood gewaande zoon helemaal gezond zag, kan iedereen zich zelf wel voorstellen en hoeft niet nader beschreven te worden.
[4] Omdat wij al tamelijk laat 's avonds met het grote gezelschap in deze stad aankwamen, baarde onze aankomst vrijwel geen opzien. Wij namen het vriendelijk aangeboden onderdak bij de overste aan, waar wij heel goed verzorgd ongeveer vijf dagen bleven.
[5] Niet ver van deze stad op een tamelijk hoge heuvel stond een tempel, die alleen aan de wijsheid gewijd was. In deze tempel stond geen afgodsbeeld, maar op een altaar lagen allerhande boeken en oeroude geschriften. Daarin stonden allerlei wijze woorden om over na te denken en veel profetieën uit de oudste tijden.
[6] Op de vierde dag bezochten wij deze tempel met zijn drie oude priesters. Wij waren met vierhonderd mensen, omdat velen uit de stad ons volgden, want wij hadden daar allerlei zieken genezen, blinde ziende en doven horend gemaakt, en velen namen de leer aan en leefden voortaan volgens haar regels voor het leven.
[7] Toen we bij de tempel aankwamen en de drie priesters de Romeinse overste in het oog kregen, kwamen zij uit de tempel die anders meestal gesloten was, tevoorschijn en vroegen heel eerbiedig aan de overste wat hij op deze ongewone tijd wenste.
[8] Maar DE OVERSTE wees naar Mij en zei: 'Deze Eerste en Voornaamste van alle eersten en voornaamsten is gekomen en wil jullie wijsheidstempel zien en de geschriften bekijken. Open daarom de poort en laat ons in de geheiligde zalen binnengaan!'
[9] DE PRIESTERS zeiden: 'Uw verzoek komt ons wel erg ongelegen, maar omdat u het gebiedt, doen wij het; maar u moet zelf alle verantwoording op u nemen, zelfs tegenover de strenge, onverbiddelijke goden!'
[10] DE OVERSTE zei: 'Ja, ja, dat doe ik zonder meer, want ik moet mij er immers zelf van overtuigen of het wel zo in jullie oudste boek staat, als deze allerwijste en met alle macht van de goden begaafde man mij verteld heeft.'
[11] Toen pas gaven de drie priesters helemaal toe en openden na enkele buigingen voor de tempel de poort, die bepaald niet tot de grootste behoorde. Wij gingen nu naar binnen en de priesters haalden van onder het altaar een oud boek tevoorschijn dat in de oud-Indische taal geschreven was; slechts één van hen kon het lezen en ten dele begrijpen.
[12] Ik wees hem echter Zelf de plaats aan die hij lezen en dan vertalen moest.
[13] HIJ bestudeerde de woorden goed, las deze en vertaalde ze toen als volgt: 'Uit de bergen, waar de kauwtjes (kauka) in grote groepen nestelen, ontspringt een rivier die machtig, breed en ver stroomt. Aan zijn oevers zag ik grote en kleine steden, en hij draagt op zijn brede rug vele lasten. En kijk, Ik zag een last op zijn rug drijven, - er lag een diepe nacht over de gehele wijde omgeving vanaf het begin van de rivier tot daar waar hij eindigt in de grote wereldzee. Maar de last droeg een mens, wiens gezicht meer straalde dan de zon, en uit zijn mond schoten vlammende pijlen en zwaarden. Aan de oever lagen vele doden, en wie door de pijlen uit zijn mond getroffen werden, begonnen zich te bewegen, werden levend, en het werd volledig dag om hen heen. Maar de last droeg nog meer mensen, zij leefden en hadden ook een licht in zichzelf en zij straalden als de volle maan. Ook uit hun mond kwam een licht, dat leek op het licht van de morgenster, en degenen die door het licht geraakt werden, werden hoewel zij eerst dood waren, weer levend en bewogen zich vervolgens voort als op klaarlichte dag. Dat maakte echter dat al gauw de hele rivier licht werd. Toen de hele stroom licht gaf, werd het vrolijk aan de oevers, en velen haastten zich erheen en wasten hun gezicht, en zie, allen die de rivier ingingen en zich in de lichte gloed ervan reinigden, straalden licht uit!
[14] Maar toen ik de rivier later terugzag, zag ik geen licht meer, opnieuw rustte de donkerste nacht op zijn rug, en ik keek heel lang, en zie, het wilde niet meer licht worden! En ik hoorde een stem als het ruisen van veel winden door dor struikgewas, en de stem sprak: 'Wee, jij brenger van de nacht, wanneer Ik terug zal komen! Jou zal Mijn gericht dubbel hard treffen; want jij was licht en bent weer nacht geworden! Zo zeg Ik het jou en vertel jij het zo verder aan jouw wormen! Zo wil het de Eerste en de Laatste, de Alfa en de Omega!"
[15] Toen boog de priester nogmaals diep voor zijn boek en legde het, in het fijnste linnen gehuld, weer op zijn vroegere plaats.
[16] Daarop zei DE OVERSTE tegen hem: 'Begrijp je ook wat je zo goed gelezen hebt?'
[17] DE PRIESTER zei: 'Heer als ik dat zou begrijpen, zou ik in Delphi op de drievoet van de Pythia zitten!'
[18] DE OVERSTE zei: 'Kijk, wat jij niet begrijpt, begrijp ik, als soldaat, nu heel goed en ik kan het je uitleggen! Kijk, hier staat de Man die uit de hemelen tot ons mensen is gekomen en nu het licht verspreidt van Melitene tot hier in Serrhe! Luister naar Hem, dan zullen jullie die nu dood zijn, levend worden en in het stralendste licht jullie heil zien! En deze andere mannen, die met Hem meekwamen, zijn degenen wier gezicht straalde als de volle maan. Hun woorden zijn een echte levensmorgenster, en degenen, die deze aannemen, stralen dan in hun hart volleven net als de woorden die in jullie boek der wijsheid met hét beeld van de morgenster zijn aangeduid. Jullie moeten nu begrijpen welke tijd is aangebroken!'
[19] Toen verbaasden de priesters zich over de wijsheid van de overste en vroegen hem heel eerbiedig wie Ik was en waar Ik dan vandaan kwam.
[20] DE OVERSTE zei: 'Ik heb jullie toch al gezegd waar deze Godmens vandaan komt; en als jullie dat weten, weetje zonder meer watje te doen staat. Zorg er nu voor, dat ook jullie door Hem levend gemaakt worden, opdat jullie dan ook licht kunnen geven aan alle mensen die bij jullie zullen komen om bij jullie de ware levenswijsheid van de ziel te halen!'
[21] Toen kwam EEN VAN DE PRIESTERS naar Mij toe en zei: 'Verhevene uit de lichte hoogten van de hemelen, geef ons de ware wijsheid!'
[22] IK zei: 'Daar staan Mijn leerlingen, richt je tot hen, dan zullen zij jullie de weg wijzen waarlangs je tot de juiste ware wijsheid kunt komen als je hem bewandelt en daarnaar handelt, -maar niet hier in deze tempel, maar in het huis van de overste in de stad! Kom daarheen en laatje onderwijzen!'
[23] DE PRIESTER zei: 'O verhevene, dat is voor ons een heel moeilijke zaak, omdat wij volgens onze voorschriften eigenlijk nooit van deze wijsheidshoogte af mogen dalen naar de laagvlakte! Want symbolisch woont de wijsheid steeds alleen maar op de zuivere hoogte en daalt nooit in de vuile laagte af, zoals ook het verstand van ieder mens in zijn hoofd zetelt, in het hoogste deel van zijn lichaam.'
[24] IK zei: 'Als dat waar zou zijn, had Ik de lichte, hoogste wijsheidshoogten van de hemelen ook nooit moeten verlaten! Maar omdat Ik dat Voor jullie mensen heb gedaan, zullen ook jullie deze nietswaardige wijsheidshoogte ooit in jullie leven terwille van een hogere wijsheid kunnen verlaten; want om het hoogste te krijgen, loont het wel de moeite zo'n heuvel te verlaten. Van nu af aan zal iedereen in de diepte van zijn eigen deemoed afmoeten dalen als hij de ware levenswijsheid wil bereiken.'
[25] Toen de ene priester dat van Mij gehoord had, ging hij terug naar zijn twee medepriesters en vertelde hun wat Ik hem gezegd had. Die keken aanvankelijk wel erg bedenkelijk, -maar na rijp beraad gaven zij toch toe, kwamen naar de overste en vroegen hem om toestemming in zijn huis te mogen komen, omdat Ik dat zo wilde .
[26] Toen zei DE OVERSTE: 'Daar ben ik zelfs erg blij om! Kom nu maar meteen mee -want wij gaan direct terug -, en wees vandaag en morgen mijn gast, omdat deze verhevenste Man van alle mannen der gehele aarde ook nog morgen heel genadig bij mij wil blijven!'
[27] De priesters bedankten en gingen meteen met ons op weg; alleen gaven zij hun vrouwen en kinderen eerst nog aanwijzingen over wat zij moesten doen en zeggen als er een wijsheidszoeker mocht komen gedurende de tijd dat zij weg zouden zijn.
«« 137 / 248 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.