De verwijzing van de Heer naar Zijn kruisdood

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)

«« 169 / 248 »»
[1] In huis stond, toen Lazarus weer naar binnen kwam, de ochtendmaaltijd gereed, die wij terstond tot ons namen. Lazarus wilde ons alles vertellen wat zich op de vroege ochtend buiten had voorgedaan.
[2] Maar IK zei: 'Laat dat maar, want Ik weet immers alles al, en Ik heb terwijl jij buiten was ook de leerlingen verteld wat er allemaal is gebeurd, en ook alvast alles wat de meegestuurde Leviet zojuist aan zijn meerderen heeft verteld over Bethaniƫ, -niet wat hij van jou moest vertellen, maar iets heel anders, wat er veel toe bijdraagt dat Ik Mij vandaag in de tempel gemakkelijker kan bewegen! Het kwam dus heel goed uit dat het vanmorgen vroeg gebeurde. Nu maken we ons ook meteen gereed om op te trekken naar Jeruzalem; want vandaag op de derde en laatste dag van het feest, wanneer het altijd het meest schittert en het meeste volk aantrekt, zal Ik nogmaals in de tempeloptreden en het volk onderricht geven.'
[3] Toen zei NATHANAƋL: 'Heer dat zal een enorme opschudding veroorzaken; ik hoop maar dat we er heelhuids vanaf komen!'
[4] IK zei: 'Maak je maar ergens anders zorgen over; jullie zullen er zelfs nog heelhuids vanaf komen wanneer Ik tussen misdadigers aan het kruis zal hangen!'
[5] LAZARUS zei: 'Wat zegt U, o Heer? Wordt U aan het kruis gebonden? Nee, eer dat gebeurt, laat ik door mijn knechten de hele tempel in brand steken en alle verdorven tempeldienaren tot as verbranden!'
[6] IK zei: 'Houd daar over op, broeder! Want als de mens volledig aan God gelijk wil worden, moet zijn wil zo oneindig vrij worden gelaten dat hij zich, als hij kwaad wil, ook aan zijn God en Schepper kan vergrijpen. Want -zoals Ik je al gezegd heb -als de mens niet de mogelijkheid heeft om een volmaakte aartsduivel te worden, dan heeft hij ook niet de mogelijkheid om volledig aan God gelijk te worden.
[7] De mens heeft dus een volkomen vrije wil, die hij door de gegeven wetten in zichzelf herkent. Maar wat zouden de wetten en wat zou de vrije wil van de mens zijn, als hij in zichzelf niet de prikkel zou hebben de wetten te overtreden zoals en wanneer hij maar wil?! Zonder die prikkel zou de mens slechts een dier zijn, dat niet anders kan handelen dan volgens de dwang van de wet die erin is gelegd.
[8] Aan de mens is echter, voor zover het zijn geestelijke deel betreft, geen dwingende wet meegegeven, maar slechts een geestelijke wet die als volgt geformuleerd is 'Je behoort...'. En zo is de mens in zijn willen en verlangen helemaal vrij gelaten, en kan hij zich zelfs aan Mijn lichaam vergrijpen, dat nu drager van de geest is en vergeestelijkt voortaan ook zal blijven bestaan.
[9] Ik heb je dit nu gezegd, opdat je het niet vreemd zult vinden wanneer dat met Mijn lichaam zal gebeuren, -maar de kwade opzet van de mensen die dat zullen doen, zal helemaal tevergeefs zijn; want Ik zal daarna op de derde dag toch net zo volledig weer temidden van jullie zijn, als Ik nu bij jullie ben. Daarna zal het gericht over het kwade tempelgebroed pas beginnen. Omdat jullie allen dit nu weten, kunnen jullie Mij opgewekt volgen naar de tempel!'
[10] Daarna stonden wij allen op en gingen naar de tempel.
«« 169 / 248 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.