De twijfel van de Farizeeën over de Heer als Messias

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)

«« 210 / 248 »»
[1] Daarop zei EEN FARIZEEËR heel verlegen: 'Het is allemaal erg bijzonder, en ik heb nog nooit gehoord dat mensen ooit zoiets deden! Maar wij hebben wel meer magiërs gezien die ook onbegrijpelijke dingen tot stand gebracht hebben, -hetzij met natuurlijke middelen, of ook met behulp van dienstbare geesten, dat kunnen wij niet beoordelen, en dus kan deze man ook geheimen bezitten die hij zich eventueel door zijn grote talent heeft eigen gemaakt, en die hij aan niemand openbaart. Voor men dan zo'n man als god kan aannemen, moet men wel veel en eigenlijk wel helemaal alles onderzoeken, en daaruit pas opmaken wie men nu precies voor zich heeft. Ik bestrijd de mogelijkheid niet dat hij de ware Messias kan zijn, maar om dat zonder een behoorlijk onderzoek aan te nemen, is altijd een bedenkelijke zaak.
[2] Bij ons Joden bestaat er volgens de wet slechts één god waaraan we moeten geloven, en wij mogen geen vreemde goden naast Hem hebben. Als we deze man ook als god aannemen, wat moeten we dan met de oude wet? Dan moeten we in twee goden geloven, ten eerste aan een zichtbare die hier vlakbij ons is, en vervolgens aan de onzichtbare, waarvan tevens gezegd wordt dat geen sterveling Hem kan zien en daarbij in leven kan blijven.
[3] Jullie Romeinen hebben het dan met jullie godenleer veel gemakkelijker. Jullie hebben in totaal verscheidene duizenden goden die jullie vereren, en daarbij komt het er op één echt niet aan, die jullie dan weer ter gedachtenis aan jullie Olympus en jullie Pantheon toevoegen. Maar bij ons joden is dat totaal anders. Wij kunnen ons bij de messias die komen moet alleen maar een machtige profeet voorstellen, van de grootte van Mozes of Elia, die in ieder geval naast de geestelijke kracht van een hogepriester ook die van een koning, zoals David eens was, bezit; maar dat de beloofde Messias de oude Jehova Zelf moet zijn of op z'n minst een echte zoon van Hem, is ondanks alle werkelijk buitengewone tekenen die hij ons nu laat zien, voor ons joden die met de oude wet te maken hebben, moeilijk aanvaardbaar.
[4] Hij zegt weliswaar dat degene die in hem gelooft het eeuwige leven zal hebben; maar dan zou de oude Jehova Zich toch ook eens moeten laten horen, en aangeven dat deze Nazareeër werkelijk Zijn zoon is, en dan moest Hij de oude wet die ons vreselijk drukt, opheffen, dan zullen wij graag in plaats van aan één aan twee goden geloven. Maar zoiets gebeurt niet, ten minste niet zichtbaar en hoorbaar voor ons, en daarom blijft ons voorlopig jammer genoeg niets anders over dan bij de oude wet te blijven.'
[5] DE ROMEIN zei: 'je hebt nu weliswaar heel gepast gesproken, maar wij Romeinen weten maar al te goed hoeveel waarde jullie aan de oude wet hechten. Het gaat jullie er alleen maar om de opbrengst van jullie godsdienst en jullie tempel. Ieder van jullie verkoopt jehova zowel als Mozes en de andere profeten voor een paar pond goud en zilver! Als dat niet zo was, zouden jullie de Samaritanen niet haten en vervolgen omdat zij jullie nieuwe voorschriften niet aannemen en vast bij Mozes en de andere profeten zijn gebleven!
[6] Kijk, wij zijn weliswaar Romeinen, maar wij weten in Rome alles over de toestanden in onze Aziatische landen! En dus weten we ook heel precies dat jullie uiterlijk voor het volk wel priesters zijn, maar innerlijk atheïsten, nog erger dan onze cynici en Epicuristen. jullie geloven aan geen enkele god en staan daarom ook steeds klaar om in het geheim de grootste en gruwelijkste misdaden tegen iedere burgerlijke -en nog meer tegen iedere goddelijke wet te plegen. Als jullie niet voor onze wereldlijke wetten, die altijd onverbiddelijk streng gehandhaafd worden, zouden terugschrikken, zou er allang geen leven meer voor jullie zeker zijn.
[7] Dat jullie nu deze ware godmens niet als Degene die Hij ongetwijfeld is, willen aanvaarden, komt noch door jullie jehova noch door Mozes, maar alleen door de angst dat daardoor jullie aanzien en grote inkomsten zouden kunnen verminderen. jullie zijn in je gewetenloosheid maar al te blij datje elk vonkje van geloof in een God kwijt bent! Nu moeten jullie opeens heel serieus weer aan een God gaan denken, -wat voor jullie gevoelloze geweten wel heel erg lastig zou zijn! En daar denken jullie dus beslist niet aan! Maar één ding kan jullie niet onverschillig laten, en dat is zonder meer, dat er nu zo veel mensen in deze waarachtige godmens geloven, daardoor wijs en verstandig worden en zich dan toch van jullie af zullen keren. En dan zou ik ook tegen jullie willen zeggen: Hinc ergo illae lacrimae? (Vandaar dus die tranen! D.w.z.: Dat is dus de reden) Naar mijn mening heb ik jullie nu alleen maar openlijk de volle waarheid gezegd; maar desondanks kunnen jullie doen wat je wilt!'
[8] Na deze energieke toespraak van de Romein, die Ik hem, goed herkenbaar, in de mond gelegd had, was een van de twee weerbarstigste Farizeeën helemaal verbouwereerd en hij wist van kwaadheid niet wat hij tegen de Romein zou zeggen.
[9] Maar toen zei EEN ANDER, die geloviger was en heimelijk in Mij begon te geloven, tegen de Romein: 'Beste vriend! je hebt ons toch wel een beetje te cru afgeschilderd! Daarmee wil ik niet zeggen dat er misschien bij ons niet zulke mensen zijn zoals je beschreven hebt; maar ik en nog meerderen horen daar echt niet bij. Wij geloven nog vast in de oude Jehova en de profeten! Wij hebben de nieuwe voorschriften niet bedacht en niet gemaakt; wij moeten ze echter wel houden, omdat ze er nu eenmaal zijn Wij zijn echter van mening, dat ze nooit hadden kunnen ontstaan als Jehova daar niet mee had ingestemd; want in de oude tijden mochten de priesters toch niets aan de oude wet veranderen. En als iemand het waagde, dan was er direct al de strafroede en ook de profeet die dat aankondigde. Maar nu is daar reeds lang geen sprake meer van. God moet toch wel helemaal instemmen met de nieuwe voorschriften van de tempel, omdat Hij Zich helemaal niet aan ons kenbaar maakt en ons ook geen aanvaardbare profeet stuurt.
[10] Onze Galileeër hier heeft weliswaar alle kenmerken van een profeet, en wij zouden hem ook als profeet aannemen als hij maar niet als zodanig in Galilea zou zijn opgestaan. Datzelfde was ook met Johannes de doper het geval. Zijn woord klonk helemaal als dat van een echte profeet; maar verder was hij dan ook een oer Galileeër, en daarom konden wij als mensen die in de Schrift geloven, toch niet zonder meer aannemen dat hij een echte profeet was. Overigens is het wel waar dat beiden geen geboren Galileeërs, maar geboren Judeeërs zijn; maar in de Schrift wordt niet de geboorte, maar het opstaan als echte profeet bedoeld. Omdat er dus staat dat uit Galilea geen profeet opstaat, kunnen wij ook niet zo gemakkelijk als u denkt, aannemen dat dit helemaal echte en ware profeten kunnen zijn. En u kunt daarom niet kwaad op ons worden als wij zeggen dat wij eerst nog veel moeten onderzoeken voor wij de Nazareeër als profeet kunnen accepteren. Daarna kunnen we pas zien hoe het er met de Messias uitziet. U heeft toch zelf gezegd dat u, Romeinen, alles eerst goed onderzoekt en daarna pas het goede behoudt! Doen wij dan verkeerd als wij uw wijze raad opvolgen?'
[11] DE ROMEIN zei: 'O, dat zeker niet! Maar hier is niets meer wat nog onderzocht zou moeten worden, hier heerst de volle en onmiskenbare waarheid, die alleen iemand die volslagen blind is niet kan opmerken, omdat die blinde ook de zon om twaalf uur 's middags niet ziet.
[12] Wij Romeinen en Grieken behoren beslist niet tot de erg lichtgelovige mensen en zijn scherpzinnig genoeg om een mens die iets uitzonderlijks laat zien van alle kanten te testen. Ook in de sfeer van de magie zijn wij helemaal doorkneed, en zowel de Egyptische alsook de lndo Perzische geheimen zijn ons beslist niet onbekend; maar dingen zoals deze man doet, met daarbij Zijn woorden en onderricht, heeft geen mens nog ooit gedaan of gesproken. En dat zijn toch voor iedere vrij denkende mens bewijzen genoeg die hem zeggen: 'Kijk, hier is geen mens meer, maar een God, aan wie wij de hoogste eer verschuldigd zijn!' Dan komt het er niet meer op aan dat men dat alleen maar gelooft, maar dat men komt, ziet en de onmiskenbare God aanbidt en liefheeft!
[13] Maar de waarheid herkent alleen hij, in wie de waarheid al thuis is; wie dit licht van de ziel echter niet heeft, kan ook net als jullie dit licht nooit herkennen. Jullie willen de werken en wat deze godmens leert onderzoeken?! Dan vragen wij, Romeinen, jullie, waarmee je dat wilt doen. Wie testen wil moet zich vooraf zelf allerlei kennis en vaardigheden grondig eigen hebben gemaakt. Maar waar moeten jullie je dat ooit eigen gemaakt hebben? In jullie verroeste tempel zeker niet, -en verder zijn jullie ook nergens heen geweest waar jullie iets goeds, nuttigs en degelijks hadden kunnen leren. Jullie oude Schrift begrijpen jullie niet en jullie nieuwe Schrift is geen stuiver waard. En wat kennen jullie nog meer?! Daar jullie dus heel zeker verder niets anders kennen, hoe en waarmee willen jullie dan deze godmens testen? Zeg zelf eens of wij Romeinen jullie niet helemaal door hebben!'
«« 210 / 248 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.