De Heer als Heiland van de grote wereldmens

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)

«« 247 / 248 »»
[1] DE FARIZEEËR zei helemaal verbluft: 'Heer, Heer, almachtige, eeuwige God, volgens uw maar al te duidelijke voorstelling is er voor de verdoemden in de hel maar ontzettend weinig hoop op zaligheid; want die eindeloze tijdruimten zonder tal en zonder maat, zijn immers hetzelfde als de eeuwigheid als zodanig! Ach, dat zijn tijden waaraan tot op heden nog geen mens ook maar in de verste verte heeft gedacht! Wat wordt een mens daar oneindig klein bij! O God, waarom bent U dan zo oneindig groot, wijs en machtig en zijn wij mensen zo ontzettend nietig, dom en zwak?! Heer, heus waar, nu overvalt mij een grote angst voor U, omdat U in Uw geest te eeuwig, te eindeloos groot, te wijs en te almachtig bent! En het is voor mij nu het aller onbegrijpelijkste, hoe U in Uw hele goddelijke volheid in het zeer beperkte lichaam van een mens naar ons op deze nietige aarde hebt kunnen komen!'
[2] IK zei: ' Maak je daar maar niet ongerust over; want Ik doe in eeuwigheid niets zonder een heel wijze reden. Het spreekt echter vanzelf dat een wijs en ervaren dokter als hij bij een zieke komt er vooral naar kijkt en op let waar in het lichaam de voornaamste bron van de ziekte zetelt. Als hij dat goed onderkend heeft, zal hij meteen met zijn middelen proberen de meest zieke zenuw in de mens ook al is die nog zo klein, te genezen en actief te maken. Als de zenuw weer in gezonde staat is, wordt vlug daarna de hele mens gezond.
[3] En kijk, zo weet Ik ook het best waar de zieke zenuw in de grote wereldmens zit, en daarom ben Ik juist naar deze zieke zenuw gekomen om die eerst te genezen, opdat dan de hele grote mens gezond zal worden! - Begrijp je de zaak nu beter?'
[4] DE SCHRIFTGELEERDE zei: 'Ja, ja, grote God en Heer, dat is al prima in orde, maar ondanks dat zink ik voor U steeds meer in een puur allesoverheersend niets weg.'
[5] IK zei: 'Ben Ik dan lichamelijk niet even goed iets miniems vergeleken bij de grootte van de hele schepping die jullie nu getoond is?! En toch overtreft Mijn geest deze eindeloos!'
[6] DE SCHRIFTGELEERDE zei: 'Ja, bij U al heel zeker; maar waar blijft mijn geest daarbij vergeleken?'
[7] IK zei: 'Wel, heeft jouw geest zich niet met de Mijne boven alle bijna eindeloos grote hulsgloben en uiteindelijk zelfs nog eindeloos ver boven de hele Grote mens verheven?! Heb je met Mij niet de bijna eindeloos grote hulsgloben als flauw schemerende puntjes gezien en zelfs ook de hele Grote mens?! En heb je je niet met Mij eindeloos ver buiten de huid van de grote wereldmens in de vrije ruimte naar buiten verheven, zodat zelfs de hele Grote mens in het geestelijke beeld van je gedachte je nauwelijks zo groot voorkwam als een wazige mier?! Als je Mij echter in je geest in de eindeloze scheppingsdiepten kunt volgen, en wel zo, dat deze voor jou uiteindelijk gewoonweg tot niets worden, hoe kun je dan zeggen dat jij en ook een ander mens helemaal niets bent vergeleken met die eindeloos grote schepping?!
[8] Kijk eens uit het open raam, dan zie je juist de Regulus in de Grote Leeuw! Kijk, dat is nu de centrale oerzon in deze hulsglobe! Haar niet te berekenen grote afstand van hieraf heeft haar samengedrukt tot een punt. Hoeveel van zulke Regulussen zou je je nu wel naast elkaar kunnen voorstellen? Ik zeg je: een enorm aantal, -zoals je geest er zich ook naast de Grote wereldmens in de eindeloze ruimte nog een aantal begon voor te stellen! En met zulke zuiver goddelijke mogelijkheden in je geest toegerust, zeg jij, dat een mens nog minder dan niets zou zijn?!Ja,je lichaam als materie is natuurlijk niets; daarom moet ook de grote en onsterfelijke mens niet voor zijn tijdelijke en materiële niets zorgen, maar voor zijn geestelijke alles, dan zal hij in het vervolg nooit kunnen zeggen dat hij minder dan niets is, maar in en met Mij alles in alles!
[9] Kijk, al heeft de jullie onthulde aanblik van de natuurlijke grootte van Mijn schepping je ook in het niets samengedrukt, dan zeg Ik je toch, dat de kleinste in Mijn rijk in alles onvergelijkbaar groter zal zijn dan dat wat je nu zo eindeloos groot voorkomt! - Begrijp je dat?'
[10] Toen haalden allen weer opgelucht adem en zij waren blij, dat Ik hen uit het niets dat hen allen verpletteren wilde, door Mijn laatste uitleg weer wat meer bestaan gegeven had.
«« 247 / 248 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.