Het wezen van de boze geesten

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)

«« 71 / 248 »»
[1] Maar de waard vroeg Mij wat de geesten in de rookwolk die wij zagen, bedoeld hadden toen zij zeiden dat Ik hen niet vóór de tijd moest kwellen.
[2] IK zei: 'Kijk, alle afvallige geesten zien het als een kwelling wanneer zij tot gehoorzaamheid aan God gemaand worden; want alle hoogmoed kent geen gehoorzaamheid omdat hij alleen maar wil heersen en gebieden. Maar zij dachten dat zij nog te kort in de geestenwereld waren om nu al gehoorzaam te moeten zijn aan Mijn goddelijke wil. Kijk, zij zouden nu het liefst willen dat zij, zeg maar een complete eeuwigheid van hun slechte en wraakzuchtige vreugden konden genieten, en iedere geest die hen tot orde en gehoorzaamheid maant of vaak zelfs met geweld dwingt, zien zij als hun vijand en hun kweller!
[3] Daarom bedreigde Ik hen ook meteen, en zij moesten gehoorzamen en gehoorzaamden ook, hoewel met de grootste tegenzin. Maar, dat geeft niets voor dergelijke geesten die gericht en daarom in de dood zijn, omdat hun eigenzinnige vrijheid geen vrijheid, maar een gevangenis en een heel erg gericht is, waaruit zij stukje bij beetje alleen maar heel geleidelijk bevrijd kunnen worden als een machtiger wil dan de hunne hen grijpt en tot een goede daad dwingt.
[4] Zij lijken op die dromers die zich met allerlei zoete dromen als vorsten en koningen in slaap wiegen, in hun droom allerlei domme onzin uitkramen en zich vaak heel druk maken. Nu weet iedereen echter dat zulke dromen niet zo erg bevorderlijk zijn voor de natuurlijke gezondheid van de mens en dat het goed is zulke mensen die 's morgens zo zoet dromen, te wekken. Wat wordt zo'n slaper echter geërgerd en kwaad als hij door iemand die wakker is, gewekt wordt! Maar als hij daarna helemaal wakker wordt, is hij toch erg blij dat hij uit zijn verdovende slaap gewekt is. Hij is bij het wakker worden weliswaar al zijn mooie vorstendommen kwijt en van koning weer gezonken tot heel gewoon mens; maar als zodanig is hij ook juist tot het duidelijke besef gekomen dat zijn koningschap niets dan een ijdele ziekelijke koortsdroom was.
[5] En kijk, zo gaat het ook met dergelijke geesten, alleen met dit verschil dat zij vaak ontzettend lang in zulke dromen vertoeven en zichzelf dan nog uiterst moeilijk laten wekken!
[6] In een dergelijke droom bevinden zich ook alle wereldse gelukzoekers die op alle terreinen van de menselijke bestaanssfeer op deze aarde rijkelijk vertegenwoordigd zijn. Zij voelen er zich heel gelukkig bij en wee degene die het waagt hen voor de ernst van dit leven door woorden en daden te wekken! Maar als men toch zo nu en dan één van die velen weet te wekken, zal dit de gewekte daarna beslist veel plezier doen omdat hij pas in de geestelijk ontwaakte toestand steeds meer begint te onderkennen en in te zien, in welk gevaar hij zich in zijn blinde zinnenslaap bevond.
[7] Daarom is het dan ook wenselijk dat jullie proberen of zo iemand wiens zinnen bedwelmd zijn nog nuchter en wakker te maken is! Als het kan, wek hem dan, en dat zal jullie van groot nut zijn omdat hij dan weer gemakkelijker dan Ik met succes op zijn gelijkgezinden in kan werken; laat hij zich echter niet wekken, laat de luie en trage ezel dan slapen! Dan moeten er al andere wekmiddelen komen om zulke slapers te wekken. Dergelijke middelen bestaan echter uit allerlei ziekten, oorlog, hongersnood en epidemieën. -Hebben jullie dat begrepen?'
[8] DE WAARD zei: 'O ja, Heer en Meester, zo is het precies, en zo moet het ook zijn! Maar ietwat treurig blijft de geschiedenis met zulke slapers altijd, omdat als God eenmaal die grote bezoekingen over de mensen laat komen, heel vaak de onschuldige met de vele schuldigen moet lijden.'
[9] IK zei: 'Hij lijdt echter ook als wakende onder de vele slapers, en derhalve verliest hij weinig of niets. Of is het soms prettig om zich in een vertrek als enige wakende tussen louter slapenden te bevinden en stil te zijn?!'
[10] DE WAARD zei: 'Ja, ja, dat is wel waar, -het zou werkelijk pijnlijk zijn voor een wijs mens om zich onder louter dwazen en stommen en blinden te bevinden, waarmee hij nooit ook maar een enkel verstandig woord zou kunnen wisselen! En dan is lijden dat tot verbetering leidt, op zichzelf beter dan lijden dat kennelijk niet tot verbetering leidt. Ach, Heer, het dringt totaal niet tot mij door hoe onuitsprekelijk gelukkig ik nu ben in Uw volmaakte, goddelijke tegenwoordigheid! Ik kan U niet alleen zonder mij, uit mijn huis weg laten gaan; want zonder U zou me nu al alles heel wereldvreemd en buitengewoon akelig voorkomen. Maar nu zou ik dan toch willen weten hoe diep volgens aardse maatstaven dit gat was.'
[11] IK zei: 'Het was erg diep; de diepte was ongeveer duizend el.'
«« 71 / 248 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.