De Heer geneest zieken in een vissersdorpje

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)

«« 97 / 248 »»
[1] Toen stonden wij op van tafel omdat het al bijna het vierde uur in de middag was, en Ik gaf Andréas en Nathanaël opdracht deze priesters het nodige onderricht te geven en met de andere leerlingen en huisgenoten ging Ik naar buiten.
[2] Ook DE ZEUSPRIESTER volgde ons, want hij zei tegen de andere vier: 'Letten jullie goed op wat de beide mannen jullie zullen zeggen; ik zal echter de meester achternagaan om te zien en te horen wat hij allemaal zal doen en zeggen. ,
[3] En dus kwam hij ons achterna toen wij langs de Eufraat liepen, waar aan de rechter oever -waaraan het dorp lag - ook een aantal zeldzame, heilzame kruiden groeiden. Wij kwamen na een uur lopen stroomafwaarts bij een klein vissersdorpje waar de inwoners merendeels van de visvangst leefden; want de bodem was steenachtig en zanderig zo hier en daar slechts spaarzaam met gras en andere kruiden begroeid, waarop nauwelijks een paar geiten voldoende voedsel vonden en daarom niet geschikt voor akkerbouw.
[4] Toen wij daar aankwamen, kwam ons meteen een aantal mensen tegemoet die Jored de tollenaar, die zij zeer goed kenden, verwelkomden, maar ook om begrip en geduld vroegen, omdat zij hem nog een deel van de vispacht schuldig waren.
[5] DE TOLLENAAR schold hen die echter volledig kwijt en zei bovendien: 'Niet alleen de pacht die jullie mij schuldig zijn scheld ik kwijt, maar ik onthef jullie ook voorgoed van iedere verdere heffing; alleen de keizerlijke belasting moeten jullie van nu af aan als volledig vrije eigenaars van dit dorpje en jullie visvangst, zelf voldoen, en die zullen jullie door de verkoop van de vis wel gezamenlijk kunnen opbrengen. -Zijn jullie daarmee tevreden?'
[6] Uit grote dankbaarheid vielen toen de mannen en de vrouwen op hun aangezicht en prezen met luide stem de grote goedheid van Jored. Maar Jored beval hen op te staan en niet zo overdreven te doen over zo'n geringe weldaad.
[7] Nadat zij opgestaan waren, stelde hij hen voor aan zijn uit de dood opgewekte zoon en vertelde hun hoe dat gegaan was. T oen drongen deze mensen naar Mij toe tot aan de plaats waar Ik met de dokter vlak bij het water stond, en begonnen Mij te loven en uitbundig te prijzen omdat Ik Joreds zoon uit de dood had opgewekt waardoor Jored hun nu zeker die grote weldaad bewezen had, wat hij anders, hoewel hij altijd heel goed en billijk was, toch zeker niet gedaan zou hebben.
[8] Zij vroegen Mij op hun natuurlijke, eenvoudige wijze, wie Ik dan wel was dat Ik zoiets ongehoords kon doen.
[9] Maar IK stelde hen op hun gemak en zei tegen hen: 'Wie en wat Ik ben, zullen jullie nog vroeg genoeg ervaren. Voorlopig kan Ik jullie echter wel zoveel vertellen, dat Ik een enig ware wereldheiland voor alle mensen ben, en niet alleen de macht heb ieder mens enkel door Mijn wil en door Mijn woord lichamelijk gezond te maken, maar dat Ik ook de zielen van de mensen van hun lange dwaling kan verlossen en hun het eeuwige leven kan geven. Hebben jullie zieken in jullie dorpje, breng ze dan hierheen, dan zal Ik hen allen gezond maken! ,
[10] Toen bedankten DE ARME MENSEN al bij voorbaat en zeiden: 'O, beste wereldheiland, we hebben zieken genoeg, en zelfs wij zijn niet zo gezond als wij er ogenschijnlijk nog uitzien; onze zieken hebben echter voor het merendeel zulke gebreken dat er bij hen niet veel meer te genezen valt!'
[11] IK zei: 'Haal ze maar allemaal hierheen, dan zullen jullie de kracht en de heerlijkheid van God, die Hij de mens gegeven heeft, voor de eerste maal in jullie leven leren kennen!'
[12] Daarop gingen de mensen vlug naar hun schamele woningen en brachten ongeveer twintig zieken; daaronder bevonden zich lammen, kreupelen, jichtlijders, blinden, doven, melaatsen en zelfs een man die geen armen had. Deze man was verder weliswaar gezond en sterk, maar omdat hij reeds als kind door de onachtzaamheid van zijn verzorgster beide armen verloren had, kon hij geen behoorlijk werk doen behalve wat hij heel gebrekkig met zijn voeten kon doen.
[13] Toen alle zieken op een spaarzaam begroeid grasveldje lagen, ging IK naar hen toe en zei: ' Zouden jullie allemaal van jullie kwalen genezen willen worden, en geloven jullie dat Ik jullie genezen kan?'
[14] Toen zei EEN AAN JICHT LIJDENDE GRIJSAARD: 'Goede, beste wereldheiland, als het u mogelijk was de zoon van Jored uit de dood op te wekken, geloven wij ook dat u ons gezond kunt maken! Dat wij die zo zeer lijden, allen echter weer actief en gezond willen worden, spreekt natuurlijk vanzelf. Als u, o goede, beste wereldheiland, ons gezond wilt maken, bewijs ons daarmee dan uw liefde en genade! Daarvoor kunnen wij u weliswaar niets geven; want u ziet immers onze grote armoede. We hebben weliswaar al alle goden aangeroepen, maar zij wilden ons niet verhoren omdat we daarvoor zeker geen groot genoeg offer konden brengen. Als u ons echter geneest, bent u meer en beter dan alle goden van de hemel!'
[15] Daarop keek DE AANWEZIGE ZEUSPRIESTER erg verbaasd en zei tegen de dokter: ' Als hij dat kan, is hij geen mens meer, maar werkelijk een god! Het meest nieuwsgierig ben ik echter naar de man zonder armen! Kan hij ook hem zijn beide verloren armen teruggeven, dan is hij vast en zeker een god, en dan moeten we hem aanbidden! ,
[16] Op dat moment hief IK Mijn ogen ten hemel en zei luid: 'Vader, Ik dank U dat U Mij opnieuw verhoord heeft! Ik weet wel dat U Mij altijd verhoort, maar Ik zeg en doe dit opdat ook deze heidenen U erkennen, in U en in Mij zullen geloven, en vervolgens alleen Uw heilige naam zullen prijzen!'
[17] Daarop richtte Ik Mij tot de zieken en zei: 'Sta op en loop!'
[18] Toen stonden allen op, want zij werden allen op één en hetzelfde ogenblik volledig gezond.
[19] Alleen DE MAN ZONDER ARMEN had zijn armen nog niet gekregen, en daarom kwam hij naar Mij toe en zei: 'O goede wereldheiland, omdat het u mogelijk was door uw wonderbaarlijk almachtige wil al deze zieken te genezen, zal het u zeker ook wel mogelijk zijn mij mijn beide werkhanden te geven, zodat ik daarmee dan door allerlei werk mijn brood kan verdienen! O, laat mij niet onverrichter zake van deze plaats weggaan, opdat ook ik met mijn gehele hart volledig in kan stemmen met het dankgejubel van de andere genezen mensen!'
[20] IK zei: 'Waarom twijfelde je op het moment dat Ik de anderen genas? Kijk, zij allen geloofden en werden genezen; als je niet getwijfeld had, zou je nu ook reeds in het bezit van je handen zijn!'
[21] DE MAN ZONDER ARMEN zei: 'O goede wereldheiland, neem dat mij toch niet kwalijk, want ik geloof nu toch helemaal dat u ook mij kunt helpen!'
[22] DE ZEUSPRIESTER zei toen heimelijk achter Mijn rug tegen de dokter: 'Ik heb meteen wel gedacht dat er met die man zonder armen moeilijkheden over zijn genezing zouden ontstaan! Want het is iets heel anders om mensen die alle ledematen nog hebben, ook al zijn die nog zo vergroeid, door magische woorden en wilskracht te genezen, dan een mens totaal ontbrekende ledematen als nieuw geschapen terug te geven!'
[23] DE DOKTER zei: 'Dat denk ik niet, want wie drie kolossale stenen beelden in een enkel ogenblik gewoonweg in niets kan veranderen en de zee tot op grote diepte met vaste grond kan opvullen, kan ook zo'n man zijn armen teruggeven, als hij dat wil!'
[24] Na deze woorden van de dokter zei de Zeuspriester niets meer; maar JORED kwam naar Mij toe en zei: 'Heer, als U dat wilt, geef dan ook deze man zijn handen, ik zal hem dan in dienst nemen en hij zal goed bij mij verzorgd zijn! ,
[25] IK zei tegen Jored: 'Wees maar gerust, Ik zal hem zijn handen geven; maar nu moet Ik vanwege de Zeuspriester nog wat treuzelen want hij heeft gedacht dat Mij dat niet zal lukken, en Ik zal daarom eerst met hem nog een paar woorden wisselen.'
[26] Daarop draaide IK Mij om en zei tegen de priester: 'Luister, dom persoon, hoe kun jij over de goddelijke wijsheid, kracht en macht oordelen?! Wie heeft dan, zonder verwekking en moederlichaam, de eerste mens op de wereld geplaatst en hem die er eerder niet was, al zijn ledematen zo volmaakt mogelijk gegeven? Kijk dat was Hij die nu in Mij werkt, waarvan je je hebt kunnen overtuigen bij de vele tekenen die Ik hier al tot stand gebracht heb! Zie je dan niet in dat een puur mens uit zichzelf niet kan doen wat Ik hier nu tot stand breng, maar dat dat alleen maar gedaan kan worden door de geest van God die in Mij is en één is met Mijn wil?! Priester zijn, en dan niet op het eerste gezicht zien hoe zulke daden die Ik nu doe, mogelijk zijn, is werkelijk voor een Zeuspriester die toch alle mogelijke scholen doorlopen heeft en Plato, Socrates e.a. bestudeerd heeft, niet erg prijzenswaardig! Zeg mij eens, of je in alle ernst meent dat Ik niet in staat ben om de man zonder armen zijn armen terug te geven!'
[27] DE PRIESTER zei: 'Dat, werkelijk almachtige vriend, heb ik toch eigenlijk niet bedoeld, hoewel het mij toescheen dat u bij gebrekkige mensen alleen die lichaamsdelen weer gezond kon maken die er nog zijn, maar niet die delen die door een boos toeval verloren zijn gegaan! Want ik dacht bij mijzelf dat U, als volmaakt ingewijde in alle onzichtbare natuurkrachten, wel gemakkelijk zou kunnen werken met de ruwe, dode materie, die verwante stoffen in lucht en water heeft die u blijkbaar moeten gehoorzamen; maar ik dacht dat reeds lang verloren gegane armen van een mens iets heel anders zijn, omdat hun grondstoffen toch zeker al heel ver verwijderd zijn van de eerste elementaire oerstoffen, en uit lucht en water niet zo gemakkelijk samen te stellen zouden zijn. Maar zo zal het wel niet zijn, en u zal zowel het een als het ander mogelijk zijn! Ik heb daarnet wel tegen de dokter wat sceptisch mijn mening geuit, maar hij heeft mij met weinig woorden volledig overtuigd van het tegendeel van mijn mening, en daarom geloof ik nu dat u de man zonder armen zijn armen zou kunnen geven, ook al zou u dat om de een of andere reden niet doen.'
[28] IK zei: 'Ah, dat is nu heel andere taal, en Ik heb helemaal geen reden om deze man zijn armen niet terug te geven; daarom wil Ik dat hij ze op dit ogenblik heeft! ,
[29] Nauwelijks had Ik dat gezegd, of de man zonder armen had zijn beide krachtige armen al en kon die ook al meteen gebruiken alsof hij ze altijd gehad had.
[30] Dat veroorzaakte bij alle aanwezigen zo'n enorme sensatie, dat ALLEN begonnen te roepen: 'Dat is geen mens, maar dat is een ware god! Voor hem willen we tempels bouwen en hem alleen de zuiverste, beste en waardevolste offers brengen!'
[31] Maar Ik bracht ze tot rust en gaf hen uitleg, zoals daags tevoren aan j ored, over de levenskracht van de mens samen met de kracht van de geest door het geloof en vervolgens door de hoogste liefde tot God, Die eeuwig was, is en zijn zal. De eenvoudige mensen geloofden en begrepen dat heel gemakkelijk en snel.
«« 97 / 248 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.