De leiding van de mensheid. Kennis, verstand en vrije wil

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)

«« 121 / 229 »»
[1] Ik zei: 'Als je geheugen beter was dan het is, zou je je nog heel goed herinneren dat dit punt al vaker ter sprake is gekomen en door Mij ook altijd zo is uitgelegd, dat het gemakkelijk te begrijpen was. Maar je geheugen is al wat minder geworden dan het eens was, en daardoor is je ontschoten wat Ik al vaker over zulke kwesties heb gezegd. Maar dat geeft niet; we hebben nog tijd, en daarom kan Ik jullie daar allemaal nog een keer iets over zeggen. Luister dus!
[2] Wie nog nooit een zon, een maan, een bewoonbare aarde, planten, dieren en mensen geschapen heeft, weet ook beslist niet hoe al deze schepselen geleid, in stand gehouden en naar hun uiteindelijke bestemming gebracht moeten worden. Maar Ik weet dat allemaal en heb een eeuwige orde vastgesteld, zonder welke niemand ooit iets kan bereiken.
[3] De mens, als Mijn volledige evenbeeld, moet ook een volmaakt vrije wil hebben, waarmee hij zichzelf wat zijn geestelijke deel betreft moet omvormen, consolideren en vrij moet maken van Mijn almacht, om eens als een sterk, vrij, zelfstandig en eigenmachtig wezen zalig naast Mij te staan, te leven en te handelen.
[4] Kijk, alle schepselen zijn onderworpen aan wetten, die door Mij zijn ingesteld en ook de mens, in zoverre het zijn lichaam betreft, - alleen de ziel en de geest van de mens zijn dat niet, dat wil zeggen, wat betreft zijn wil en het vrijelijk leren kennen en inzien van alles! De vorm en de structuur van de ziel in al haar delen is natuurlijk ook onderworpen aan wetten die door Mij zijn ingesteld, maar alleen zo, dat zij juist door de vrije wil in de mens ofwel zeer edel en solide, ofwel zeer onedel en zwak kan worden.
[5] Maar de mens zou weinig of niets hebben aan de vrije wil,als hij niet de mogelijkheid zou hebben alles vrijelijk te leren kennen en inzien, en een daaruit afgeleid verstand, dat de wil laat zien wat goed en waar, en wat verkeerd en slecht is.
[6] Pas als de mens kennis heeft opgedaan en zijn verstand scherp en wakker heeft gemaakt, komt de openbaring van de goddelijke wil erbij, die de mens de ware weg wijst naar het eeuwige leven en naar God. De mens kan die openbaring dan aannemen of niet, omdat hij ook tegenover God een volkomen vrije wil moet hebben, want anders zou hij geen mens zijn maar een dier, dat geen eigen vrije wil, maar slechts een instinct heeft dat hij niet kan weerstaan.
[7] In het begin werd er slechts één mensenpaar op aarde geplaatst, en de man heette 'Adam' en de vrouw 'Eva'. Dit eerste mensenpaar werd door God met alle bekwaamheden toegerust. Het had een diep inzicht, een helder verstand en een zeer machtige vrije wil, waarvoor alle andere schepselen moesten buigen.
[8] Bij deze bekwaamheden kreeg het ook een duidelijke en goed begrijpelijke openbaring uit Gods mond, die hun vrij en openlijk liet zien wat ze moesten doen om het doel dat hun door God gesteld werd, langs de kortste en gemakkelijkst begaanbare weg te bereiken. Maar daarnaast liet God ook weten dat ze helemaal vrij waren en ook konden handelen in strijd met de wil die God hun had verkondigd, door zich te laten leiden door het vlees en wereldse materie; maar dan zouden ze daardoor zelfeen gericht en daarmee ook hun dood veroorzaken.
[9] Wel, dat ging een tijdlang heel goed; maar al gauw zegevierde de zinnelijke begeerte, door Mozes symbolisch als een slang voorgesteld, over het besef van het goede en het ware uit de goddelijke openbaring, en ze overtraden het gebod, om te zien waar dat toe zou leiden.
[10] En kijk, wat het eerste mensenpaar deed, dat doen nu bijna alle mensen!
[11] God heeft het nooit laten ontbreken aan grote en kleine openbaringen, maar heeft toch nooit een mens gedwongen zich daaraan te houden. Gezegend is echter degene, die zich eraan houdt en zijn leven daarnaar richt!
[12] Het eerste mensenpaar heeft beslist de zuiverste en beste opvoeding van God gekregen en kon die ook onvervalst op al zijn nakomelingen overdragen; maar kijk eens naar de mensen tweeduizend jaar later, ten tijde van Noach, dan zie je dat ze in kwaadaardige duivels veranderd zijn!
[13] Heeft het de eerste mensen van de aarde soms ooit aan de beste opvoeding ontbroken? O nee! Hebben zij die soms ook niet aan hun kinderen gegeven? Ja zeker, en altijd in de meest zuivere zin! Maar de mensen voelden ook de aandrang in zich om tegen de geboden van God in te gaan, omdat dat hun lichaam behaagde, en daardoor raakte hun leven totaal in verval en algehele godvergetenheid. En als God mannen naar hen toezond en hen vaderlijk vermaande, om zich weer tot Hem te keren, dan werden deze mannen direct in de ban gedaan en verdreven en een aantal werd zelfs op gruwelijke wijze gedood.
[14] Tenslotte begonnen de mensen die God de rug hadden toegekeerd zelfs de aarde te verwoesten en toen was hun maat vol. Zelf openden zij de sluizen van de onderaardse grote wateren, die toen de kwaadwilligen overspoelden, waardoor zij allen verdronken.
[15] Dat was echter geen gericht dat direct uit Gods wil voortkwam, maar een gericht dat werd toegelaten, dat ten gevolge van de inwendige structuur van de aarde zo moest plaatsvinden; want als je van een hoge rotswand naar beneden springt, te pletter valt en dood bent, is dat ook een gericht dat je overkomt, maar niet door de wil van God, maar omdat de aarde zodanig is ingericht dat alles wat zwaar is wel omlaag móet vallen wat de mens uit zijn verstand heel goed kan weten.
[16] Derhalve is er op aarde geen mens zo hulpeloos, dat hij zichzelf niet zou kunnen helpen als hij dat echt wil; maar als hij dat meteen vanaf zijn kinderjaren al niet wil, heeft hij het aan zichzelf te wijten als hij in de ellende komt. En wat Ik nu zeg van één mens, geldt ook voor een heel volk.
[17] Er is geen volk op de hele aarde dat zichzelf niet heel goed zou kunnen helpen, als het maar wilde. Maar waar is de wil? Ja, voor het kwade en slechte heeft een volk meer dan genoeg wil; maar voor het puur geestelijk goede en ware ontbreekt het aan goede wil, omdat dat niet tegemoet komt aan de zinnelijkheid van het vlees, en de ziel van iemand die die goede wil niet heeft, gaat net als de ziel van een heel volk in het gericht en in de dood van de materie over, en kan en wil dan niets meer horen, in zich opnemen en begrijpen van datgene wat van de geest is, van zijn licht en zijn leven. En als men zulke in hun vlees gevangen zielen uit hun slaap wil wakker schudden, worden zij dol en grimmig wild, vallen over degenen die hen willen wekken heen als wolven over lammeren, en wurgen en verscheuren ze meedogenloos zonder enige erbarming.
[18] Is het dan soms de schuld van God als zulke mensen om de hierboven genoemde redenen in de grootste en meest goddeloze zieleblindheid terechtkomen en daar dan duizenden jaren in blijven? Als God een vermanend gericht over zulke mensen toelaat, is dat beslist vaderlijk goed en wijs; want alleen grote lichamelijke nood is in staat de ziel af te wenden van de materie en naar het geestelijke toe te keren. -Begrijp je dat?'
[19] Agricola zei: 'Ja Heer, dat is me nu helemaal duidelijk geworden; ik vraag U om vergeving dat ik U zo ter verantwoording heb durven roepen, want ik was nog erg blind.'
[20] Ik zei: 'Ik houd van mensen met jouw karakter; zij maken ernst met de waarheid! - Maar nu kijken we weer naar de vuurgloed!'
[21] Toen viel er weer een stilte; de drie magiërs gingen wat terzijde en spraken over Mij .
«« 121 / 229 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.