De magiërs herkennen de Heer.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)

«« 122 / 229 »»
[1] De hoofdmagiër zei tegen de anderen: 'Laten we ons stilhouden, want het komt me voor dat we in die wijze man de geest van God hebben gevonden; want zoals hij heeft er nog nooit een mens gesproken.'
[2] En zo spraken zij nog een poosje onder elkaar over Mij. Maar wij rustten en keken naar het voortdurend wisselende lichtspel.
[3] Toen Ik daarna weer over een aantal dingen begon te spreken, kwamen de magiërs terug en luisterden naar Mijn woorden over de inrichting van de aarde en over allerlei verschijnselen op en in de aarde.
[4] Nadat Ik die uitleg, die Ik al vaker gegeven had, beëindigd had, zei de magiër tegen zijn metgezellen: 'Dat kan alleen Hij zo precies weten, die de aarde geschapen heeft en haar derhalve zowel van binnen als van buiten kent!'
[5] De magiër zou zich nu graag met een aantal vragen tot Mij gewend hebben; maar hij durfde dat niet. Maar Ik riep hem bij Mij en stond hem toe Mij te vragen wat hij wilde, dan zou Ik hem antwoord geven.
[6] Hij kwam heel eerbiedig naar Mij toe en zei (de magiër): 'Heer, Heer, wat moet en wat kan ik U nu nog vragen?! Al mijn eerdere vragen hadden alleen tot doel de enige, ware God te vinden, te herkennen en Hem dan in mijn hart te aanbidden. En ik geloof nu in U degene te hebben gevonden die ik lang vergeefs heb gezocht; derhalve heb ik niets meer te vragen, behalve of U ook aan ons vreemdelingen Uw wil wilt openbaren. Die zo streng mogelijk te volgen zal onze heiligste levenstaak zijn.
[7] Wat moeten we doen om ons Uw ontferming en Uw genade waardig te maken en daardoor het eeuwige leven van onze zielen deelachtig te worden na de lichamelijke dood? O Heer, dat is het enige wat wij U vragen!'
[8] Ik zei: 'Zijn jullie er dan wel zo zeker van dat in Mij Degene is, die jullie al zo lang zochten en toch niet konden vinden?'
[9] De magiër zei: 'Mijn gevoel heeft mij dat al eerder gezegd, toen U in Uw heilige gesprek met de man naast U, Zelf openlijk zei wie U bent. En daarom heerst er in mij helemaal geen twijfel meer, dat U ook Degene bent, die wij nu in ons hart aanbidden.
[10] Niet voor niets heeft Uw jonge dienaar ons er al eerder op gewezen dat wij de grote, lichtende waarheid dicht genaderd zijn! Uzelf bent de grote en helderste waarheid en de Middelaar Zelf tussen Uw geest en de mensen. Wie U heeft, heeft alles: licht, leven, wijsheid en kracht!
[11] Men kan U echter alleen maar bezitten, door Uw wil te kennen en ernaar te handelen. Want nooit kan een geschapen, eindig mens Uw wezen hebben, omdat U in Uzelf van eeuwigheid tot eeuwigheid God bent; maar Uw heilige, hem geopenbaarde wil kan een mens bezitten en er met al zijn krachten naar handelen. Als de mens dat doet, heeft hij Uzelf in zich, dan herkent hij U, heeft U lief en aanbidt U .
[12] Daarom vraag ik U nog een keer dringend, om ons Uw heilige wil te openbaren, zodat wij dan echt in onszelf kunnen zeggen: O Heer en Vader van eeuwigheid, Uw heilige wil geschiede ook in ons, door ons en voor ons, opdat Uw heilige oog een welgevallen moge hebben aan ons, Uw schepselen en kinderen van Uw liefde!'
[13] Ik zei: 'Ja,ja, M'n beste vriend, je hebt heel waarachtig en juist gedacht en ook even juist gesproken; maar je ziet Mij, een aards mens zoals jij, aan voor de enig ware God! Besef je dan niet dat ook Ik geboren werd en een mens ben zoals jij, met vlees en bloed en een ziel. Heeft God dan ooit een begin gehad, en kon Hij ooit als mens geboren worden?'
[14] De magiër zei: 'De eeuwige God woont met de volheid van Zijn geestelijke macht zichtbaar in U en heeft natuurlijk nooit of te nimmer een begin gehad en kon nooit als mens uit een vrouw ter wereld komen; maar deze God heeft U toch een lichaam gegeven, als een ware Middelaar in deze wereld gezonden en U geheel vervuld met Zijn geest.
[15] Wie derhalve U ziet en herkent, ziet ook Hem die in U is; en wie Uw wil doet zal Hem ook weldra in zichzelf herkennen. U bent werkelijk helemaal Degene die wij drieën zo lang tevergeefs gezocht hebben, en bij deze mening blijven wij.
[16] Bovendien heeft U daarnet gesproken met Uw vriend, die een Romein schijnt te zijn -wij hebben zulke mannen, die Romeinen genoemd werden ook in andere plaatsen gezien -, U sprak zoals alleen een God spreken kan, en dat bevestigt nog meer de waarheid van onze mening en de juistheid daarvan is nu boven alle twijfel verheven. U zult Uw wijze reden er wel voor hebben om U niet volledig aan ons bekend te maken. Maar dat vragen wij ook niet, omdat wij ons daarvoor nog lang niet waardig genoeg achten, en wij verlangen van U, o Heer, ook geen teken, waardoor wij eventueel nog duidelijker zouden beseffen dat U degene bent, die wij zo lang gezocht en nu geheel en al gevonden hebben.
[17] Wat Uw jonge dienaar in ons bijzijn heeft gesproken en gedaan, is teken genoeg; maar het grootste en voor ons meest geldige teken zijn de meer dan heilige woorden die wij uit Uw mond vernomen hebben. Want die zeiden ons helder en duidelijk: Zo kan geen mens, maar alleen een God uit Zichzelf spreken!
[18] Omdat wij dat nu heel duidelijk inzien, vragen wij U ondanks onze grote onwaardigheid, aan ons te willen openbaren wat wij moeten doen, om het eeuwige leven van onze ziel en Uw genade deelachtig te worden.'
[19] Ik zei: 'Nu dan, omdat jullie zo vast geloven dat Ik de Heer ben, doe dan wat Mijn dienaar voorheen gezegd heeft, dan zullen jullie leven en zalig worden! Heb God boven alles lief en je naasten als jezelf, en leer datzelfde aan je kinderen en familie; acht jezelf als mens vanwege jullie grote aardse schatten niet hoger danje naasten; doe voor hen dat, waarvan je redelijkerwijs kunt aannemen dat zij dat ook voor jullie zullen doen, dan zul je leven en Gods genade zal altijd bij jullie blijven!
[20] Jullie kennen de wet van Mozes al, houdje daar in alle opzichten aan; want in die wet is aan de mens de beste en zuiverste levensorde kenbaar gemaakt. Als hij die opvolgt, heeft hij ook God boven alles lief en zijn naasten als zichzelf In deze wet is alle levenswijsheid gegeven, waarvan andere en oudere wijzen de mensen slechts gedeeltelijk iets te proeven hebben gegeven.
[21] Omdat het woord voor jullie als het grootste teken van Mijn goddelijke zending geldt, moeten jullie ook bij het woord blijven en ernaar handelen, dan zullen jullie leven! Ik bedoel geen tijdelijk, maar een eeuwig leven van jullie zielen. - Begrijpen jullie dat?'
«« 122 / 229 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.