Het overtuigende wonder van Raphaël

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)

«« 149 / 229 »»
[1] Rafaël zei: 'Je hebt heel goed en juist gesproken en ik kan niets tegen je woorden inbrengen; maar, wij volmaakte mensen, bezitten de voor jullie fatale gave, ook jullie meest innerlijke gedachten te zien, en die stemden niet overeen met je woorden!'
[2] De Farizeeër zei: 'Hoe is dat mogelijk? Hoe kan men nu anders spreken dan dat men denkt? Het woord zelf is toch niets anders dan een in zekere zin belichaamde gedachte!'
[3] Rafaël zei: 'Ja, ja, zo zou het moeten zijn; maar bij jullie is dat nog nooit zo geweest en ook ditmaal was het niet zo! Als jouw woord de hardop uitgesproken vertolking is van je innerlijke gedachten, dan is het waarheid; maar als je met de mond iets belijdt, maar in je hart volkomen het tegendeel denkt, dan is je woord geen waarheid meer, maar een leugen, die je wel aan mensen van jouw soort als een waarheid kunt opdringen, maar niet aan mensen zoals wij, - want wij hebben het vermogen om ook de gedachten van de mensen te zien en te horen, en dan helpt een leugen niet!
[4] Je hebt wel op dat punt iets waars gezegd, dat jullie, als er in de Hoge Raad over het vervolgen van de grote profeet gesproken wordt, niet meer deel zullen nemen aan het beraad, en ook, dat jullie al het aangerichte kwaad nooit meer kunnen goedmaken, maar toch hetgeen nog wel goed te maken is, ook willen goedmaken; maar dat willen jullie allemaal alleen maar doen, omdat je ons, en ook de profeet, aanziet voor aartstovenaars en niet voor echte boden van God. Voor ons als aartstovenaars zijn jullie heel erg bang en daarom willen jullie je niet tegen ons keren. Ik zeg jullie echter dat we geen tovenaars zijn, maar werkelijke boden van God; de grote profeet uit Galilea is echter eigenlijk geen profeet, maar Hij is wat de profeten over Hem hebben geprofeteerd!
[5] Als jullie in Hem zouden geloven, dan konden jullie ook vergeving van jullie zonden ontvangen; maar wanneer jullie niet in Hem geloven en Zijn leer niet aannemen en daar ook niet naar handelen, dan blijft jullie zonde -in jullie en daarmee ook de eeuwige dood. Hij alleen is de Heer , zoals alle profeten over Hem gezegd hebben, en daarom kan Hij ook ieder die tot Hem komt de zonden vergeven; maar als een meester tovenaar , waarvoor jullie Hem aanzien, zal Hij jullie vele zonden niet kwijtschelden en vergeven!
[6] Dat wij echter geen tovenaars zijn, zoals jullie geloven, zal ik je meteen laten zien. Kijk eens naar me of ik iets anders aan heb dan alleen maar dit heellicht geplooide gewaad! Nu vraag ik jullie: wat willen jullie dat ik enkel door mijn wil te voorschijn zal roepen? Maar kies iets goeds, waarachtigs en dus verstandigs!'
[7] Toen dachten de Farizeeën erover na, wat zij zouden kunnen kiezen dat voor de vermeende jonge tovenaar niet zo gemakkelijk zou zijn.
[8] Na een poosje zeiden zij (de beide Farizeeën): 'Goed, beste vriend, maak voor ons een volledig volgroeide vijgeboom, die met vruchten beladen is, en doe dat zo, dat hij blijvend is en jarenlang blijft bestaan en vruchten draagt! We willen de vruchten echter ook meteen proeven!'
[9] Rafaël zei: 'Er staat weliswaar geschreven: 'Gij zult Gods almacht niet verzoeken, maar gij zult God dienen!'; maar omdat het er hier alleen om gaat, jullie het verschil te laten zien tussen een tovenaar en een mens die met Gods geest werkt, zal jullie wens ook direct vervuld worden! Waar willen jullie dat de boom zal staan?'
[10] De Farizeeër zei: 'Kijk, daar, waar aan de rand van de heuvel een bruine steen ligt, precies daar kun je hem neerzetten!'
[11] Rafaël zei: 'Goed dan, ik wil dus dat er onmiddellijk een vijgeboom, zoals jullie die verlangd hebben, op de genoemde plaats staat! Het zij zo!'
[12] Op dat ogenblik stond de vijgeboom reeds op de genoemde plaats. Daar schrokken de Farizeeën en Levieten zo van, dat zij van angst en verbazing nauwelijks meer iets durfden te zeggen.
[13] Maar Rafaël zei tegen hen: 'Wel, de door jullie gewenste boom staat op zijn plaats, overvloedig beladen met rijpe vruchten; ga er naar toe en proef de vijgen, en beoordeel of zij waardeloze toverij zijn of volle realiteit!'
[14] Toen zei een Farizeeër: 'O, almachtige bode van Jehova, we zien al dat dit eeuwig geen toverij, maar de macht en de kracht van Gods geest in de mens is! God moge het ons vergeven dat wij tegen Zijn almacht misdaan hebben! Wij durven de vrucht die Gods almacht nu zo wonderbaarlijk geschapen heeft niet te proeven; want dat zou nog meer God verzoeken zijn!'
[15] Rafaël zei: 'O, o, zo vroom zijn jullie nog lang niet! jullie zijn alleen maar bang dat het eten van deze vrucht jullie zou kunnen schaden, en daarom durven jullie hem niet te proeven! Maar de andere mensen zullen er eerst heengaan en de vruchten proeven; dan zullen jullie wel zien of de vruchten schadelijk voor jullie zijn! ,
[16] Daarop gingen Nikodemus, Jozef van Arimatea en nog enkele anderen dadelijk naar de mooie boom, plukten enkele vijgen van de takken, aten ze met groot welbehagen op en prezen de goede smaak. Toen gingen ook de Farizeeën erheen en aten ook van de werkelijk heerlijk uitziende en zeer aanlokkelijke vijgen en hadden geen woorden genoeg om de heerlijke smaak te prijzen.
[17] Toen zij ettelijke vijgen gegeten hadden, gingen zij vol verbazing weer naar de engel, bekeken hem van top tot teen en zeiden na een tijdje (de Farizeeën): 'Jong mens, ben jij werkelijk ook alleen maar een mens zoals wij, of ben je soms een of ander hoger wezen?'
[18] Rafaël zei: 'Ja, ik ben zeer zeker een mens, maar weliswaar niet zoals jullie; want jullie zijn tot nu toe eigenlijk nog geen echte mensen, maar slechts half tot leven gekomen mensenvormen, waar nog veel aan mankeert, voor zij volmaakte mensen worden. Wat willen jullie nog meer dat ik jullie zal laten zien?'
[19] De Farizeeën, bij wie nu toch eindelijk een licht was opgegaan, zeiden: 'O, beste jongeman,je bent beslist net als een Samuel en een David, een door de geest van Jehova vervulde jongeling; dit teken is voldoende voor ons! Wij hebben er berouw van dat we deze ene keer God verzochten en een teken van je verlangden; we geloven nu volkomen dat het geen tovenarij, maar een zuiver godswonder is. Het zou vermetel zijn om, zoals gezegd, nog een extra teken te verlangen; maar je kunt zelf, als jongeman die volledig in de gunst van God staat, naar eigen wil doen wat je wenst.
[20] Het komt ons trouwens voor, dat jij ook de wonderbaarlijke bouwer bent van die grote zuil in het veld, die je hiervandaan nog heel goed kunt zien. Want die is niet op natuurlijke wijze daar terechtgekomen, want je ziet niet het minste spoor van beschadigingen aan de grond en aan het gras, die er door het opstellen van zo'n zware zuil ongetwijfeld zouden zijn; hij moet dus wonderbaarlijk ontstaan zijn. En als het je door Gods genade en kracht in jou mogelijk is, zo'n boom vol rijpe en zeer goed smakende vijgen bliksemsnel te scheppen, - waarom zou het je dan niet mogelijk zijn om die zuil op precies dezelfde wijze te voorschijn te roepen?
[21] Want bij God, die de hele aarde, met alles wat zij draagt en voedt, uit het niets geschapen heeft, moet immers alles mogelijk zijn; in jou werkt echter ook Gods genade en macht, en dus moet ook jou alles mogelijk zijn. Je hoeft alleen maar vast te willen, en alles wat je wilt is er al! Daar zijn we nu al volkomen van overtuigd en we hebben geen ander teken van je nodig. Maar je hebt wijsheid en macht en je kunt daarom toch doen, wat je zelf wilt.'
«« 149 / 229 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.