Raphaël onthult de zonden van de Farizeeën

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)

«« 148 / 229 »»
[1] Toen Rafaël ten aanschouwe van de mensen het brood, enkele vissen en ook een beker wijn genuttigd had, ging hij snel naar de vier mannen toe en zei: 'Kijk, ik ben al klaar en zal jullie nu meteen uit jullie gerechtigheids droom helpen!
[2] Jullie verontschuldigden jezelf daarnet met de strenge wetten van jullie tempel, die jullie niet gemaakt en ingesteld hebben; maar wie gaf jullie dan de wet die voorschrijft dat jullie handlangers, op allerlei wijzen verkleed, naar de mensen moeten zenden om hen door allerlei listen en andere verleidingen tot zonde tegen God, tegen jullie en tegen de tempel te verleiden? Wanneer iemand zich door hen liet verleiden, dan werd hij door de verleiders bij jullie aangeklaagd, en jullie zonden dan meteen de beulsknechten en gerechtsdienaren er op uit. Die brachten de schuldige bij jullie en jullie legden hem als hij ook maar enig vermogen had, onbetaalbare straffen op. Schapen, kalveren, koeien, ossen, stieren en ezels, graan, kippen, wijn en geld moest hij jullie geven als verzoening voor zijn zonden; als hij eventueel ook mooie dochters had, dan moest hij die hetzij aan de tempel offeren of daarvoor een groot losgeld betalen. Zeg zelf nu eens of dat geen zonde was, die jullie op een ten hemel schreiende manier aan de mensen begaan hebben!
[3] Maar de laatste tijd hebben jullie voor jezelf een nog betere schikking gemaakt! Je hebt nu helemaal geen verleiders meer nodig die rondtrekken om de mensen tot allerlei zonden te verleiden, maar jullie sturen nu dadelijk de beulsknechten en gerechtsdienaren er op uit. Die moeten de mensen die enig bezit hebben, meteen brandschatten onder voorwendsel dat de tempel er helemaal van op de hoogte is dat zij op grove wijze en erg verdoemenswaardig tegen God en de tempel gezondigd hebben en hun meteen hun hele hebben en houden afnemen, -en wie zich daartegen verzet, moet meteen gestraft worden!
[4] Is jullie handelwijze met de arme mensheid misschien ook in een van de Mozaïsche wetten te vinden, of is zij soms geen zonde tegen de mensheid en tegen God?
[5] Als jullie de een of andere aantrekkelijke vrouw kenden, dan hebben jullie haar tot echtbreuk verleid, -en als zij door jullie tot echtbreekster was gemaakt, dat weet iedereen wel wat jullie verder met haar deden.
[6] Kortom, ik zeg jullie, zo erg als bij jullie in de tempel, was het in Sodom en Gomorra niet, en toch durven jullie mij in mijn gezicht te zeggen, dat jullie tegenover het volk alleen maar gehandeld hebben volgens de wet, die niet door jullie werd gemaakt!
[7] Kunnen jullie je bloedhandel met de onvruchtbare vrouwen uit de grensprovincies in het noorden van het joodse land verontschuldigen, en weten jullie niets van de door jullie aangestelde straatrovers, die al meermalen verkleed als Romeinse dienaren en ambtsdragers de rijk beladen karavanen hun schatten afnamen en voor zichzelf hielden, dat wil zeggen voor jullie en de tempel?
[8] Jullie handelwijze staat, zoals ik maar al te goed weet, ook in geen enkele wet; wel staat er geschreven, dat men ook tegenover de vreemdelingen rechtvaardig moet zijn en hen vrij langs de wegen moet laten trekken als het geen vijanden zijn. Daar jullie als joden echter zowel tegenover de inheemsen als tegenover de vreemdelingen zulke onrechtmatigheden begaan hebben, hoe willen en zullen jullie deze en nog vele andere ongerechtigheden, die jullie de arme mensheid met grote brutaliteit hebben aangedaan, ooit weer goedmaken?
[9] Hoe zullen diegenen die jullie op gruwelijke wijze gedood hebben, zowel geestelijk als lichamelijk, het jullie ooit vergeven en hoe zullen jullie aan de vele vreemdelingen de van hen geroofde goederen, en aan alle inheemsen de onterecht afgeperste zoenoffers voor de hun toegedichte zonden, weer teruggeven?
[10] Ik heb nu gesproken; wat kunnen jullie mij nu antwoorden, als ik er nog bij zeg dat jullie en je voorgangers alleen maar zo overijverig getracht hebben de profeten te vervolgen en te doden, omdat zij jullie je gruwelen voorhielden en het volk waarschuwden voor jullie valse en leugenachtige leringen en voorschriften, en dat jullie zelf om precies dezelfde reden nu ook de allergrootste profeet uit Galilea trachten te vernietigen, omdat Hij evenals ik en deze vreemdeling uit Opper-Egypte tegen jullie getuigt? Spreek nu en verontschuldig je tegenover mij; want ook ik ben een bode van God de Heer van eeuwigheid!'
[11] Een Farizeeër zei: 'Dat kun je wel zijn; maar ik begrijp alleen niet hoe jij, nauwelijks een jonge man, aan die wijsheid bent gekomen! Ben je soms ook een Galileeër en heb je dat allemaal van de grote profeet geleerd om zo tegen ons op te treden waar iedereen bij is, - en toch hebben we je naar ons weten nooit kwaad gedaan!
[12] Je hebt ons nu zelfs voor de voorname, hoge Romeinen van grote misdaden en ten hemel schreiende onrechtmatigheden beschuldigd, die wij zelfs met de beste wil nooit kunnen goedmaken; als jij echter de ellendige wereldse omstandigheden waarin wij leven daarbij in aanmerking neemt, dan zul je ook met jouw wijsheid inzien, dat geen mens tegen de stroom in kan zwemmen en dat ieder mens zijn huik naar de wind moet hangen.
[13] We zijn er nu door de wonderman uit Opper-Egypte en nu ook door jouw harde woorden, geëerde, verheven jongeman, voor het eerst achtergekomen en er ook van overtuigd, dat er werkelijk een hoger leven in de mens aanwezig moet zijn. Welnu dan, de mens die hiervan volkomen overtuigd is, kan natuurlijk gemakkelijk praten en handelen; maar wij hebben vandaag voor het eerst dingen beleefd die ons zeiden, dat Mozes en ook alle andere profeten geen waanbeelden van een verhitte menselijke fantasie, maar echte waarheden zijn waarvan we voorheen geen vermoeden hadden. En daarom zien we ook nu ook pas in, dat wij volgens de zuivere wet van Mozes vreselijk tegen de mensheid gezondigd hebben. Maar dat kunnen we nu onmogelijk weer goedmaken, en het is ook totaal onmogelijk om, nu we zelf tot inzicht zijn gekomen, de hele tempel en alle Farizeeën in het hele joodse land ons inzicht als een levende waarheid mee te delen.
[14] De Heer in de hemel zal wel weten waarom Hij ons zo lang met de grootste blindheid gestraft heeft; maar ik ben daarom ook van mening dat Hij ons naar alle rechtvaardigheid niet kan verdoemen, omdat wij als blinden in de afgrond zijn gevallen. Voor zover onze krachten en middelen reiken, zullen wij alles doen wat er maar gedaan kan worden; maar alles goed te maken wat er door onze blindheid aan kwaads en slechts gedaan is, is onmogelijk -behalve in gedachten.
[15] Dus zullen we er ook in de tempel voor zorgen dat de grote profeet in ieder geval door ons niet meer vervolgd zal worden, doordat wij niet meer deel zullen nemen aan de bijeenkomsten van de hoge en nu eigenlijk slechte raad; maar of de Hoge Raad er daardoor van af zal zien de grote en machtige profeet te vervolgen, weten we werkelijk niet! Maar volgens hetgeen jij en de grote machtige wonderdoener uit Opper-Egypte over hem hebben gezegd, zal hij voor de Hoge Raad nog minder bang zijn dan jullie beiden. Want wat kan de Hoge Raad met al zijn trucjes en besluiten bereiken tegen de macht van een mens die toegerust is met alle macht van Gods geest? - Nu heb ik gesproken en het is nu aan jou om ons te zeggen of ik juist gesproken heb.'
«« 148 / 229 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.