Uitleg van het derde hoofdstuk van Jesaja De situatie in een geordende gemeente

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)

«« 175 / 229 »»
[1] (De Heer): 'Ook in dit volgende hoofdstuk geldt de voorspelling voor nu en voor de komende tijden waar Ik over sprak.
[2] Het eerste vers van de profeet heeft een diepe betekenis en luidt aldus: 'Kijk, de Heer, Heer Zebaoth zal uit Jeruzalem allerlei voorraden wegnemen, en eveneens uit heel Juda, de hele voorraad brood en de hele voorraad water!' (Jes.3:1)
[3] Onder 'Jeruzalem' moet hier het tegenwoordige jodendom begrepen worden zoals het nu is en reeds lang daarvoor ook al was; onder 'Juda' moeten echter de toekomstige generaties verstaan worden, die dan door het aannemen van Mijn leer tot de stam van Juda gerekend worden. Zij zullen door hun grote traagheid in een nog veel grotere mate hetzelfde lot ondergaan als nu in mindere mate de joden.
[4] Onder het wegnemen van de broodvoorraad moetje het wegnemen van de liefde en erbarming verstaan, en onder het wegnemen van de watervoorraad het wegnemen van de ware wijsheid uit God, en het gevolg daarvan zal zijn dat zij allen op een dwaalspoor geraken en hun ziel zich in duisternis bevindt en dat niemand een ander raad zal kunnen geven; en ook al zou iemand een ander raad geven, dan zal degene die raad en licht nodig had hem toch niet vertrouwen en zeggen: 'Wat praat je met mij over het licht, terwijl je je in dezelfde duisternis bevindt als ik!' Dat de mensen dan door hun eigen schuld tengevolge van hun traagheid volledig hulpeloos zullen zijn, beschrijft de profeet nauwkeurig met de volgende woorden:
[5] 'Zo zullen van hen weggenomen worden sterken en krijgsliedenrechters, profeten, waarzeggers en Oudsten (Jes. 3:2); raadslieden en wijze werklieden en knappe redenaars en hoofdlieden over vijftig, en ook eerlijke mensen (Jes. 3:3).'
[6] Ik noem hier met opzet de hoofdlieden en de eerlijke mensen het laatst, in plaats van aan het begin van het derde vers, en daar heb Ik Mijn reden voor. Luister nu naar de uitleg!
[7] Wie zijn dan de sterken en de krijgslieden? Dat zijn zulke mensen zoals eens David was, vol geloof en vertrouwen op Mij, en de krijgslieden zijn die mensen die zich door het geloof en het vertrouwen in de Ene volledig laten bezielen, om altijd alle vijanden van het goede en ware uit God, ook al zijn dat er nog zo veel, te overwinnen.
[8] Wanneer bij de mensen een volledig gebrek aan het levende water uit de hemelen is ingetreden en alle vlees zich met zijn ziel in de dikste duisternis bevindt, wie zal dan bij de mensen als een waar en rechtvaardig rechter optreden? Wie zal de gave van de profetie hebben? En mocht iemand die nog voor zichzelf bezitten, wie zal hem dan zonder innerlijk begrip geloven dat het zo is?! Wie zal voor de geestelijk blinden en - doven kunnen profeteren? En wie zal door de duistere mensheid vanwege zijn uitmuntende wijsheid tot een waar Oudste verkozen worden om hem tot haar herder te maken? Begrijp dit nu goed!
[9] Iemand aan wie brood en water in geestelijke zin is ontnomen, is daardoor alles kwijt; want wie door God met geestelijke blindheid wordt gestraft en getuchtigd, die is het ergst gestraft en getuchtigd. Want hij is daardoor alles kwijt, en hij is volledig radeloos en hulpeloos. Dat is dan ook wel het uiterste middel waarmee de traagheid van de mensen die te veel de overhand gekregen heeft en al hun ondeugden, steeds het best bestreden kan worden.
[10] Dat de mensen zich echter door het wegnemen van het geestelijke brood en water werkelijk in de grootste ellende zullen bevinden, en wat hun daardoor nog allemaal ontnomen is, legt de profeet nog verder uit in het derde vers, waar hij uitdrukkelijk zegt: 'De mensen zullen daardoor de raadslieden of raadgevers en wijze werklieden in alle takken van menselijke behoeften moeten missen, dus ook verstandige sprekers, die anders met hun wijsheid heel veel goeds tot stand zouden hebben gebracht.
[11] Het ergste van dit alles is echter het wegnemen van de, zeg maar, vijftig hoofdlieden dat tevens plaatsvindt! Wie zijn die vijftig en wat heeft het getal vijftig hier te betekenen? Dat zullen we nu meteen gaan inzien.
[12] Als we ons een grote en volkomen geordende gemeenschap van mensen voorstellen, dan heeft die, wil zij in alles goed verzorgd zijn, van oudsher in totaal vijftig hoofdgebieden waarop zij in haar levensbehoeften moet voorzien. Wat daar bovenuit gaat geldt reeds als hovaardij en alles wat minder is geldt als zwakte, gebrek en armzaligheid. Om echter elke afzonderlijke tak van deze levensbehoeften doelmatig te kunnen verzorgen en benutten, moet er ook een kundig hoofdman als voorman en leider aan het hoofd staan, die van A tot Z op de hoogte is van alles wat noodzakelijk is in het hele bestel; als die er niet is en er een ondeskundige op zijn plaats staat, dan zal deze tak van levensbehoeften weldra slechte of zelfs helemaal geen vruchten meer dragen voor de gemeenschap.
[13] Hoe zal een grote gemeente dan kunnen bestaan als zij door haar traagheid en nalatigheid tenslotte alle vijftig hoofdlieden kwijt is? Ik zeg jullie: Op dezelfde wijze als de grote gemeenschap van joden van nu, waar slechts bepaalde dieven en rovers nog iets bezitten en zich ten koste van de armen vetmesten en verrijken, maar waar duizenden in de diepste armoede hulpeloos versmachten. Want waar is de wijze hoofdman die voor hen zou zorgen en hun op een of andere manier in een bepaalde bedrijfstak arbeid en brood geeft? Kijk, op heel veel gebieden ontbreekt een hoofd, en zodoende is ook al het andere niet aanwezig! Er zijn nu nog wel bepaalde hoofdlieden om verschillende gebieden te leiden, maar dat doen ze niet voor het volk, maar voor zichzelf, en daarom zijn het slechts dieven en rovers en geen echte hoofdlieden zoals ten tijde van Mijn Richteren.
[14] Jullie hebben nu gezien hoe het uiterlijke en innerlijke welzijn van de mensen van een grote gemeente afhangt van de hoofdleiders op de verschillende gebieden van levensbehoeften; maar van wie hangt dan in de eerste plaats de juiste instelling van de genoemde hoofdleiders in een grote gemeenschap van mensen af, in een land dat door een vorst of koning geregeerd wordt? Zie, alleen maar van een wijs koning!
[15] Maar wat zegt onze profeet dan, wat de Heer met de luie, godvergeten gemeenten nog zal doen?
[16] Luister, zijn woorden luiden verder als volgt: 'Ik, spreekt de Heer, zal hunjongelingen tot vorsten geven, en onnozelen zullen over hen heersen! (Jes. 3:4) En onder het volk zal de ene mens de ander uitzuigen, iedereen zelfs zijn naaste, en de jonge zal zich trots verheffen boven de oude en een nietsnutte, oneerlijke man boven een eerlijke!'(Jes. 3:5)
[17] De woorden van de profeet zijn hier op zichzelf zo helder en duidelijk dat zij geen verdere uitleg nodig hebben; Ik kan jullie alleen maar op de grote en duidelijk zeer slechte gevolgen wijzen, hoewel die ook gemakkelijk vanzelf te vinden zijn. Als in een land bij zo'n verwarring eenmaal alle levensverhoudingen in de grootste wanorde raken en door de nood alle mensen van een gemeenschap erg ontevreden worden, dan volgt ook de ene niets ontziende opstand na de andere. Het volk ontwaakt en staat op en jaagt vorsten en zelfzuchtige hoofdlieden op de vlucht of wurgt ze zelfs. En dat bedoelt men als men zegt: 'Het ene volk trekt op tegen het andere.'
[18] Want dank zij zijn trage aard laat de mens elke druk toe, zolang hij in zijn blindheid zijn maag nog maar kan vullen, met wat voor magere kost dan ook; maar als ook dat eenmaal ophoudt en hij niets dan de hongerdood voor ogen heeft, dan ontwaakt hij en wordt als een hongerige woedende hyena. En zover moet het komen, opdat de mensheid wakker wordt'
«« 175 / 229 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.