Het eeuwige leven van de zielen

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)

«« 190 / 229 »»
[1] Met een ernstige uitdrukking op Mijn gezicht zei Ik: 'Je durft Mij veel onbillijke en onware dingen recht in Mijn gezicht te zeggen, waar het volk bij is. Als Ik evenzeer tot toorn geneigd zou zijn als jullie joden en Farizeeën, zou Ik je deze brutale, onware, zinloze en hoogmoedige woorden nu zodanig betaald zetten dat al het volk erdoor ontsteld zou zijn, omdat het daardoor snel tot het inzicht zou komen, dat Mij alle macht en zeggenschap in de hemel en op aarde is gegeven; maar Ik ben met heel Mijn hart zachtmoedig, ben Zelf vol deemoed en Ik zal jou ten overstaan van het volk slechts met Mijn woord straffen!
[2] Je hebt Me beschuldigd van waanzin, omdat Ik leer dat degene die in Mij gelooft en volgens Mijn leer leeft, het eeuwige leven in zich zal hebben, en wie niet in Mij gelooft en niet volgens Mijn woord leeft het gericht in zich zal hebben en daarmee de eeuwige dood.
[3] Domme en blinde Farizeeër! Wat is dan volgens jouw hoogst materiële voorstelling het eeuwige leven van de ziel in Mijn rijk, dat niet van deze wereld is, en wat is dan het gericht en daarmee de eeuwige dood?
[4] Als je dit mysterie zou begrijpen, zou je anders spreken en oordelen; maar omdat je ziel blind is en je hart vol duisternis, oordeel je over geestelijke dingen als iemand die vanaf zijn geboorte blind is, oordeelt over de glans van de kleuren.
[5] Is de eeuwige dood van de ziel en haar -laten we zeggen -onmogelijke totale eeuwige vernietiging voor jou dan één en hetzelfde? Kijk, jij en al je collega's zijn wat jullie ziel betreft allang geheel en al dood; maar zijn jullie daarom ook vernietigd? Jullie zullen ook eeuwig nooit vernietigd worden, maar zoals jullie nu zijn zullen jullie blijven, in je zonden die de dood van je ziel zijn, omdat deze in zo'n toestand nooit tot een hoger en zuiverder bewustzijn kan opstijgen, maar in haar duisternis moet blijven en in haar oude wereldse twijfels, waar jullie ziel vol mee zit.
[6] In deze wereld gaan jullie daar minder onder gebukt, omdat jullie je zelf heel goed weten te troosten met alle dingen van de wereld; maar als jullie ziel zich weldra zonder aards lichaam, in de geestelijke wereld in haar eigen sfeer zal bevinden, die uit haarzelf voortkomt en die zonder liefde en zonder licht in zich zelf is, -hoe zal het haar dan vergaan?!
[7] Ik weet dat zeer goed en weet ook maar al te goed hoezeer jullie allemaal geheel en al afgeweken zijn van Gods woord, -en daarom ben Ikzelf nu in het vlees van een mens, zoals beloofd, naar deze wereld gekomen, Ik, die in de geest Dezelfde ben die op de Sinaï aan Mozes de wetten gaf, evenals eens aan Adam en later na de zondvloed aan Noach, Abraham, Isaak en Jacob, en zoals na Mozes ook aan de vele profeten. Ik ben gekomen om jullie allen door Mijn leer en daden uit jullie gericht en dood te verlossen, omdat jullie ondanks alle vaderen, ondanks Mozes en alle profeten in de harde gevangenschap van de zonde en de dood terecht zijn gekomen.
[8] Als Ik jullie nu Zelf onderwijs, omdat al Mijn boden die Ik vroeger naar jullie mensen heb gezonden niets hebben kunnen uitrichten, ben Ik daarom dan een waanzinnige? O, jij slangen en addergebroed, hoe lang zal Ik je nog in je gericht en je dood moeten verdragen?
[9] Jij denkt dat de mensen die vóór Mij geleefd hebben het woord dat Ik nu aan jullie richt niet konden horen en daarom ook niet aan Mij konden geloven en derhalve het eeuwige leven ook niet konden verkrijgen, evenals degenen die nu in verre landen leven en meestal heidenen zijn. O jij blinde Farizeeër! Kijk hier eens, deze zeven mannen uit het verre Opper-Egypte kennen Mij, leven overeenkomstig Mijn wil, en hun zielen hebben reeds lang het eeuwige leven en zijn onuitputtelijke kracht en macht verkregen. Zij zullen jou een teken geven!'
[10] Nu trad de eerste Opper-Egyptenaar naar voren en zei: 'Luister, ellendige hoereerder en echtbreker, tien voorvaderen uit wie jij bent voortgekomen zullen verschijnen om je te vertellen dat ze zich wel allerellendigst aan gene zijde bevinden, maar niet vernietigd zijn!'
[11] Toen stonden de geroepenen, die er vreselijk uitzagen, plotseling om de Farizeeër heen en diens vader, die hij heel goed herkende, zei: 'Omdat ik zo ben geweest als jij nu bent, ben ik er nu zo ellendig aan toe als jij me nu ziet; en jij zult er even ellendig aan toe zijn als ik en zoals alle voorvaderen er nu aan toe zijn en ook zeker zo zullen blijven; want geloof noch hoop werpen hun licht op ons!'
[12] De Farizeeër vroeg zeer verbaasd: 'Kunnen jullie dan nooit meer geholpen worden?'
[13] De geest zei: 'Jawel, als we dat willen; maar wij hebben niet de wil daartoe, zoals ook jij die in deze wereld niet hebt en Hem vervolgt die je zou kunnen helpen, - en wij doen hetzelfde!'
[14] Nu verdwenen de geesten en Ik zei: 'Wat vind je hiervan?'
[15] Toen zei de Farizeeër: 'Jullie zijn allemaal tovenaars en magiërs, en deze verschijning hebben jullie te voorschijn getoverd! Daarom wil ik me niet meer met jullie inlaten en me terugtrekken!'
[16] Het volk echter zei: 'Zijn wijsheid is ontmaskerd, daarom trekt hij zich nu vol schande terug. ,
[17] De tempeljoden berispten nu het rumoerige volk, maar dat werd nog veel luidruchtiger en begon te sissen en te fluiten. Toen trokken de Farizeeën zich haastig terug.
[18] Maar het volk vroeg Mij of Ik het wilde onderwijzen.
[19] Ik maande het volk Zelf tot rust en het werd weldra rustig. Toen begon Ik het volk te onderwijzen over de liefde tot God en tot de naaste en waarschuwde het voor de dwaalleer van de Farizeeën.
«« 190 / 229 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.