De Farizeeën proberen de Heer te vangen

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)

«« 192 / 229 »»
[1] Het tweetal kwam dadelijk voor me staan en vroeg Me meteen heel brutaal, toen Ik even uitrustte: 'Meester, wij weten dat je buitengewone dingen verricht, die vóór jou nooit een mens heeft verricht! Zeg ons nu toch eens vanuit wat voor macht je dit allemaal kunt doen; want jij als meester zult toch wel het beste weten door welke krachten en middelen het je mogelijk is om al die wonderdaden te verrichten!!'
[2] Ik zei: 'O ja, dat weet Ik heel goed en Ik wil het jullie ook zeggen; maar eerst wil Ik jullie iets vragen! Als jullie Mij een juist antwoord geven op de vraag die Ik aan jullie stel, zal Ik jullie ook zeggen vanuit welke macht Ik Mijn daden verricht! ,
[3] Het tweetal zei: 'Stel ons maar gerust vragen, we zullen je geen enkel antwoord schuldig blijven!'
[4] Ik zei: 'Goed dan. Zeg Me dan vrij en openlijk in bijzijn van heel het volk: vanwaar was de doop van Johannes, de zoon van Zacharias die in deze tempel door jullie tussen het altaar en het allerheiligste is gewurgd? Was die doop van deze Johannes vanuit de hemel of slechts van de mensen? Want het is aan jullie om hierover ten aanschouwe van al het volk een beslissende uitspraak te doen. Jullie hebben wel andere kleren aan en zijn tegelijk met andere pelgrims bij de grote volkspoort de tempel binnen gekomen, maar toch heeft men jullie snel herkend. Voer jullie taak goed uit, want anders schiet het loon erbij in, dat jullie beloofd is en datje kunt krijgen als je Mij kunt vangen op hetgeen Ik zeg!'
[5] Dat gaf hun te denken en stilletjes zeiden ze onder elkaar (de Farizeeën): 'Dat is een akelig geraffineerde vraag! Want zeggen we met het oog op het volk: Johannes' doop was van de hemel, dan zullen hij en het volk tegen ons zeggen: ' Als dat zo is, waarom hebben jullie hem dan niet geloofd, en waarom hebben jullie hem vervolgd en ervoor gezorgd dat Herodes hem eerst in de kerker liet gooien en hem daarna liet onthoofden?' Maar als wij zeggen dat die doop van de mens uitging, dan zal al het volk tegen ons in opstand komen; want het volk houdt Johannes nog altijd voor een ware profeet en het zou ons aanvallen als we zoiets over Johannes zouden zeggen. Daarom is het moeilijk om deze man een goed antwoord te geven! ,
[6] Heimelijk zei nog een ander: 'Er schiet mij nu een goede gedachte te binnen. Of we nu het één zeggen of het ander, we zouden ons in beide gevallen laten vangen; we moeten gewoon doen alsof we ons helemaal nooit druk gemaakt hebben over zulke uitwassen van het verdorven jodendom, omdat dat ver beneden onze waardigheid was! En om een lang verhaal kort te maken, zeggen we heel eenvoudig: Dat weten we niet, want met zo'n onbelangrijke gebeurtenis ten aanzien van de tempel hebben wij ons nooit beziggehouden! ,
[7] Nadat ze dit besloten hadden, richtte het tweetal zich weer tot Mij en zei: 'Meester, op jouw vraag kunnen wij helemaal geen antwoord geven; want we weten niet van wie de doop van Johannes uitging! Want eerlijk gezegd: wij hebben ons daar veel te weinig mee beziggehouden!'
[8] Ik zei tegen hen: 'Wel, als jullie Mij dat niet willen zeggen, zeg ook Ik jullie niet vanuit welke macht Ik Mijn werken verricht!
[9] Maar wat denken jullie hiervan? Kijk, een man had twee zonen! Hij ging naar de eerste en zei: 'Mijn zoon, ga vandaag naar mijn wijngaard om daar te werken!' Maar de zoon zei: 'Vader, dat wil ik niet, want ik zie op tegen dat zware werk! ' Toen zijn vader weg was gegaan, kreeg de zoon spijt; hij stond op, ging naar de wijngaard en werkte er de hele dag met inspanning van al zijn krachten.
[10] Nu ging de vader naar zijn tweede zoon en zei ook tegen hem wat hij tegen de eerste had gezegd. En deze antwoordde: 'Heer en vader! Ja, ik zal er onmiddellijk heengaan om er te werken!' Maar toen de vader wegging, bleef zijn zoon thuis en ging niet naar de wijngaard om te werken. -Wie van de beide zonen heeft hier nu de wil van de vader vervuld?'
[11] Het tweetal zei: 'Dat is werkelijk een kinderlijke vraag! Het is toch duidelijk dat de eerste zoon de wil van zijn vader heeft vervuld! Want door te antwoorden dat hij het niet wilde, heeft hij zijn vader vast alleen maar aangenaam willen verrassen; want wat men zegt, is toch onmiskenbaar minder belangrijk dan wat men doet. Maar waar dient deze gelijkenis toe, wat heb je ons hiermee willen zeggen en aantonen?'
[12] Ik zei: 'Ik zal het jullie wel uitleggen, als je zo blind bent dat je dat zelf niet ziet! De Vader is de God van Abraham, Isaak en Jacob. En van de beide zonen betekent de eerste: de door God geroepen ware profeten, die echter aanvankelijk niet blij waren met hun roeping, zoals Mozes maar al te duidelijk liet blijken door te weigeren dit hoge ambt te aanvaarden omdat hij zo moeilijk sprak, en daarom aan God vroeg om hem zijn broer Aäron als tolk te geven. Maar gewerkt heeft toen toch alleen Mozes. De tweede geroepene voerde wel het woord, maar gewerkt heeft alleen Mozes. En zo ging het dan tot aan deze tijden steeds bergafwaarts.
[13] Omdat de tweede categorie, die de gelofte aflegde om in Gods wijngaard te werken, steeds alleen maar beloofde te zullen werken, maar dan toch niets deed, moest God zich weer tot degenen richten die niet zo gewillig waren met hun tong. Deze deden Hem weliswaar geen belofte, maar werkten wel; en als zij dan werkten viel de tweede groep hen aan en vervolgde hen uit jaloezie en wilde verhinderen dat zij dit goede werk deden, opdat de ware arbeiders niet door de Vader van de wijngaard als zodanig gezien zouden worden.
[14] En zo waren in deze tijd Zacharias en zijn zoon Johannes goede arbeiders in de wijngaard van de Heer, ofschoon elk van beiden in het begin van hun innerlijke roeping weigerde dit ambt op zich te nemen, omdat zij de grote traagheid en gloeiende afgunst wel kenden van degenen die God wel de gelofte deden pm in de wijngaard te werken, maar dan trots hun handen in hun luie schoot legden en niet alleen zelf niet werkten maar ook nog de goede en ijverige arbeiders te vuur en te zwaard verboden om te werken.
[15] Daarom zei Ik tegen jullie: Waarlijk, waarlijk, tollenaars en hoeren zullen zeker eerder in de hemel komen dan jullie! Johannes kwam om jullie de goede weg te leren en jullie geloofden hem niet, zoals ook jullie voorouders de oude profeten niet geloofd hebben; maar de tollenaars en hoeren geloofden Johannes wel, deden boete en beterden hun leven. Jullie zagen dat wel en begrepen ook dat jullie geen gelijk hadden; maar toch deden jullie niet wat de tollenaars deden, omdat het vooral niet bekend mocht worden dat ook jullie aan hem geloofd hadden. Daarom zullen ook de tollenaars en de hoeren eerder Gods rijk binnengaan dan jullie, die ontzettend veel waarde toekennen aan jullie roeping en daar tegenover iedereen zo prat op gaan alsof jullie God geholpen hebben bij het scheppen van hemel en aarde.
[16] Maar Ik zeg jullie: Precies daarom zijn jullie de allerlaatsten voor God! Want alles wat in de ogen van de wereld groot en stralend is, is voor God een gruwel. Jullie willen niet naar de hemel en versperren ook nog de weg voor degenen die er wel naartoe willen. Daarom zullen jullie later ook des te meer verdoemd worden.
[17] Ik zeg jullie dat, omdat Ik het recht en de macht daartoe heb en geen vrees koester voor de mensen van deze wereld, zoals jullie. Want Ik ken God en de macht van Zijn wil, die nu in Mij is en wil en handelt. Maar jullie kennen God niet en Zijn wil is niet in jullie! En daarom vrezen jullie dan ook de wereld en handelen overeenkomstig hetgeen die jullie in je hart voorschrijft. En omdat jullie dat doen, zorgen jullie ook zelf voor jullie eigen gericht, jullie verdoemenis en daarmee de ware, eeuwige dood. En die bestaat eruit dat jullie voortdurend slaven blijven van jullie almaar groeiende traagheid en zinnelijkheid en de snode en vreselijke vruchten daarvan zullen plukken.'
[18] Een van beiden zei: 'Je praat vrij en open tegen ons, die evengoed mensen zijn als jij. Als het de almachtige God behaagd heeft om ons mensen alleen voor de hel te scheppen, had Hij Zich die moeite wel kunnen besparen; want daar zal geen enkele ziel Hem voor prijzen. Maar wij zijn van mening dat God de mensen nog altijd voor iets beters heeft geschapen en hopen daarom dat Hij, als het meest wijze en volmaakte wezen, ons mensen niet meteen voor eeuwig met alle kwalen van de hel zal willen pijnigen, want wij werden door onoverkomelijke moeilijkheden gedwongen zo te handelen.
[19] Dat wij menigeen die zich aan ons voordoet als een profeet niet kunnen geloven, heeft een zeer begrijpelijke reden. Want als de tempel dat zou doen, zou hij allang geen verzamelpunt meer zijn van de joden die nog aan Mozes geloven! Waarom laat een profeet, die vervuld is van alle macht van God, zich dan door de joden vastgrijpen en zelfs doden? Als dat gebeurt, dan keren zijn leerlingen zich ook bijna altijd van hem af, zoals we uit ervaring weten, en dan worden ze weer joden, zoals ze dat voor het optreden van de profeet waren. Waarom laat God dan zoiets toe?
[20] Als de profeten Zijn bij uitstek gewekte en geroepen arbeiders zijn en wij dezelfde trage zoon voorstellen die zijn vader wel heeft beloofd om in de wijngaard te werken, maar zich vervolgens niet aan zijn woord hield, -hoe komt het dan dat de bij God in zo'n hoog aanzien staande arbeiders zich nog altijd door ons, trage nietsnutten, hebben laten overwinnen? Hoe heeft jouw God dit dan kunnen toelaten?'
«« 192 / 229 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.