De Heer kalmeert het volk

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)

«« 201 / 229 »»
[1] Na Mijn nietsontziende toespraak begon het volk weer opnieuw te juichen: 'Als deze mens niet werkelijk Christus was en in zichzelf niet de volste goddelijke kracht zou bezitten, zou hij nooit de moed gehad hebben om deze tirannen zulke koeien van waarheden in het gezicht te slingeren! Ieder ander zouden ze al lang vastgegrepen en in woede verscheurd hebben; maar voor hem staan ze als schuldbewuste, grove misdadigers voor een onverbiddelijke rechter. Ja, ja, zo is het! Hij heeft hun niets anders dan de volle waarheid onverbloemd voor de voeten geworpen en hun, als hun heer, ook het reeds lang welverdiende loon voorgehouden. Dit tempelgespuis verdient dan ook niets beters dan zonder pardon vastgegrepen, naar de Jordaan gedreven en daar verdronken te worden als de echtste zondebokken van het hele, grote land der joden!'
[2] Ik zei tegen het volk: 'Oordeel niet alsof het aan jullie is recht te spreken en te straffen, maar heb ook geduld met de zondaars! Want er staat geschreven, volgens het woord uit Gods mond: 'Aan Mij zijn toorn en wraak!' Jullie mensen moeten er aan denken dat God de Heer als enige de ware rechter is, die op de juiste tijd al het goede weet te belonen en het kwade te bestraffen! Aan jullie is het, ook met de zondaars geduld te hebben. Want als iemand lichamelijk erg ziek is, zou het toch wel heel vreemd zijn wanneer hij meteen gestraft werd, omdat het doorgaans zijn eigen schuld is dat hij zo ellendig en ziek is geworden. Als er dan een ervaren arts komt, die tegen de zieke zegt dat hij nog goed geholpen kan worden als hij zich door een goede arts laat behandelen en doet wat deze zegt, maar als dan de zieke de raad van de arts in de wind slaat, is het natuurlijk wel zijn eigen schuld als hij op ellendige wijze te gronde gaat, omdat hij vasthoudt aan zijn starheid.
[3] En zie, precies zo gaat het met deze blinde schriftgeleerden en Farizeeën! Als een ware arts heb Ik hun nu de grote tekortkomingen van hun ziel laten zien en daarbij ook de geneesmiddelen voorgeschreven; maar als ze die aan de kant schuiven en niet willen toepassen, ben niet Ik het door wie het gericht komt, maar het komt door de gevolgen van hun starheid, waardoor ze in ellende en verderf gestort worden.
[4] Daarom heeft God de mens geboden gegeven voor het heil van hun ziel. Als hij die opvolgt, zal hij leven en eeuwig gelukkig zijn; maar als hij ze helemaal niet wil opvolgen, zal alleen hijzelf zich daarvoor straffen. Want God heeft eenmaal een geheel vaste en onveranderlijke orde ingesteld, zonder welke het bestaan van geen enkel schepsel denkbaar is. Deze orde heeft Hij de vrije mens door vele openbaringen getrouw bekendgemaakt en de mens moet zich daar volgens zijn geheel vrije wil naar richten, laten leiden en ontwikkelen. Doet de mens dat, dan zal hij zichzelf vervolmaken volgens Gods wil en een vrij, zelfstandig, op God gelijkend wezen worden, dat is toegerust met alle goddelijke liefde, wijsheid, macht en kracht; en daardoor zal hij dan het ware kindschap van God erven. Dit kan hij onmogelijk op een andere manier verwerven dan via de wegen die hem te allen tijde hoogst getrouw zijn meegedeeld, ten behoeve van dit allerhoogste doel.
[5] Nu komt het bij de mens puur op het ware geloof en dan op zijn eigen geheel vrije wil aan. Gelooft hij en handelt hij daarnaar, dan wordt hij het gelukkigste wezen in Gods hele oneindigheid; maar als hij niet gelooft en er niet naar handelt, dan heeft hij het aan zichzelf te wijten, als zijn ziel steeds ellendiger en blinder wordt, en steeds minder leven in zich heeft.
[6] En daarom ben Ik nu Zelf als mens gekomen o m jullie de juiste wegen te wijzen, omdat jullie alle boden die Ik gezonden heb nog nooit geheel en al hebben geloofd en derhalve ook niet volgens hun woorden hebben gehandeld!
[7] Maar als jullie nu ook Mijzelf niet geloven en niet willen leven volgens Mijn leer, dan vraag Ik jullie, wie er na Mij nog naar jullie toe moet komen, opdat jullie hem geloven en handelen volgens zijn leer. Als jullie Mij, de Meester van al wat leeft, niet willen geloven, -wie willen jullie dan na Mij geloven, daarnaar handelen en zalig worden?
[8] Dat men Mij niet gelooft en ook niet wil leven volgens Mijn leer , daarvan geven de dienaren van de tempel jullie toch zeker het duidelijkste bewijs!'
«« 201 / 229 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.