De houding van de Heer als jongeling tegenover de priesters

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)

«« 206 / 229 »»
[1] (De Heer) : 'Toen wees Jozef met zijn hand naar Mij, die enkele passen van hem vandaan in de werkplaats een luik aan het doorzagen was, en hij zei: 'Daar in de werkplaats zie je hem aan het werk! Het is wel merkwaardig: Vanaf dat hij een kind was tot aan zijn twaalfde levensjaar waren ik. en zijn moeder, die nu in de keuken bezig is, er werkelijk geheel van overtuigd dat hij de ons beloofde Messias zou worden; maar na zijn twaalfde jaar is alles wat vroeger zo goddelijk aan hem leek zozeer verloren gegaan, dat er nu geen spoor meer van over is. Hij is verder wel heel vroom, gewillig en vlijtig en zonder te mopperen doet hij alles wat wij hem, naar zijn kunnen, te doen geven; maar, zoals gezegd, van al dat wonderbaarlijke aan hem is niets meer te merken. Als je wilt kun je zelf met hem praten en jezelf van alles overtuigen wat ik je gezegd heb.'
[2] Hierop kwam de Griek naar Mij toe en zei: 'Luister,jongeman, achttien jaar geleden kende ik je al en bewonderde toen je zuiver goddelijke eigenschappen, die evenals je woorden de belangrijkste reden waren dat ik jullie geloof aannam, hoewel ik daarom nog niet de besnijdenis aanvaardde. Maar wel heb ik omwille van jullie geloof Egypte verlaten om hier dieper te kunnen doordringen in jullie leer, die vele wijsheden bevat; en bij dat alles was jij de belangrijkste reden! En nu hoorde ik van je vader, die ik allang niet meer had gezien en gesproken, dat je al dat goddelijk wonderbaarlijke wat jou als kind eigen was, helemaal kwijt bent. Hoe is dat gekomen?'
[3] Ik keek de Griek recht aan en zei: 'Als je goed ingewijd bent in onze leer, zullen je ook Salomo's wijze spreuken niet onbekend zijn. En zie, volgens een van die spreuken heeft alles in deze wereld zijn tijd! Toen ik een kind was, was Ik zeker nog geen krachtige jongeman; en omdat Ik nu een krachtige jongeling ben, ben Ik geen kleine jongen meer en werk Ik evenals iedere andere jongeling met alle vlijt en ijver, omdat Mijn Vader in de hemel dat zo wil. Ik ken Hem en weet ook altijd wat Zijn wil is, en doe alleen datgene wat Hij wil. En zie, dat behaagt Mijn Vader in de hemel!
[4] Ik verrichtte als klein jongetje waarlijk grote tekenen om de mensen kenbaar te maken, dat Ik als Heer uit de hemelen naar deze wereld ben gekomen; maar in de loop der tijd hechtten de mensen er niet zoveel waarde meer aan en ergerden zich zelfs als Ik voor hun ogen een teken verrichtte. Maar toch ben Ik Dezelfde gebleven die Ik ben en zal voor de mensen weer tekenen verrichten om hun kenbaar te maken dat Gods rijk nabij gekomen is. Wanneer Ik dat echter zal doen, zal door Mijzelf te juister tijd bepaald worden. Heil degene die aan Mij zal geloven en zich niet aan Mij zal ergeren!
[5] jij wilt graag dat Mijn pleegvader een nieuw huis en een grote varkensstal voor je bouwt. Dat moet hij ook doen! Want wat in Mijn ogen goed is, is ook voor God geen zonde. Het is voor de joden nooit verboden geweest om op een goede manier met eerlijke heidenen zaken te doen; maar het was en is voor de joden alleen verboden om, als ze met de heidenen omgaan, hun afgoderij over te nemen en hun slechte leer, zeden en gewoonten, en handelingen. Maar als een heiden het geloof der joden heeft aangenomen en derhalve door zijn geloof aan de ene, alleen ware God waarachtig besneden is in zijn hart en zijn ziel, kan men wel met hem omgaan!'
[6] Hierop zei Jozef 'Wel, wel, dat is heel wat, datje nu eens een keer zo veel en zo wijs hebt gesproken, en ik zie ook in dat je helemaal gelijk hebt. Maar toch moet je ook de priesters niet voor het hoofd stoten en van te voren met hen overleggen om te voorkomen dat ze je voor een ketter uitmaken. Als men van te voren met hen overlegt over een werk dat volgens de letter van de wet toch niet in de haak is en een klein offer geeft, dan geeft een wijze priester ook altijd graag toestemming voor een werk, dat niet duidelijk volgens de wet is toegestaan. Ik zal daarom meteen naar onze Oudste gaan en hem deze kwestie voorleggen.'
[7] Ik zei: 'Maar wat wil je dan doen als hij je -ondanks het aangeboden offer -niet zal toestaan dit werk aan te nemen?'
[8] Jozef zei: 'Ja, dan is het duidelijk dat we het niet kunnen aannemen!'
[9] Ik zei: 'Luister, als Ik over een tijd met Mijn grote werk zal beginnen zal Ik de priesters niet vragen of Ik dat grote werk, dat zeer in strijd zal zijn met hun onbetekenende tempelvoorschriften, al of niet zal mogen ondernemen, maar Ik zal dat grote en zware werk op Me nemen vanuit Mijn hoogst eigen macht en kracht! Want wat in Gods ogen goed is, moet ook door alle mensen als goed worden gezien, of ze het goede willen of niet!'
[10] Toen zei jozef weer: 'Mijn dierbare zoon, als je zo handelt, zul je weinig vrienden in de wereld hebben!'
[11] Ik zei: 'Waarlijk, wie angstvallig de vriendschap van de wereld nastreeft, verspeelt daardoor gemakkelijk de vriendschap van God! Maar Ik geef hier het volgende advies: Wij bewijzen deze Griek vriendschap en vragen onze heers en hebzuchtige priesters helemaal niets, en doen wat er gedaan moet worden, want deze man heeft ons veel vriendschap bewezen; zouden wij hem nu vanwege onze priesters de door hem gevraagde vriendschap weigeren? Nee, dat doen wij niet! En als jij dat niet durft, dan zal Ik alleen dat huis en die stal voor hem bouwen!'
[12] Toen zei Jozef 'Nee maar, wat is er vandaag opeens met je aan de hand? Zo eigenzinnig en weerbarstig heb ik je al jaren niet meer gezien en ook niet horen spreken! Wanneer vooraanstaande joden en Oudsten mij bezoeken en vaak graag met je willen praten, ben je zo zuinig met je woorden en je bent ook nog haast nooit zo gebiedend opgetreden; en nu komt er een heiden en je wilt meteen alles voor hem doen wat hij maar wenst! Hoe komt dat nu zo opeens? Ik zou nu bijna weer geloven dat je voor deze Griek ook wonderen zou willen gaan doen, -wat je toch al zo lang voor geen enkele jood meer gedaan hebt!'
[13] Ik zei: 'Word niet boos, Mijn oude en eerlijk rechtschapen vriend! Als Ik Me terugtrek voor de joden, dan heb Ik daar zeker Mijn wijze redenen voor! Is er hier dan ook maar één jood behalve jij, met een waar en volledig geloof? Toen Ik nog als jonge knaap af en toe een teken verrichtte, zeiden ze dat Ik bezeten was en met behulp van de duivel zulke dingen tot stand bracht, waartoe geen ander mens in staat was.
[14] Toen jijzelf een keer aan de Oudste vroeg of in Mij mogelijkerwijs toch misschien de geest van een groot profeet verborgen was, omdat er bij Mijn geboorte zulke grote tekenen waren gebeurd, zei de blinde Farizeeër geërgerd: 'Er staat geschreven dat er uit Galilea nooit een profeet opstaat; daarom is zo'n vraag reeds uit den boze!' En als het hier zo gesteld is met de priesters en ook met de andere joden, voor wie zou Ik dan een teken doen en waarom?!
[15] Maar deze Griek is vol goed geloof en een vriend van het innerlijke ware levenslicht, die zich er ook niet aan ergert als Ik een teken voor hem doe; daarom is het dan toch ook heel begrijpelijk, waarom Ik Me tegenover hem heel anders gedraag dan ten opzichte van die duistere joden.
[16] Maar Ik zeg je: 'Omdat nu de joden zo zijn, zal hun het licht van het leven afgenomen en aan de heidenen gegeven worden! Het heil van alle volkeren komt weliswaar van de joden, en dat heil ben Ik; maar omdat de joden Mij niet willen aannemen en erkennen, zal het heil hun ontnomen worden en aan de heidenen worden toevertrouwd!"
«« 206 / 229 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.