Onderricht op de top van de berg

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)

«« 209 / 229 »»
[1] (De Heer): 'Dit was een oud gehucht, ook op een tamelijk hoge berg gelegen; vanaf het hoogste punt kon men op een heldere dag de grote zee zien. Iets boven het plaatsje stonden de huizen en stallen van onze Griek, die ook reeds erg bouwvallig waren en natuurlijk allemaal afgebroken moesten worden en waarvoor in de plaats andere gebouwd moesten worden.
[2] Toen Jozef dat allemaal goed bekeken had zei hij tegen Mij: 'Mijn zoon, als we dat op natuurlijke wijze af moeten breken en dan weer opnieuw op moeten bouwen, dan hebben we veel meer dan een jaar nodig voor dat werk!'
[3] Ik zei: 'Maak je daarover niet bezorgd! Wat Ik zei zal ook gebeuren! Maar niet vandaag en morgen; maar overmorgen zal alles er geheel en al ordelijk bijstaan.'
[4] Nu vroeg de Griek: 'Ik zou vanavond graag op goede joodse wijze jullie gastheer zijn; maar in dat opzicht heb ook ik wel wat moeilijkheden. Met de vis als lievelingskost van de joden gaat het bij ons geen haar beter dan bij de waard bij wie wij ons middagmaal nuttigden; want er is hier geen beek van betekenis, geen meer, en tot aan de zee is het toch wel een beetje te ver. Maar kippen, eieren en lammeren en kalveren heb ik wel, evenals gezuurd brood, zout en een goede wijn, die ikzelf in mijn vele en grote wijngaarden verbouw. Het hangt nu alleen van jullie af wat jullie kiezen, dan zal alles op de juiste tijd zijn toebereid.'
[5] Jozef zei: 'Laat dan een lam voor ons toebereiden; de rest zal vast zonder meer goed en in orde zijn!'
[6] De Griek zei: 'Heel goed! Het beste en vetste van mijn vele lammeren zal geslacht en toebereid worden! -Maar nu vraag ik me nog af, wat we zullen doen tot het echt volop avond is geworden, opdat de tijd ons niet te lang valt.'
[7] Ik zei: 'Laten we dan helemaal naar de top van jouw berg gaan en daar een beetje deze omgeving bekijken, die heel mooi is; daar kan dan nog zo het een en ander gebeuren, wat ons veel stof tot nadenken en tot gesprek kan geven!'
[8] Toen Ik deze wens had uitgesproken waren allen het er mee eens. We gingen op weg en waren al gauw boven op de berg, en wel op de hoogste top.
[9] Van daaruit konden we meteen de grote zee helemaal zien omdat het een heldere zomerdag was, en we waren allen zeer verheugd over deze geweldig heerlijke aanblik.
[10] En Jozef zei zelf geheel ontroerd: 'O, als deze aarde als opvoedingsplaats van Gods kinderen al zo mooi is dat je je niets mooiers en heerlijkers kunt wensen, hoe mooi moet de hemel dan wel zijn, die ons na de dood van dit lichaam en na de opstanding op de Jongste Dag staat te wachten! Tussen dit matte leven in het lichaam en die heerlijke opstanding ligt wel een heel lange, levenloze, duistere nacht, maar ik zie dat als volgt: als iemand nu, levend in zijn lichaam, een hele nacht wakker moet blijven, hoe lang moet dat dan wel niet voor hem duren. Maar als de mens die hele lange nacht heerlijk doorslaapt, dan komt die hem 's morgens vaak nog te kort voor. En zo denk ik dat de lange nacht ons op de dag van de opstanding niet te lang voor zal komen. De goede God heeft immers alles op z'n best ingericht, zodat het de mensen die zich aan Zijn geboden houden en het volste vertrouwen in Hem hebben tot geluk en het grootste heil strekt.'
[11] Ook onze Griek was het met de mening van de oude Jozef eens, maar hij vroeg Mij toch wat Ik daarop te zeggen had.
[12] En Ik zei: 'Ja, ja, dat zijn wel echt mooi en wijs klinkende woorden! Het was een heel goed beeld; maar het enig vervelende eraan is, dat het niet zo waar is als het zich laat aanhoren als het zo mooi en plechtig uitgesproken wordt. Maar nu Ik toch bij jullie ben, -waarom vragen jullie Mij dan niet, hoe het met het leven van de ziel na de dood van het lichaam zal gaan? Ik zal het toch beter weten dan jullie! Maar Ik weet niets van een bijna eeuwenlange doodsnacht van de ziel na het afvallen van het lichaam; op het moment dat het zware lijf van je afzal vallen, zul je je ook meteen in de opstanding bevinden en verder leven en werken in eeuwigheid, dat wil zeggen, als je als een in Gods ogen gerechtigd mens deze wereld zult verlaten.
[13] Sterf je echter als een in Gods ogen ongerechtigd mens, dan zal er wel een zeer lange nacht tussen de dood van je lichaam en je ware opstanding volgen - het is echter niet zo dat je je daar niet bewust van bent, de ziel is er zich wel van bewust -, en dat zal een echte en lang durende dood van de ziel zijn. Want een dood waar de ziel geen weet van heeft, zou ook geen echte dood voor haar zijn; maar de dood waarvan ze zich bewust is in het rijk van de onzuivere geesten, zal een grote pijn en kwelling voor haar zijn. Zie, zo zal het gaan! En nu jullie dat weten, moeten jullie een volgende keer duidelijker en meer volgens de waarheid denken en spreken; en waar jullie niets van weten, daar moet je Mij naar vragen, opdat je door je woorden niet tot allerlei verkeerde denkbeelden vervalt! Onthoud dat allemaal goed!'
[14] Daarop zei de Griek: 'Ja, zo is het en zo moet het ook zijn, en nooit ofte nimmer kan het anders zijn! Maar nu wij hier van zo'n heerlijk uitzicht genieten en dit kennelijk alleen gezien wordt door onze levende en voelende ziel, door de ogen van het lichaam als door een paar ramen van haar tijdelijk levend wandelende huis, dat wij lichaam noemen, en daar de ziel zelf daarover nadenkt en met volle teugen geniet van die heerlijkheid, is het toch de vraag of de zielook na het afvallen van het lichaam deze wereld en haar schoonheid zal kunnen zien en beoordelen, dat wil zeggen, als ze zich ergens op deze aardbodem zou bevinden. -Wat kun jij daarover, goddelijke jongeling, voor opheldering geven?'
[15] Ik zei: 'De ziel van een volkomen en gerechtigd mens zal niet alleen met een enkele oogopslag deze hele aarde door en door en geheel en al kunnen zien en over alles uiterst helder en volledig kunnen oordelen, maar over nog eindeloos veel meer; want deze aarde is niet de enige in de eindeloze scheppingsruimte, maar er zijn er nog eindeloos veel meer, en ook zulke die veel groter zijn en evenveel overeenkomstige zijn er ook in het rijk van de zuivere geesten.
[16] Maar daar kan een mens pas een duidelijke voorstelling van krijgen als hij dat van Gods geest in het hart van zijn ziel verneemt en is overgegaan tot een meer omvattend schouwen.
[17] Kortom, de volkomen ziel kan alles; maar de onvolkomen ziel, die geestelijk blind is, zal niets anders kunnen zien dan de lege en wezenloze voortbrengselen van haar ijdele fantasie. Maar als dan een zielook in het andere leven, zonder lichaam, in zichzelf zal keren en zich mogelijkerwijs zal beteren, zal zij daardoor ook overgaan tot een helderder schouwen in grotere waarheid, -maar wel via een weg die langer duurt en veel moeilijker is dan hier. En nu weten jullie ook wat dat betreft het meest noodzakelijke; geloof dat het zo is en niet anders en houd je aan de geboden, dan zullen jullie volkomen worden in je ziel!'
[18] Toen zei de Griek nog: 'Dat geloof ik nu ook vast, zonder enige twijfel, en ik ben ervan overtuigd dat het zo is; maar ons Grieken ontbreekt het nog aan een juiste en ware voorstelling van de gestalte en vorm van een ziel. Zou je ons ook daarover misschien nog wat kunnen zeggen?'
[19] Ik zei: 'Jazeker, wat goed is voor jullie doe Ik altijd graag! Zie, de ziel heeft dezelfde gestalte en vorm als haar lichaam, alleen in veel volkomener mate. Echter is hier alleen sprake van een volkomen ziel. Die heeft alles wat haar lichaam had, maar natuurlijk en var:.zelfsprekend voor heel andere doeleinden. Maar haar geestelijk lichaam is geen materie, maar pure substantie.
[20] En de substantie is zoals het licht dat van de zon komt, dat ten opzichte van de materie helemaal niets lijkt te zijn en toch de grondstof van de materie is, zonder daarmee een en hetzelfde te zijn; want alle oerstof is vrij en ongebonden. En zo weten jullie nu ook hoe dat is.
[21] En opdat jullie je daar een nog duidelijker beeld van kunnen vormen, wijs Ik jullie erop dat jullie je verschijningen herinneren van overleden mensen, die jullie op bepaalde momenten meermaals gezien en zelfs gesproken hebben. Zagen ze er anders uit dan tijdens hun leven?'
[22] De Griek zei: 'J a, ja, nu besef ik pas helemaal dat je in alles de volle waarheid hebt gesproken! Ik heb al heel vaak zulke verschijningen gehad, heb met verschillende overledenen zelfs gesproken en ben zelfs over heel wat dingen door hen onderwezen, en ik heb ze nooit anders gezien dan in een volmaakt menselijke gestalte. Ik dank je daarom voor deze uiteenzetting.'
[23] Ook Jozef en Jacobus gaven Mij hetzelfde getuigenis, wat diezelfde Jacobus nu hier als Mijn leerling kan bevestigen.
[24] Daar tijdens Mijn onderricht de zon was ondergegaan, verlieten we allemaal blij en opgewekt de mooie hoogte en begaven we ons naar het huis van de Griek, waar reeds een goed toebereid avondmaal op ons stond te wachten, dat we dan ook met een goede eetlust tot ons namen; daarna begaven we ons meteen ter ruste, waar vooral Jozef al grote behoefte aan had.'
«« 209 / 229 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.