In het paleis van Cyrenius

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)

«« 212 / 229 »»
[1] (De Heer): 'De Griek Anastocles verontschuldigde zich dat hij wellicht niet met ons mee kon gaan naar Cyrenius, omdat hij in de herberg nog het een en ander in orde moest maken.
[2] Maar Ik zei tegen hem: 'Laat de herberg maar de herberg, - die zal zelf wel weten wat er gedaan moet worden; maar wat jou bij ons ten deel valt, zal je meer tot voordeel strekken dan je herberg, en je huis -want je weet nu wel met wie je in Mij van doen hebt -zal morgen nog eerder klaar zijn dan dat wij van hier bij je huis terug zullen zijn.
[3] Tijdens de nacht zal in jouw huis de verandering zo gebeuren, dat niemand van je mensen het merkt! Maar 's morgens zullen ze van verbazing grote ogen opzetten, wanneer ze zich in een heel nieuw huis bevinden, dat echter toch helemaal hetzelfde is als het oude, alleen zal het in alles groter en comfortabeler zijn, -zoals dat ook met de stal het geval zal zijn. Als je dat nu uit Mijn mond weet, kun je nu helemaal gerust zijn en met ons mee naar Cyrenius gaan, waar het voor ons allemaal goed zal zijn te vertoeven.
[4] Anastocles zei daarop: 'Ja, als dat zo is, laat ik de herberg natuurlijk de herberg en ga ik met jullie mee naar Cyrenius! Misschien herinnert hij zich ook mij nog van Ostracine!'
[5] Ik zei: 'Laat dat maar gerust aan Mij over, daar zal Ik wel voor zorgen; want Ik kan alles wat Ik wil!'
[6] Daarmee was onze Anastocles helemaal tevreden gesteld en hij ging met ons naar het prachtige paleis van Cyrenius en zijn hoge raadsheren, ministers en veldheren, die allemaal in het grote paleis woonden.
[7] Toen wij in de vertrekken van Cyrenius kwamen, was de Griek werkelijk buiten zichzelf van pure verbazing; want zo'n pracht en een dergelijke rijkdom hadden zijn ogen nog nooit ergens gezien.
[8] Zachtjes. zei hij (Anastocles) tegen Mij: 'Maar Meester vol goddelijke kracht, dat is gewoon onmenselijk wat voor schatten en onuitsprekelijke rijkdom hier is! Wat bezit één mens veel en hoe uiterst weinig daarentegen vele honderdduizenden!'
[9] Ik zei: ' Maar zo is het beter; want als alle mensen zulke en zovele schatten zouden hebben, zouden die ten eerste geen waarde hebben en ten tweede zouden de mensen al gauw hun drang om actief te zijn verliezen en tenslotte evenals de dieren, in volledige traagheid voortleven. Alleen honger en dorst zou hen dan tot de vereiste activiteit aanzetten; al het andere zou voor hen geen prikkel en stimulans zijn. Maar wanneer zulke schitterende schatten en rijkdommen zich alleen maar in handen van enkele verstandige mensen bevinden, hebben ze voor alle andere mensen vanwege hun grote zeldzaamheid ook een nauwelijks te schatten waarde, en de mensen worden daarbij actief en werklustig om bij zulke rijke lieden ook een klein deel van de kostbare schatten te verdienen. En zie, dat is immers goed!
[10] Je ziet hier wel grote hoeveelheden goud en zilver en een onnoemelijke hoeveelheid uiterst kostbare edelstenen en parels; wanneer Cyrenius jou slechts een van die heerlijke parels zou geven, opdat jij een bepaald werk voor hem zou verrichten, dan zou jij zeker dadelijk al je krachten aanwenden om slechts één zo'n parel te verdienen. Maar als jij van jezelf al een grote hoeveelheid van zulke parels zou hebben, dan zou jij omwille van die ene parel zeker niet al je krachten aanwenden, maar tegen jezelf zeggen: 'O, wie dat wil moet maar voor die ene parel werken! Ik heb er toch al genoeg en kan het er goed van nemen!' Daar kun je al aan zien dat het in de wereld voor de mensen heel goed is, wanneer dergelijke grote schatten en rijkdommen zich altijd in handen van slechts enkelen bevinden. - Zie je dat in?'
[11] De Griek zei: 'Wie zou dat niet inzien, als U het hem uitlegt? Cyrenius is weliswaar een strenge, maar daarbij toch ook een rechtvaardige en goede regent. Hij denkt altijd aan de werkelijk armen, ofschoon hij iedereen van te voren altijd goed controleert, of hij werkelijk arm is of dat hij, wat vaak het geval is, lui is en niet van werken houdt. En omdat hij zo'n man is, is het ook goed en redelijk dat hij zulke grote schatten en rijkdommen bezit.'
[12] En zo werd onze Griek nu dan ook rustiger en kon de pracht van het paleis gemakkelijker en kalmer verdragen.
[13] Terwijl Ik zo met de Griek bezig was, sprak Cyrenius met grote belangstelling met Jozef over Mij en wat Ik in die tussentijd allemaal gedaan had, hetgeen Jozef en Jacobus hem ook allemaal in het kort waarheidsgetrouw meedeelden, wat hem grote vreugde verschafte. Dat vragen en vertellen duurde ruim twee uur; ook de meeste hoge raadsheren en ministers namen daaraan deel en aan hun verbazing over Mij kwam geen einde.'
«« 212 / 229 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.