De weetgierigheid van de jonge jodin met betrekking tot de Heer

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)

«« 22 / 229 »»
[1] Nu pas begon de jonge, mooie jodin indringender aan Agricola te vragen wie Ik en de wonderbare jongeman eigenlijk wel waren en waarom allen Mij steeds met 'Heer en Meester' aanspraken. Ze begreep al wel dat Ik een grote wijze was, maar ze wist toch niet waar Ik vandaan kwam en wie Ik was.
[2] Toen antwoordde Agricola haar en zei: 'Mooie dochter! Let maar bij alles goed op en laten ook je ouders en je broer dat doen, dan zul je er wel achterkomen wie die verheven man is en waar Hij vandaan is gekomen en dat geldt ook voor deze jongeman!'
[3] De jodin zei: 'Weten jullie dan ook nog niet helemaal zeker wie die verheven man eigenlijk is? Maar als jullie het wel weten, waarom zeggen jullie het mij dan niet?'
[4] Agricola zei: 'O, m'n beste dochter, jullie wijze koning Salomo heeft eens gezegd: ' Alles in deze wereld heeft zijn tijd en van tijd tot tijd moet de mens geduld hebben, want zolang de druifniet rijp is, moet men haar niet van de wijnstok afhalen!' En zie, zo zul jij ook nog niet volledig rijp zijn om meer over die verheven man te horen; als je echter rijp wordt, zul je ook wel meer te horen krijgen. Maar zoals gezegd, let goed op alles wat die verheven man zal zeggen en doen, dan zal je hart je wel zeggen wie Hij is! - Heb je mij nu goed begrepen?'
[5] De jodin zei: 'Ja, ja, ik heb u heel goed begrepen! Een arm mens is nog altijd op zijn geduld aangewezen om beter te worden; een rijk en door de hele wereld geacht mens kan zich wel het een of ander hulpmiddel verschaffen in plaats van een te lang durend geduld. Ja, dat is mij al tamelijk lang bekend! Wel, wel, ik zal uw vriendelijke raad, hoge heer, wel geheel opvolgen, maar of ik daar wat aan heb, is een heel andere vraag!'
[6] Toen vroeg de vader van de dochter Agricola eerbiedig om vergeving en zei: 'Heer, heer, vergeef het arme kind, want ze is ondanks al haar goedhartigheid soms een beetje te weetgierig en wordt, als men een keer goede redenen heeft om haar iets niet te zeggen, nogal gauw onwillig. Maar wanneer dan de vaak weinig voorstellende storm van nieuwsgierigheid voorbij is, wordt ze meteen weer geduldig en zachtmoedig en voegt ze zich heel gewillig in alles, ook al is het nog zo bitter. Goede verheven heer, neem ons kind daarom deze geringe misdraging niet kwalijk!'
[7] Agricola zei: 'Ach, wat een gedachte?! Wat jullie lieve dochter zei, beviel mij juist zo goed, omdat zij volkomen openhartig en onbevangen de waarheid sprak. Ik blijf van nu af aan nog meer jullie vriend dan ik al was. Jullie kunnen dus wat dat betreft wel helemaal gerust zijn. Maar laat je dochter maar op haar manier verder praten, dan zullen we daardoor toch nog bij de hele waarheid komen.'
[8] Toen waren de arme ouders helemaal gerustgesteld en de dochter mocht nu onbevangen zeggen wat er in haar opkwam.
[9] Zij richtte zich nu meteen weer tot de Romein en zei tegen hem (de jodin): 'O beste, hoge heer en vriend, u bent wel een erg goed mens en al uw metgezellen schijnen dat ook te zijn, maar u kunt in uw wereldse voorspoed toch nooit helemaal aanvoelen wat de armoede in haar vaak geheel hulpeloze en grote nood voelt! Als men als jong en door Gods natuur niet verwaarloosd meisje niet alles doet wat de machtigen en rijken wensen, dan is men vrijwel helemaal verloren. Geen mens kijkt meer naar je om, je wordt bespot en voor een ijdel, dom en trots wezen versleten en als je dan noodgedwongen naar iemand toegaat om hulp, wijst men je de deur en mag je je niet meer voor zo'n deur laten zien. Dat is en blijft voor ons soort mensen toch altijd iets wat hoogst onaangenaam is en het ontneemt je tenslotte alle vertrouwen, zelfs in de betere mensheid. We zijn tenslotte allemaal mensen en behept met allerlei zwakheden en onvolmaaktheden. Is dat waar of niet?'
[10] Agricola zei: 'Je hebt weliswaar helemaal naar waarheid en juist gesproken, maar er is toch nog iets wat je bij je beschrijving van armoede en nood bent vergeten! Kijk, wie God liefheeft, die beproeft Hij eerst heel secuur voor Hij hem volledig helpt! En dat schijnt God de Heer bij jullie gedaan te hebben. Toen jullie nood echter het hoogst was, kwam ook Zijn hulp en nu zijn jullie pas werkelijk geholpen. Want ik heb jullie in de naam van God, onze Heer, mijn belofte gegeven en ik zal mijn woord ook houden en wel zuiver uit liefde en dankbaarheid voor jullie ware God en niet vanwege een of andere speciale liefde en genegenheid voor jou, omdat je een zeer mooie jodin bent. Want mijn liefde tot God is zeer veel groter dan ik ooit voor alle schoonheid en pracht van de wereld heb gevoeld. Dus overje levensonderhoud hoef je van nu af aan niet meer in te zitten, maar dat je een nadere kennismaking met die verhevene nog een poosje wordt onthouden, heeft een heel wijze reder en wij zijn dus niet op een of andere wijze hard tegen je als we je niet meteen alles zeggen, wat wij allen geheel zeker en volkomen waar over Hem weten.
[11] Dat er achter Hem iets heel buitengewoons schuilgaat, kun je je wel voorstellen, maar waaruit dat buitengewone bestaat, dat zul je snel en gemakkelijk merendeels vanzelf ontdekken als je maar, zoals ik je heb aangeraden, goed op alles let wat Hij zal zeggen en doen. Ik heb je immers al in het begin op dit vaatwerk op onze tafel gewezen, dat Hij enkel door Zijn wil in zekere zin heeft geschapen. Verder was je er nu ook getuige van dat Hij tijdens de uitleg van Zijn wonderen die beide gouden bekers, die nu nog voor Hem staan, uit de lucht deed ontstaan; ze zijn volkomen gelijk aan de bekers die onze gastheer Lazarus binnenbracht, waarbij hij vertelde hoe die jongeman, die nu aan die kleine tafel met Lazarus eet en drinkt, deze net zo wonderbaarlijk uit de lucht deed ontstaan als die verheven man dat hierbinnen deed. Nu je dat allemaal gehoord en gezien hebt, moest je, evenals je ouders en je broer, al wat meer licht over die verheven man krijgen, die zo uiterst wijs kan spreken en zulke buitengewone daden tot stand kan brengen. ,
[12] De jodin zei: 'Ja, ja, het is heel juist en waar wat u daar zegt, maar daar ligt voor ons vieren nu juist de eigenlijke moeilijkheid, die wij niet zo gemakkelijk uit de weg kunnen ruimen. Want voor een profeet, hoe groot ook, spreekt hij te duidelijk en te wijs en doet hij te ongelooflijk buitengewone dingen. Voor u, Romeinen, is dat niet moeilijk, omdat u zo'n buitengewoon mens meteen voor een God houdt en hem als zodanig aanneemt en kunt vereren en aanbidden, maar dat gaat bij ons joden niet, omdat wij alleen aan één enkele God geloven, die niemand kan zien zonder te sterven. De wijsheid van deze verheven man gaat zeker alle huidige menselijke begrippen te boven en ook zijn daden en hij moet daarom zeer veel van de zuiver goddelijke geest in zich hebben. Maar daarom kunnen wij, joden, hem toch niet als een God aanvaarden! Wat vindt u daar nu van?'
«« 22 / 229 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.