Raphaël en de Grieken

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)

«« 41 / 229 »»
[1] Na deze woorden van Lazarus richtte de Griek zich tot de jongen (Rafaël) en zei: Beste jongen, de waard heeft ons met onze vraag naar jou verwezen, jij zou ons wel een goed antwoord kunnen geven! Waarover het gaat, heb je al gehoord en daarom kun je wel meteen beginnen te spreken!'
[2] De engel zei: 'Ja, beste mensen, dat gaat niet zo snel als jullie je dat voorstellen! Want in onze boeken, die jullie ook niet helemaal onbekend zijn, staat geschreven: 'Het land Kanaän is aan de kinderen van Jehova gegeven en goden zullen daarin wonen. ' Zodoende zijn jullie nu in het land van de goden en hebben hier met goden te maken en niet met zuiver wereldse mensen zoals jullie zijn. Als jullie echter bij goden iets willen bereiken, dan moeten jullie hun van te voren heel oprecht leren vragen, anders sluiten de goden hun mond en geven jullie geen onderricht en geen raad. Begrijpen jullie mij?'
[3] De Griek zette grote ogen op en zei tegen de jongen: 'Nou, nou, m'n beste jonge jood, jullie goddelijkheid schijnt niet al te veel om het lijf te hebben, want als jullie goden waren, zouden de Romeinen jullie niet onderworpen hebben! Maar van ons mag jij je als jonge jood, die waarschijnlijk nog niet zoveel ervaring heeft, je laten voorstaan opje oude mystieke geschriften en je inbeelden dat je een god bent. Ik kan ook aan jou vragen mij iets over jullie geheime kookkunst mee te delen en ik vraag je dat nu ook heel oprecht!'
[4] De engel zei: 'Nu vertel ik jou en ieder van jullie nog minder over ons kookgeheim dan eerst, want nu benje zelfs wat grof geworden en met grofheid is er bij ons goden al helemaal niets te bereiken! Want jullie mensen moeten zich naar ons en wij niet naar jullie richten, omdat wij zonder jullie heel goed kunnen leven en eeuwig bestaan, maar jullie zonder ons nooit. Hebben jullie dit ook weer begrepen?'
[5] De Griek zei: 'O ja, maar al te goed, en het is ons nu duidelijk geworden dat speciaal jij als baardeloze jongen een heel vreemde snuiter bent! Maar als jij je zo laat voorstaan op je goddelijkheid, geef ons daar dan eens een bewijs van, dan zullen we ook met zekerheid weten wat wij ten opzichte van jou moeten doen! Want met woorden alleen kan iemand die een mens schijnt te zijn, zich tegenover ons, mensen, nooit of te nimmer als een god manifesteren, maar alleen door een daad die, volgens het getuigenis van alle mensen die in allerlei kunsten en wetenschappen onderlegd zijn, niet anders aangemerkt kan worden dan als een daad die alleen aan een god mogelijk is. Heb je, als jongen die als een god vereerd wil worden, ook dat begrepen?'
[6] Rafaël zei: 'O ja, maar met dergelijke Griekse wijsheidsfrasen bereiken jullie bij mij niets, want ik bezit goddelijke macht en kracht en heb daarom voor geen enkel mens enige vrees en ook niet voor alle mensen op de hele aarde. Wie van mij iets wil ontvangen, moet mij er eerst in volle ernst met een zuiver en deemoedig hart om vragen; met behulp van jullie spitsvondigheden krijg je nooit of te nimmer iets van mij gedaan. Begrijp je dat?'
[7] De Griek zei: 'Luister eens, je bent een totaalonhandelbare jongen en er is met jou, als je werkelijk enige geheimen bezit, met alle menselijke verstand niets te beginnen, daar zijn we nu wel helemaal achter! Je hebt je er goed in geoefend om voor de mensen voor god te spelen; ga zo maar door, dan zul je nog eens een groot en zeer beroemd man worden. Maar als je werkelijk zo goddelijk almachtig, en daarbij duidelijk een Jood bent, dan kun je geen vriend van de Romeinen zijn. Het zal voorjou toch niet moeilijk zijn alle Romeinen in één slag uit dit godenland van jou te verdrijven. Waarom laten jullie je dan hun strenge wetten welgevallen?'
[8] De engel zei: 'De Romeinse wetten zijn wel streng, maar tevens rechtvaardig en dienen de betere joden nu zelfs als bescherming tegen die slechte joden, die zich weljoden noemen, maar in hun hart geen joden en al helemaal geen Gods kinderen zijn. En daarom zijn de Romeinen nu onze vrienden en reeds lang geen vijanden meer en zij bewaren goed de orde onder de verdorven mensen van dit land evenals in vele andere landen, en wij beschermen hen daarom eerder dan dat wij hen uit dit land zouden willen verdrijven. Dat wij echter, als dat nodig mocht zijn, ook de machtige Romeinen als kaf voor de stormwind uit dit land zouden kunnen blazen, daarvan zal ik jullie een klein voorbeeld geven, let dus allen goed op!'
[9] De Griek zei: 'Jongen, wat wil je ons dan laten zien of door je eventuele toverij wijsmaken?'
[10] Rafaël zei: 'Oordeel niet van te voren, maar pas achteraf!'
[11] De Griek zei: 'Heel goed, we zullen pas achteraf oordelen!'
[12] Rafaël zei: 'Goed dan; oordeel dus achteraf! Zoals ik jullie heel duidelijk heb gezegd, oordeel volgens jullie wijze Griekse verstand en zeg mij dan wat jullie wijze verstand daarvan zegt!'
[13] De Griek zei: 'Goed dan, laat maar wat zien, wij zullen wel zien of het echt is! Want bij ons in Athene zijn al heel wat verschillende wijzen geweest en wij Grieken kunnen daarom heel goed beoordelen wat toverij is, en wat een waarachtig wonder van God. Kom dus maar voor de dag met je goddelijke blijk van almacht!'
[14] De engel zei: 'Maar let wel goed op dat het jullie niet de natuurlijke adem beneemt!'
«« 41 / 229 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.