Het wezen van de engelen. Liefde en wijsheid, hart en verstand

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)

«« 56 / 229 »»
[1] Wij rustten en sliepen nog heerlijk, terwijl de zon al boven de verre horizon opkwam. Toen werden Lazarus en zijn waard wakker en de laatste stond vlug op van zijn stoel en verliet het vertrek om de bedienden te wekken, zodat zij een goede en rijkelijke ochtendmaaltijd konden gaan klaarmaken. Daardoor kwam weldra alles in huis tot leven en ontwaakten ook wij, stonden op van onze plaatsen en gingen naar buiten.
[2] Voor het huis was een bron die goed en zuiver water gaf en Ik zei tegen Lazarus: 'Broeder, laat ons, om Nikodemus geen ergernis te geven, kruiken brengen en die met water vullen, zodat we onze handen kunnen wassen en er niet gezegd kan worden dat we het brood met ongewassen handen eten!'
[3] Dat gebeurde, en allen wasten hun handen, gezicht en ook hun voeten, waarna er schone doeken gebracht werden waarmee men zich kon afdrogen.
[4] Na het wassen, kwam ook Rafaël weer bij ons en vertelde aan Lazarus dat de jeugd nog heel lekker lag te slapen en te dromen, en dus de eerste uren nog niet gewekt moest worden. En zo gebeurde het dan ook, omdat dat hard nodig was voor de jongeren die door de verre, slechte reis erg vermoeid waren.
[5] Maar nu bij daglicht merkte Nikodemus de verblindende schoonheid van Rafaël pas goed op en hij raakte niet uitgekeken op hem. Na een ogenblik van diepe, innerlijke verbazing zei hij tegen Mij: 'Maar Heer en Meester, waar komt deze bovenaards mooie jongeman toch vandaan? Hoe heet hij? Nee, ik heb nog nooit een dergelijke mannelijke schoonheid gezien! Dicht bij hem staat weliswaar ook een heellief meisje, maar hoe aards is zij vergeleken bij deze meer dan hemels mooie jongeman! Kijk eens hoe prachtig zijn gouden haar over zijn etherisch zachte hals golft, die vrijwel sneeuwwit is! Wat is zijn gezicht onbeschrijflijk mooi! Hoe zacht, vol en teer zijn zijn armen en voeten! Alles aan hem is zo keurig en verzorgd, hoewel heel eenvoudig, dat ik als een Oudste van de stad en van de tempel zelfs in mijn dromen nog nooit iets dergelijks heb gezien. Werkelijk, deze jongeman kan geen kind van deze aarde zijn! Als hij vleugels zou hebben zoals de cherubijnen, die in het Allerheiligste van de tempel de ark bewaken, dan zou hij een volmaakte engel van God zijn!'
[6] Ik zei: 'Denk je dan dat de engelen van God vleugels moeten hebben om engel te zijn? Dan vergis je je heel erg! Hadden de drie mannen die bij Abraham kwamen, vleugels? Of de jongemannen die Lot redden, of de engel die de jonge Tobias leidde? Het is Mij niet bekend dat er ergens in de Schrift melding wordt gemaakt over hun vleugels. Ook de engel die aan Abraham verscheen, toen hij zijn enige zoon Isaak moest offeren, en die hem daarvan afhield, had volgens de Schrift geen vleugels.
[7] Alleen de beide metalen cherubs moest Mozes symbolisch met vleugels uitbeelden om aan de toen nog zeer zintuiglijk ingestelde joden aan te geven dat de zuivere geesten uit Gods hemelen in alles uiterst snel zijn in het denken, besluiten, handelen en ten uitvoer brengen. Nu kent de natuurlijke mens op aarde geen snellere beweging dan de vlucht van de vogels in de lucht door middel van hun vleugels, en daarom heeft Mozes de Cherubs dan ook op Gods bevel vleugels moeten geven, om de snelheid van het geestelijke zintuiglijk waarneembaar te maken voor de mensen. Maar in werkelijkheid heeft geen enkele engel van God ooit een paar vleugels gehad.
[8] De vleugel betekent dus alleen maar de hoge graad van de wijsheid en de kracht van al het zuiver geestelijke, maar niet dat een zuivere geest ook als een vogel op Gods bevel van de hemel naar de aarde en vandaar weer terug moet vliegen. Overigens is er in de ware hemel nooit een engel geweest die niet eerst op de een of andere aarde mens is geweest. De heel onjuiste voorstelling die jullie hebben van engelen, dat ze namelijk als zuivere geesten geschapen zouden zijn, heeft alleen maar betrekking op de werkende krachten en machten van God, waardoor Gods alomtegenwoordigheid tot uitdrukking komt, die in alle oneindigheid werkt, en waarvan een mens zich geen voorstelling moet maken, omdat het oneindige uit God voor ieder begrensd wezen werkelijk onvoorstelbaar is, iets wat hopelijk niet moeilijk te begrijpen is.
[9] Omdat ieder mens echter, wat zijn ziel betreft, geroepen is om een ware engel in Gods hemelen te worden, kan deze mooie en kuise jongeman evengoed zonder vleugels op deze aarde zijn als Ikzelf, de enige Heer van hemel en aarde, nu in een lichaam bij jullie ben en jullie Zelf onderwijs en tegelijkertijd toch de hele oneindigheid in stand houd. Overigens staat er geschreven: 'In die tijd zullen jullie Gods engelen zien opstijgen en neerdalen, die de Heer zullen dienen!' En dus kan deze jongeman ook heel goed een engel zijn. - Hoe denk je daarover?'
[10] Nikodemus zei: 'Ja, ja, hij is er in ieder geval meer dan mooi genoeg voor, maar hij stijgt niet op en daalt niet neer tussen aarde en hemel!'
[11] Ik zei: 'O, grote blindheid van de mensen! Hoe kun jij, een man met zoveel ervaring, nu toch denken dat engelen uit de materiële hemel op deze eveneens materiële aarde neerdalen en vandaar weer opstijgen, en dat de mensen dat dus zullen zien, en ook hoe die engelen Mij zouden dienen?! Het opstijgen en neerdalen van de engelen betekent toch alleen maar: van de liefde opstijgen tot de ware wijsheid en met de wijsheid weer terugkeren naar de liefde, die de ware levende geest uit God in jullie is.
[12] Als een mens in zijn hart de liefde tot God en zijn naaste echt opwekt en vasthoudt, stijgt hij daardoor op tot de wijsheid ofwel tot het juiste en diepe inzicht in alle dingen. Als een mens echter tot dat inzicht is gekomen en Gods onbegrensde liefde, wijsheid en macht dieper en dieper beseft en begrepen heeft, wordt hij vol deemoed en levende liefde tot God. In dat geval daalt hij dan weer af in zijn hart, verlicht het nog meer en maakt het vuriger in de liefde tot God.
[13] 'Maar', zegje bij jezelf, 'stelt deze aarde dan de liefde en de hemel de wijsheid voor, terwijl het op aarde toch zo liefdeloos toegaat en er vanuit de hemel alleen maar goeds komt - heel zelden misschien iets minder goeds?'
[14] Ja, in het hart van de mens als de zetel van de liefde, gaat het meestal ook zeer liefdeloos toe, en toch is het hart de zetel van de liefde. Maar de zuivere liefde in het hart zou helemaal alleen op zichzelf evenmin levensvruchten tot stand brengen, als de aarde zonder het licht van de zon. De hemelse zon voor het hart in de mens is nu eenmaal zijn natuurlijke verstand. Dat daalt in geordende, goede gedachten, ideeën en begrippen in het hart ofwel op de aarde in de mens neer, verlicht deze en wekt de kiemen tot goede en edele daden tot leven. Als het licht van het verstand nog zwak is, zoals het licht van de zon in de winter, dan wordt het hart wel verstandiger en wijzer, maar omdat het nog erg aan de eigenliefde blijft hangen, zullen de edele kiemen daarin niet opkomen, groeien en vruchten laten rijpen in de vorm van daden volleven. Maar wanneer het verstand van een mens door vlijt en een juist gebruik van zijn talenten en bekwaamheden lichter en lichter wordt, zal het licht van het verstand ook de levenswarmte in het hart krachtiger opwekken, en de daarin rustende zaadkorrels voor goede daden zullen gaan kiemen, groeien en bloeien en weldra edele daden als vruchten voor de rijke levensoogst voortbrengen en volkomen rijp laten worden.
[15] En dus moeten hier onder 'engelen' worden verstaan de gedachten, ideeën en begrippen van het verlichte verstand, dat de wijsheidshemel van de mens is -weliswaar in het kleinste formaat. Deze stijgen op en dalen neer en dienen de nog verborgen geest van God in het hart van de mens, en deze geest heet liefde tot God en liefde tot de naaste. Zoals echter deze levende geest uit God in het hart van de mens door maar al te veel mensen niet herkend wordt en er geen acht op wordt geslagen - terwijl toch al het heil van de mens met betrekking tot zijn tijdelijke en eeuwige leven juist van deze geest afhangt -zo word ook Ik Zelf als de Heer en diepste grond van al het zijn en bestaan door de mensenwereld niet herkend, hoewel zij zien welke grote gedachten, ideeën en begrippen uit de hemelen van God door Mij op deze aarde neerdalen en weer opstijgen en het hart helder verlichten en tot het dragen van levende vruchten verwarmen en opwekken. Daarom zijn er velen die geroepen zijn, maar er zijn weinig uitverkorenen die Mijn woorden begrijpen, behartigen en tot de rijke oogst van daden vol leven brengen.
[16] Is het je nu al wat duidelijker, wat dus in eerste instantie eigenlijk de engelen zijn die uit de hemel naar de aarde neerdalen en weer naar de hemel opstijgen, en Mij dienen als God van eeuwigheid en hier op aarde tijdelijk jullie mensen dienen, die als geroepen kinderen van God Zijn hart en dus Zijn aarde zijn?'
«« 56 / 229 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.