Het gezichtsvermogen van de ziel na de dood

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)

«« 65 / 229 »»
[1] Wij gingen echter nog wat verder, en wel naar het hoogste punt van deze berg. Daar was een aardig olijvenbosje, waar zich onder de bomen een groot aantal banken en zitplaatsen bevonden, waarop allen zich neerlieten, terwijl zij Lazarus prezen om de doelmatige aanleg van zoveel gezellige rustbanken en zitplaatsen. Lazarus dankte allen voor die lovende woorden, die hem veel genoegen deden. Vanaf deze hoogte, die naar alle kanten vrij uitzicht bood, genoot men van het prachtige vergezicht. Men zag van hieruit de Jordaan en het dal daarvan, en - weliswaar heel in de verte - ook een stuk van de Dode Zee.
[2] Zonder iets te zeggen keken allen een tijdlang vol verrukking naar de mooie omgeving met de omliggende steden, gehuchten en dorpen en Agricola zei, toen hij alles goed bekeken had: 'Beste vrienden, alle aanwezigen hier, en vooral U, o Heer en Meester, ik moet heel openlijk toegeven dat ik in ons uitgestrekte rijk nog nooit zo'n schitterende omgeving en zo'n prachtig landschap heb gezien als hier! Waarlijk, in zo'n heerlijke omgeving moet een mens het sterven nog bitterder en moeilijker toeschijnen dan in een woester en minder mooie omgeving! Want hier zou men eeuwig verder willen leven en genieten van zo'n aanblik! - Wat zegt U, o Heer en Meester, daarvan?'
[3] Ik zei: 'Vriend, je zou met die mening wel gelijk hebben als de ziel in verbinding met de geest uit God na de dood van het lichaam niet het vermogen zou krijgen oneindig veel mooiere streken ook in andere werelden te zien en daarvan te genieten -gesteld dat het zien van mooie streken en landschappen voor een ziel al het hoogste gevoel van zaligheid zou zijn. Maar Ik denk, dat er na het afvallen van het lichaam voor een ziel, wiens leven voleindigd is, nog wel hogere gevoelens van zaligheid zullen zijn dan alleen maar het zien van zeer mooie landschappen.
[4] Stel je eens voor, datje hier zeg maar gedurende honderd jaar aan één stuk door dit landschap zou moeten bekijken, waarbij er ook in alle andere levensbehoeften rijkelijk voorzien zou zijn, dan sta Ik ervoor in dat dit mooie landschap je al gauw dermate zou gaan vervelen, datje het daarna in je hele leven nooit meer zou willen zien.]a, zo nu en dan temidden van goede vrienden maakt de aanblik van een mooie omgeving op het menselijke gemoed altijd een verheffende indruk, maar daarna verlangt de ziel al gauw naar veranderingen om daardoor grotere en uitgebreidere ervaringen op te doen en daaruit ook steeds wat nieuws te leren.
[5] Zo goed als een volmaakte ziel nu met haar lichamelijke ogen kan zien Wat haar omgeeft, zal zij in haar zuiver geestelijke toestand het vermogen om te zien, te horen en te voelen beslist ook nog bezitten, en wel in een veel hogere mate dan nu in haar zware en moeizame lichaam! Ik heb jullie daarstraks beneden voor het huis immers al laten zien hoe het gesteld is met het innerlijke zien van de ziel waarover jij je zelf nog erg verwonderd hebt - toen de door Mij voor korte tijd geestelijk in vervoering gebrachte mensen, die nooit eerder in Rome geweest waren, jouw grote vaderstad nog nauwkeuriger beschreven dan jij het zelf ooit met je eigen ogen had kunnen zien.
[6] Dan zul je toch wel inzien dat de ziel in haar vrije en zuiver geestelijke toestand een veelomvattender gezichtsvermogen bezit dan in het beperkte lichaam! En als dat het geval is, dan kun je, als je echt gelooft aan Mijn woorden en tekenen en ook aan de ervaringen die je bewust met je ziel en geest hebt meegemaakt, toch echt niet zeggen dat het in zo'n omgeving moeilijker is om te sterven dan in een verlaten en duistere landstreek! Dat iedere ziel na de dood van het lichaam voortleeft en zich volkomen bewust is van haar leven, zul je toch niet meer in twijfel trekken?'
[7] Agricola zei: 'Heer en Meester, dat beslist niet, omdat ik immers al in Spanje, Sicilië en Egypte ervaringen heb opgedaan met betrekking tot het voortleven van de ziel na de dood van het lichaam, en dat op een manier waarbij geen bedrog mogelijk was. Maar hier gaat het om iets heel anders, en dat is juist de reden waarom ik mij veroorloofde zoëven een opmerking te maken!'
[8] Ik zei: 'En waaruit bestaat dan dat andere? Praat maar gerust verder, want we hebben tot aan het middaguur nog volop tijd om nog van alles te bespreken!'
[9] De vele aanwezige tollenaars kwamen nu ook naar Mij toe en vroegen, of Ik het hun niet kwalijk nam als zij tot de avond naar huis gingen om te zien, of daar alles wel in orde was en of hun bedienden het nog steeds door alle straten binnentrekkende volk bij deze gelegenheid niet teveel afpersten.
[10] Ik zei: 'Doe dat en doe nu iets goeds voor zoveel kwaads dat jullie de mensen gedurende vele jaren hebben aangedaan, dan zullen jullie zonden je vergeven zijn! Maar zoals het jullie nu vrij staat te vertrekken, zo staat het jullie ook vrij om terug te komen.'
[11] Daarop maakten alle tollenaars een buiging, bedankten voor alles wat zij ontvangen en genoten hadden en vertrokken snel.
«« 65 / 229 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.