Het overleg van de Farizeeën

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)

«« 83 / 229 »»
[1] Ik zei: 'Beste vriend, je hebt de gebeurtenissen in de tempel heel goed verteld en in je verhaal laten zien dat je alles wat er gebeurde en wat speciaal op Mij betrekking had met de grootste opmerkzaamheid hebt gevolgd. Maar Ik zeg je erbij dat Mijn wil je daarbij zeer behulpzaam was; want zonder Mij is alles zwak in de mens, maar met Mij is alles sterk, krachtig en machtig.
[2] Er is nu in de tempel heel veel gebeurd voor onze goede, ware zaak. Het volk, de oude rabbi en Nikodemus hebben Mij bekend gemaakt als diegene die Ik ben, en dan zou je toch denken dat de tempel nu wel helemaal bekeerd zou zijn. Maar niets van dat alles! Nu krijgen de rabbi en Nikodemus moeilijkheden met de andere Farizeeën en met de hogepriester omdat zij tegen het volk verklaard hebben dat Ik de beloofde en enig ware Messias ben. Maar Ik gaf beiden de juiste woorden in de mond, en Nikodemus heeft nu de hogepriester zulke vurige woorden in zijn gezicht geslingerd dat zowel hij als de Farizeeën niets meer terug wisten te zeggen.
[3] De hogepriester heeft namelijk de oude rabbi en Nikodemus bitter verweten dat zelfs zij Mijn naam openlijk in de tempel voor het volk beleden hebben en alle schuld op de tempel hebben geschoven, terwijl zij Mij bij deze gelegenheid voor het hele volk zo verdacht mogelijk hadden moeten maken. Zij hadden het volk met grote ernst moeten zeggen dat God nu zo toornig op hen was geworden, omdat het zulke dwaalleraren en opruiers achterna liep en zich liet verleiden en dat het daarom vervloekt was.
[4] Maar Nikodemus antwoordde de hogepriester, die Kajafas heette: 'O, als jullie zo verstandig en wijs zijn, ga dan nu zelf de tempel binnen, die nog vol mensen is, hoewel een groot deel na mijn toespraak de tempel verliet en naar huis is gegaan, en spreek op jullie manier met het volk, dan zul je gauw genoeg merken hoe het je zal ontvangen! Waren wij beiden soms de eersten die tegen het volk hebben gesproken? Velen van jullie hebben op jullie manier tot het volk gesproken, en wat was het gevolg van ieder van die preken? Het gevolg was dat de prediker moest vluchten, wilde hij niet vreselijk mishandeld worden.
[5] Wat zouden jullie dan gedaan hebben wanneer het volk, als wij beiden het niet op een verstandige manier gesust hadden, massaal bij jullie binnengedrongen zou zijn en jullie op een waarschijnlijk ongehoorde wijze zou hebben mishandeld? Is het daarom niet verstandiger in tijd van nood mee te huilen met de wolven in het bos en er zo heelhuids vanaf te komen, dan het volk iets ten laste te leggen wat het absoluut niet wil horen?!
[6] Het was in deze nacht echt niet het moment om tegen het woedende en vertwijfelde volk een strafrede te houden, maar wel om het te troosten en tot rust te brengen, - en dat hebben wij beiden gedaan en daarmee hebben we beslist geen fout begaan. Of jullie echter voor het volk geen fout begaan hebben, is een heel andere vraag! Ga maar eens naar de grote hal van de tempel om te proberen het volk iets anders te leren, dan sta ik ervoor in dat het jullie nog erger zal vergaan dan het eerder de opperfarizeeër en schriftgeleerde vergaan is toen hij inging tegen de bewering van het volk dat de stem van het volk gelijk was aan de stem van God!
[7] Bovendien heb jij, Kajafas, mij en de oude rabbi immers zelfgevraagd om als mannen die bij het volk goed aangeschreven staan, onder het volk te gaan om te proberen het op alle mogelijke manieren tot rust te brengen. Wel, dat deden wij. Waarom maken jullie ons daarover dan nu verwijten, nu het volk rustig is geworden? Het staat jullie immers nog altijd vrij het volk, dat zeker nog tot na het middaguur in de tempel zal blijven, iets anders te leren! Wij beiden zullen ons beslist niet meer met het volk bezighouden. Maar pas op, - het volk kent jullie zonden!'
[8] De hogepriester zei: 'Zodra we voor het volk bang moeten zijn, zijn we ook geen priesters meer! Wemogen het volk geen haarbreed toegeven, laat komen wat komt! Dat is mijn vaste besluit en de basis van mijn handelen.'
[9] Daarop antwoordde Nikodemus hem: 'Jij bent nu hogepriester, en je kunt in veel opzichten doen wat je wilt; maar wanneer, zoals het er nu uitziet, binnenkort het hele volk ons zal afvallen en zich onder bescherming van de Romeinen zal stellen, - wat ga je dan doen? Al vervloek je het volk dag en nacht aan één stuk door, dan zal het net zo naar je luisteren als nu de heidenen, Samaritanen en Sadduceeën naar je luisteren. Met welke middelen wil je de afvalligen dan weer voor ons en de tempel winnen, en aan onze kant krijgen?
[10] Wat heb je met je hardnekkigheid bij de rijke Lazarus bereikt en wat heb je daarbij gewonnen? Met al zijn vele bezittingen is hij nu Romeins burger, en je hebt geen macht meer over hem! Vroeger betaalde hij ieder jaar minstens honderd pond goud en vijfhonderd pond zilver aan de tempel, en nu betaalt hij aanmerkelijk minder aan de Romeinen, en aan de tempel betaalt hij geen stuiver meer. Alleen de tiende heeft hij nog gegeven, maar die zal hij in de toekomst waarschijnlijk ook niet meer geven, omdat hij voor zover ik weet dat ook al met de Romeinen geregeld heeft. Ja als tengevolge van jouw hogepriesterlijke hardnekkigheid velen het voorbeeld van Lazarus zullen volgen, dan zullen we ons al gauw alleen in de tempel bevinden!
[11] Kijk, zo denk ik erover, en daar ben ik rotsvast van overtuigd, en in de toekomst zal blijken dat ik hier de volle waarheid heb gesproken, en dat zou wel eens het begin kunnen zijn van de vervulling van het tweede treurige en verschrikkelijke teken, dat we deze nacht gezien hebben en dat niet lang op zich zal laten wachten! Ga zo maar door, dan zullen wij allen ook wel gauw met alles klaar zijn! - Ik heb nu gesproken.'
[12] Dat deze woorden de hogepriester niet bijzonder aangenaam waren, valt goed te begrijpen. Maar hij kon er weinig of niets tegen inbrengen; want ook andere Oudsten van de tempel en van Jeruzalem waren het met Nikodemus eens.
[13] Maar na een poosje zei de hogepriester toch weer enigszins geprikkeld: 'Maar nochtans weet ik wat er gedaan moet worden om weer vaste grond onder de voeten te krijgen! Ook de valse profeet uit Galilea moet vallen zoals Johannes gevallen is, dan zal het volk weer naar ons toe komen. Heb ik juist gesproken of niet?'
[14] Vele Farizeeën en schriftgeleerden stemden toen met Kajafas in; maar Nikodemus, de oude rabbi en nog enkele Oudsten schudden het hoofd, en de oude rabbi zei: 'Ik ben geloof ik de oudste van jullie en ik weet wat er de laatste tachtig jaar in de tempel en in het hele joodse land allemaal gebeurd is. Reeds vaak zijn er onder het volk, en ook in de tempel zelf, vrome en van Gods geest vervulde mensen opgestaan, die wijs geleerd hebben en ook wijs handelden. Het zeer heerszuchtige deel van de tempel heeft hen echter altijd met alle middelen vervolgd en zo mogelijk ook gedood. Maar vraagje zelf af, vraag alle Oudsten van het hele joodse land en sla het eens na in onze jaarlijkse dagboeken, dan zul je vinden dat het oude aanzien van de tempel daarbij nooit iets heeft gewonnen, maar na ieder van die daden wel veel heeft verloren, en op zo'n manier dat het verlorene nooit meer herkregen werd!
[15] Waar zijn al die Samaritanen, waar de Sadduceeën, waar zal maar al te gauw heel Galilea zijn? Hoeveel van onze mensen zijn Esseen geworden, hoeveel volledig Griek of Romein! Wie - enkele Griekse kooplieden daargelaten - bezoekt ons nog uit Tyrus en Sidon, wie uit het grote land Capadocië, uit Syrië en uit de vele steden langs de Eufraat? Kijk, dat alles behoorde in mijn jeugd zelfs nog tot de vaste aanhang van de tempel, die overladen werd met allerlei offers en schatten, en daardoor erg overmoedig en meedogenloos werd! De priesters overtraden het gebod van God 'Gij zult niet doden!' , en het aanwijsbare gevolg daarvan was de totale afval van vele landen en steden.
[16] Als jullie echter nog verder zullen doorgaan op de gruwelijke manier van jullie voorgangers, zullen jullie - zoals het tweede teken duidelijk heeft laten zien - binnenkort ook nog datgene verliezen wat tot nu toe toch al los genoeg aan de tempel hing. Zo denk ik erover; maar jullie kunnen doen wat je wilt!'
[17] Deze uitstekende toespraak van de rabbi werd door velen met instemming begroet, en de jongeren konden er weinig tegen inbrengen.
[18] Toen richtte Kajafas zich weer tot Nikodemus en vroeg hem of ook hij de mening van de oude rabbi deelde en goedkeurde.
[19] Maar Nikodemus zei: 'Ik heb al gesproken en zeg nu nog één keer dat ik in jullie raad er niets voor of tegen zal zeggen. Zoals mijn oude vriend het nu gezegd heeft, zo is het ook. Voor mijn innerlijke overtuiging ben ik geen enkel mens. rekenschap verschuldigd en in het openbaar zal ik vanaf nu nog maar weinig zeggen.
[20] Ik ben overste van de hele stad Jeruzalem en door de keizer geaccrediteerd als hoofd van alle burgers en ik heb in geval van nood ook het jus gladii* *(*Zwaardrecht) in mijn hand. jullie kunnen doen wat je wilt, ik en mijn vriend verlaten jullie nu tot op de sabbat; wie echter met mij en deze oude, echte vriend van mij op een verstandige manier wil spreken, vindt mij op mijn bezittingen in Emmaüs. En nu zij God de Heer alles aanbevolen!'
[21] Met deze ernstige woorden verlieten beiden de grote raad, hoewel de hogepriester hen nog wilde tegenhouden.'
«« 83 / 229 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.