De versplintering in de Hoge Raad

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)

«« 84 / 229 »»
[1] (De Heer): 'Toen pas staken de felste tempelaanhangers de hoofden bij elkaar, maar ze wisten niet wat ze moesten doen. Kajafas stelde voor dat er toch nog iemand moest proberen het volk door een goede toespraak tot andere gedachten te brengen; maar niemand dorst het aan.
[2] Omdat het echter al vlak voor het middaguur was, werd een tempeldienaar opdracht gegeven naar de hallen te gaan om het volk duidelijk te maken dat het zich nu snel moest verwijderen, omdat vanwege de voorsabbat de tempel gesloten zou worden voor de noodzakelijke reiniging. De dienaar kwam en bracht die boodschap over aan de nog talrijke mensen in de tempel. Maar dat viel niet in goede aarde.
[3] De reusachtige man uit Bethlehem was nog aanwezig en hij riep met een werkelijk donderende stem tegen de dienaar: 'Wij weten zelf wel wanneer we de tempel moeten verlaten! We zullen hem nu dan ook zo grondig verlaten, dat we hem hoogstwaarschijnlijk nooit meer zullen bezoeken; want alleen de tempel en die er in huizen hebben schuld aan al het onheil dat binnenkort over ons beloofde land zal losbarsten. Ga naar je bazen en zeg hun dat het volk nu zo spreekt, en wie het daar niet mee eens is, moet maar naar buiten komen en ons dat betwisten!'
[4] Toen de dienaar deze uitspraak hoorde, zei hij wijselijk geen woord meer en bracht alles woordelijk aan de raad over.
[5] En Kajafas zei: 'Het is zoals ik jullie allang gezegd heb: we zijn allemaal door de Nazarener verraden! Hij maakt door zijn magie de Romeinen tot zijn vrienden. Zij houden hem minstens voor een halfgod, en als het nog een tijdje zo doorgaat, zullen ze hem ook nog onderkoning van de joden maken, en dan kunnen we wel maken dat we wegkomen. Daarom moeten we nu ook alles op alles zetten om deze man, die zeer gevaarlijk voor ons is, uit de weg te ruimen; want groeit hij ons eenmaal boven het hoofd dan zijn we allemaal verloren!'
[6] Toen zei een Oudste: 'Ik zeg jullie alleen maar, dat zowel het een als het ander een hoogst gevaarlijk spelletje is! Want als hij een vriend is van de machtige Romeinen, dan zullen zij van zijn reeds zeer vele volgelingen, maar al te gauw te weten komen, wat wij met hem gedaan hebben, en dan zullen we voor altijd moeten boeten! Laten we hem echter z'n gang gaan en sluiten we ons niet bij hem aan, dan zijn we in het hele joodse land ook binnen hoogstens drie jaar volkomen overbodig geworden! Wat is nu het beste?'
[7] Een andere Oudste zei: ' Als ik hogepriester was, zou ik heel goed weten wat er nu het best gedaan kan worden.'
[8] Toen vroeg Kajafas: 'Wat dan?'
[9] De Oudste zei: 'We zijn nu helemaal onder elkaar, en ik kan dus vrijuit praten, en jullie kunnen naar me luisteren als je het de moeite waard vindt. Kijk, onze Mozes hebben wij evenals Jehova en alle profeten volkomen naar waarheid de rug toegekeerd, en vanwege het volk en ons inkomen zijn we zuiver voor de vorm bezig; want van ons die hier nu bij elkaar zijn, gelooft er niet één in een God, in Mozes, noch in een of andere profeet. Maar als we nu zien dat het hele volk in de Nazarener gelooft en hem naloopt, laten we dat dan ook doen, in ieder geval voor de vorm, dan zullen we daardoor bij het volk en zelfs bij de Romeinen heel veel winnen!'
[10] Kajafas sprong bij deze woorden letterlijk omhoog en zei: 'Wil ook jij ons allemaal verraden?! Wie in alle ernst zo spreekt als jij nu hebt gesproken, wordt door mij vervloekt!
[11] De Oudste zei: 'Zeg dat eens waar het volk bij is; want hier in de raad heb je geen recht om dat zo maar tegen mij te zeggen! Denk daar wel aan, anders zien we elkaar vandaag nog voor de landvoogd!'
[12] Daar voegde een andere Oudste nog aan toe: 'Als we hier in de grote raad bijeen zijn, heeft iedereen het volste recht vrijuit te spreken, anders heeft de raad geen zin; maar tegenover het volk weten we best wat we moeten zeggen. Als jij als huidige hogepriester alleen maar jouw wil wilt doordrijven, dan is onze raadsvergadering helemaal overbodig en dan is het het verstandigst om in het vervolg maar helemaal geen raad meer te houden. Wat heeft de tempel al niet ondernomen om de Nazareeër op een of andere manier te pakken te krijgen, maar we konden hem toch nergens grijpen! Op de feestdagen was hij in de tempel en leerde het volk openlijk. Waarom heb je hem toen niet laten oppakken?'
[13] Kajafas zei: 'Wie durft er tegen dat vele volk in te gaan?'
[14] De Oudste zei: 'Goed, waarom vervloek je dan in dat geval een Oudste die zegt, dat wij met onze sterk verminderde macht weinig of niets meer kunnen uitrichten tegen de Galileeër? Als we - zo dat nog mogelijk zou zijn - iets serieus tegen hem ondernemen, wat voor een paar dagen succes zou hebben, dan hebben we ons eigen graf al gegraven, dat is me volkomen duidelijk; doen we echter niets en laten we hem oogluikend zijn gang gaan, dan kunnen we ons nog geruime tijd staande houden, vooral als wij zelf bepaalde veranderingen in de dienst van de tempel zouden aanbrengen en uitvoeren. Maar met jouw plan zullen wij al gauw allemaal genoodzaakt zijn het hazenpad te kiezen. Ik heb gesproken!'
[15] Toen ontstond er totale tweespalt in de Hoge Raad. Het ene deel was het eens met de Oudste, het andere deel met de hogepriester, en er ontstond grote ruzie. Toen stonden de Oudsten op en gingen naar huis, want zij hadden zelfhuizen en andere bezittingen. Alleen de Farizeeën bleven nog bij Kajafas, maar vertrokken toch ook al gauw omdat het middaguur al was aangebroken.
[16] Kijk, zo staan de zaken in de tempel, en Ik heb jullie dat nu uitvoerig verteld om te laten zien hoe weinig indruk de waarschuwende nachtelijke tekenen op dit addergebroed daar beneden gemaakt hebben! Ze zijn en blijven onverbeterlijk, zoals ze altijd al waren; daarom zal het licht van hen worden weggenomen en aan de heidenen worden gegeven. -Maar nu komt ook onze Lazarus al met Rafaël om ons voor het middagmaal uit te nodigen, en we zullen allen weer naar binnen gaan voor het middageten!'
[17] Toen zei Agricola: 'Heer en Meester, ik ben zo verontwaardigd door Uw verslag van de Hoge Raad, en ook over het voorafgaande verhaal van de waard hoe bepaalde priesters zich over U hebben uitgelaten, dat ik nu grote lust zou hebben de landvoogd de hele geschiedenis mee te delen en een bode naar opperstadhouder Cyrenius te zenden, opdat de hogepriester snel de ogen geopend zullen worden en hij tot inzicht komt hoe de zaken nu staan!'
[18] Ik zei: 'Vriend, je weet toch welke macht Ik bezit! Als Ik hen daar beneden met geweld zou willen richten, dan zouden zij daar toch niets aan hebben omdat Mijn almacht - zoals Ik jullie reeds heb laten zien - de vrije wil van geen enkel mens kan verbeteren. Bij een mens moet dat door de leer bewerkstelligd worden, waaraan hij zich moet houden en aan de hand waarvan hij moet bepalen hoe hij moet handelen. Als een mens het goede en ware van een leer echter niet wil inzien en nog minder daarnaar wil handelen, dan is hij al op het slechte pad en dan zal Hij in zichzelf eens datgene vinden wat hem zal richten. Laten we er maar niet meer over praten en in huis gaan!'
[19] Toen stonden wij op en gingen naar de grote eetzaal waar reeds een goed maal op ons wachtte.
«« 84 / 229 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.