De verhouding tussen God en de mensen

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)

«« 128 / 220 »»
[1] Ik zei: 'Ja, ja, Mijn zeer oprechte vriend, jij zou met je scherpe opmerking helemaal gelijk hebben, wanneer de zaken tussen God en de mensen er zo voor stonden als jij vanuit jouw opgedane ervaringen uit naam van de hele mensheid nu voor Mij uiteengezet hebt; maar de zaken liggen heel anders en zodoende heeft jouw scherpe beschrijving van de verhouding tussen God en de mensen geen andere oorzaak dan een volslagen gebrek aan kennis van die verhouding tussen God en de mensen.
[2] God heeft Zijn wil reeds vanaf het oerbegin zeer getrouw aan de vrije mensheid geopenbaard, dus aan het eerste mensenpaar en de belangrijkste nakomelingen van het eerste mensenpaar stonden in permanente verbinding met God en met de engelen, die voordien ook als lichamelijke mensen geleefd hebben, zij het dan op een ander hemellichaam, en ze werden in alle dingen zeer duidelijk onderricht en waren daardoor dan ook volmaakte mensen en heren van de hele natuur; want aan hun wil waren zelfs alle andere schepselen en ook de elementen onderwerpen.
[3] Maar hun vele kinderen, die geleidelijk op de aarde verschillende woonplaatsen uitzochten en zodoende zelfstandig werden, wilden zich de voogdij van God en nog minder die van hun ouders en overige verwanten niet meer laten welgevallen. Zij streefden ernaar om in de wereld rijk en beroemd te worden, en toen ze dat werden, werden ze ook traag en hoogmoedig en bekommerden zich weinig meer om God en Zijn wil, die zij nog heel goed kenden. Ze deden wat ze wilden. En al heeft God hen ook vermaand door allerlei tuchtigingen, die Hij hun altijd door middel van allerlei tekenen en ook door wijze boodschappers, bekendgemaakt had, dan lachten ze, bespotten God en Zijn vermaningen en mishandelden de boodschappers die naar hen toe gezonden waren.
[4] Onder elkaar richtten ze vervolgens scholen op volgens hun eigen ideeën. Maar hun leraren buitten weldra de hun bekende zwakheden uit en richtten hun onderwijs zo in, dat het de gemeente vleide en henzelf hemelhoog verhief Zulke leraren nu werden als leiders van de mensen van een gemeente weldra tot machtige koningen en waren als zodanig ook steeds de eerste grondleggers van afgoderij, afgodendom en van blind bijgeloof of ook volkomen goddeloosheid.
[5] Maar God bleef er toch mee doorgaan en liet ook onder zulke heidenen steeds mannen opstaan die hun door leringen en daden de grote ellende toonden waar zij in leefden, en hun ook de juiste wegen van het leven toonden. Maar zulke mannen kregen steeds maar weinig leerlingen en werden door andere volksleraren en priesters en zogenaamde wereldse geleerden veracht, vervolgd en voor gek verklaard, en de hooggeplaatsten en wereldse machthebbers wilden van zulke deemoedpredikers al helemaal niets weten.
[6] Maar wanneer het nu zo is, zoals tegenwoordig de vele voorbeelden zelfs ten aanzien van Mij maar al te duidelijk laten zien -wat had God dan nog moeten en kunnen doen voor de mensen, om hen bij het levende geloof in Hem te houden, zonder hun vrije wil ooit aan te tasten?
[7] Ook deze keer, nu Ik persoonlijk onder de joden ben gekomen om hen weer om Mij heen te verzamelen, heb Ik ervoor gezorgd dat Ik in alle jullie bekende werelddelen aan de mensen bekend werd gemaakt op een manier die bij elk afzonderlijk volk paste. Ga er maar heen en vraag het de mensen en volkeren, dan zul je antwoorden krijgen waar jij je zeker hogelijk over zult verbazen!
[8] Maar jij denkt nu - en dat is eveneens volkomen onjuist -dat van nu af aan alleen die zielen een eeuwig leven na de dood zullen hebben, die nu Mijn woord horen, in Mij geloven en volgens Mijn leer zullen leven en handelen, maar dat alle andere zielen voor eeuwig vernietigd zullen worden.
[9] Tegen een dergelijke mening van jou, die nu ook vele andere mensen huldigen, kan Ik jou op zuiver verstandelijke wijze voorlopig alleen zeggen, dat het leven van ieder mens een kracht uit God .is, die God Zelf met al Zijn almacht evenmin kan vernietigen als Zichzelf; want als God de uit Hem alleen voortgekomen levenskrachten zou kunnen vernietigen en verdelgen, zou Hij daarmee eerst bij Zichzelf moeten beginnen, omdat uiteindelijk Hijzelf immers sinds eeuwigheid alles in alles is! God kan wel elke materie, die niets anders is dan Zijn door Zijn wil vastgehouden idee, oplossen en haar tot het geestelijke en onveranderlijke laten terugkeren, maar vernietigen kan Hij ze eeuwig niet, omdat Hij Zichzelf en Zijn voor Hem eeuwig heldere gedachten en ideeën niet kan vernietigen.'
«« 128 / 220 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.