De tot leven wekkende kracht van de liefde



De tot leven wekkende kracht van de liefde – De zegen van een gelovige vader en een vrome moeder.
– Tekst uit “Himmelsgaben”, deel III, pagina 153 e.v. – 



Jakob Lorber schreef niet alleen een groot aantal boeken waarin allerlei o­nderwerpen thematisch worden behandeld, maar hij kreeg d.m.v. het innerlijke woord ook antwoorden op vragen, die hem werden gesteld door mensen die met allerlei problemen, ziekten of indringende vragen rondliepen en bij hem aanklopten om hulp en goede raad. Deze pivé-boodschappen zijn gebundeld in drie kloeke delen, die o­nder de titel “Himmelsgaben” zijn verschenen. Jammer genoeg zijn deze boeken nog niet vertaald in het Nederlands. Toch staan er heel veel dingen in, die beslist de moeite waard zijn voor mensen die een duidelijk antwoord willen hebben op specifieke vragen.

Eén van de o­nderwerpen, die in de “Himmelsgaben” aan bod komen, betreft de mogelijkheid dat de band van liefde tussen een man en een vrouw in staat is om een echtgenoot, die het geloof nog niet heeft aangenomen, over de drempel van de dood heen geestelijk tot leven te wekken. Datzelfde geldt ook vaders en moeders t.o.v. hun kinderen. In deel III van de “Himmelsgaben” van Jakob Lorber staat op blz. 153 e.v. hoe dat mogelijk is. Hieronder volgt de vertaling van dit gedeelte, dat ik ooit eens kreeg van de familie Bos uit Warnsveld.

Hendrik.

–  .  –  .  –

“Luister en zie, Mijn geliefde Andr. H.W., want Ik heb iets tot jouw troost te zeggen!
[2] Een mededeling, die Ik aan Mijn woordschrijver ter noodzakelijke geruststelling deed toekomen, heeft jou tot een iets te angstig nadenken gebracht en heeft met het oog daarop je bovendien nog enigszins kleingelovig gemaakt over de volledige sterfelijkheid van lauwe mensen, vooral omdat jij jouw weliswaar zeer wereldsgezinde vrouw daaronder verstond en in direct verband daarmee ook jouw kinderen.
Alleen zeg Ik je, dat je wel volkomen gelijk hebt om dit ter harte te nemen. Maar wat in de aparte mededeling tegen de schrijver werd gezegd heeft slechts een algemene betekenis, en niet alsof Ik het daarmee in zekere zin heimelijk op jouw gezin had gemunt.
[3] Let daarom goed op wat Ik je nu hierover zal zeggen, zodat dit duidelijk voor jou wordt!
[4] Zie, als beide echtgenoten even lauw in de geest zouden zijn, en daardoor helemaal in de materie zouden zijn overgegaan en ook hun kinderen zo zouden opvoeden, dan zou ook de totale geldigheid van de desbetreffende mededeling aan Mijn schrijver in werking treden. Als echter één echtgenoot gelovig is, vooral als dat de man is, en vol liefde tot Mij, dan is zijn vrouw, omdat ze één vlees met hem is, geheiligd door het geloof en de liefde van de man, wat ook in het omgekeerde geval kan gelden.
[5] Dit geldt ook voor de verhouding van de kant van een gelovige vader ten opzichte van zijn kinderen, omdat zijn zegen nog kan overgaan tot in het derde, soms tot in het zevende en soms zelfs tot in het zevenenzeventigste geslacht, omdat ze aan gene zijde tot leven gewekt kunnen worden door een buitengewoon rijk leven van zo’n vader, wat wil zeggen dat ze weer volledig tot leven gewekt kunnen worden!
[6] Zoiets kan weliswaar ook een zeer vrome moeder bewerkstelligen. Omdat echter iedere vrouw toch een man moet hebben, als ze moeder wil worden, daarom is de man al omdat hij van het mannelijk geslacht is, maar nog meer geestelijk, in het voordeel! – Is haar echtgenoot geestelijk één van zin met haar, dan zijn ze toch al volkomen één; en wat dientengevolge voor de man geldt, dat geldt ook voor zijn vrouw.
[7] Als de man echter o­ngelovig zou zijn, maar de vrouw gelovig en vroom, dan is zij evenwel degene die zowel de man als de kinderen tot leven wekt – als hij samen met de kinderen alleen maar lauw, maar zelf tevens ook slecht zou zijn. In dit geval strekt dan de grote zegen van de moeder zich in het uiterste geval slechts uit tot in het derde geslacht. Haar man en haar kinderen kunnen heel goed tot leven worden gewekt door haar leven en zijn dus door haar geheiligd, maar in dat geval heeft de zo tot leven gewekte man geen verder levenverwekkend vermogen in zich, maar alleen dat hij leeft in het leven van zijn vrouw door haar liefde tot Mij en en vandaaruit tot haar echtgenoot. Zo is het daarom ook met het leven van de vrouw, dat op zichzelf weliswaar dood is door haar lauwheid; ze leeft dan in het leven van de man door zijn liefde tot Mij en vandaaruit tot haar. Dat zo’n mede tot leven gewekte en meegeheiligde vrouw op zich ook geen verder levenverwekkend vermogen in zich heeft, maar dat zij slechts het leven van de man leeft, hoeft hier niet verder te worden uitgelegd.
[8] Omdat je echter vast zult vragen hoe je dat moet opvatten – hoe leeft dan dientengevolge iemand in of uit, of dóór de ander? – wil Ik je dat toch ook heel graag volledig vertellen; luister dus:
[9] Zie, je zou beslist niet met je vrouw zijn getrouwd als je je niet van tevoren in je hart met haar zou hebben verbonden. Door deze innerlijke verbinding is het evenbeeld van haar geest echter levend in jouw ziel opgenomen en leeft nu altijd in jou voort net als jouw uiterlijke, werkelijke vrouw, alleen met dit verschil, dat, terwijl de uiterlijke, werkelijke vrouw alleen volgens de wereld leeft, haar evenbeeld in jou steeds levendiger en geestelijk edeler wordt door jouw liefde, trouw en geloof in Mij.
[10] Stel nu dat jouw uiterlijke, werkelijke vrouw lichamelijk eerder dan jij sterft, dan is tengevolge van haar wereldsgezindheid en haar lauwheid al het leven in haar te gronde gegaan. Ze is wat haarzelf betreft volkomen voor alle eeuwigheden gestorven, alleen haar levende evenbeeld leeft voort in jouw verheerlijkte ziel. Jij bidt dan voor je gestorven vrouw. Wat gebeurt er dan? – Kijk, hier gebeurt dan een echt geestelijk wonder! – Dit levend, veredeld beeld van je vrouw in jou treedt dan vrij uit jou naar buiten (wat je gewaar zou worden als bijna al het verdriet om je gestorven vrouw je heeft verlaten) en dit beeld gaat dan naar de dode materie van de gestorven vrouw, doorgloeit dit en wekt het op tot leven en loutert dan haar geheel vaste ziel en neemt de verdorde geest in zich op en bevochtigt deze met haar eigen liefde die weliswaar uit jou genomen is, maar nu geheel van haar is. Daardoor wordt de werkelijk dode geest van de gestorven vrouw weer tot leven gewekt, gaat dan geheel in het leven van jouw levendige beeld van haar over, en wordt daar volledig één mee. Daardoor leeft de vrouw dan een in zekere zin tweede liefdesleven uit de man, wat echter ook in het tegenovergestelde opzicht het geval kan zijn.
[11] Wat hier tussen de echtelieden het geval kan zijn, dat geldt ook ten opzichte van de kinderen van de zijde van goede en vrome ouders. Ten diepste zijn deze zeldzame verschijnselen, waarvan de apostel Paulus gewag maakt (1 Kor. 7) niets anders dan een miniatuurafbeelding van datgene, wat Ik Zelf in het groot, ja in het o­neindige doe, want daar wordt immers ook door Mijn evenbeeld in jullie, dat Mijn liefde of Christus in jullie is, jullie dode en verdorde geest weer verzacht en tot leven gewekt en daardoor wedergeboren tot het eeuwige leven, nadat die tevoren door het liefdesvuur van juist dit evenbeeld van Mij in jullie van de dode materie is losgemaakt, welke gebeurtenis daarom dan ook juist de verlossing wordt genoemd!
[12] Omdat jij, Mijn geliefde Andr. H.W., dit zeker zult inzien en volledig begrijpen, daarom zul je ook even gemakkelijk inzien hoe bij Mij alle dingen mogelijk zijn! – En hoe Ik zelfs in staat ben om niet slechts één, maar duizend kamelen in één keer door het oog van een naald te drijven!
[13] Maar o­ndanks dat alles blijft de aparte mededeling van Mijn knecht toch waar, indien beide echtelieden lauw zijn, of de één is niet veel beter dan de ander in levensdeugden, of ze plegen opzettelijk echtbreuk tegenover elkaar, omdat de één de ander niet in alles wil volgen! –
[14] Dat een opwekking vanuit Mij beter en o­neindig volmaakter is dan zo’n opwekking achteraf, dat blijkt zonneklaar wel daaruit, dat Ik Zelf toch beslist volmaakter ben dan elke door Mij geschapen geest. Zoals echter elke door Mij opgewekte eeuwig van Mij afhankelijk moet blijven – welke afhankelijkheid juist helemaal alleen het eeuwige, allerzaligste leven van de geest uitmaakt – zal ook de achteraf opgewekte eeuwig afhankelijk blijven van hem die hem weer heeft opgewekt, en hij zal daarom ook nimmermeer bij machte zijn om rechtstreeks van Mij afhankelijk te zijn en daarvandaan tot rechtstreeks aanschouwen van Mij te komen, maar alleen indirect door degene, die hem uit Mijn liefde in hemzelf heeft opgewekt! – Dit moet je goed begrijpen, en het zal je grote troost in jouw hart geven! –
[15] Tenslotte zeg ik je nog met betrekking tot jouw kinderen, dat je hen een beetje te veel de vrije teugel laat; zie, daarvoor zijn ze nu nog lang niet volwassen genoeg. Buig hen daarom nu, nu ze zich nog laten buigen, anders zullen ze je heel spoedig op aarde menige ellende bereiden, wat jou dan zou kunnen o­ntmoedigen! Houd hen daarom heel ernstig aan alles waarin je hen laat o­nderwijzen en laat ze hun leraren volkomen gehoorzamen zonder tegenspraak, dan zul je bij hen goede resultaten bereiken. Want het leven van de geest ligt ten grondslag aan alle ernst, omdat Ik altijd met de liefdevolle ernst verbonden ben! Let ook daar op, en Ik, jouw lieve Vader Jezus, zal geen van de jouwen te gronde laten gaan. Mijn zegen zij eeuwig met jouw geest. Amen. “  
___________________________________________________________________________

“De tot leven wekkende kracht van de liefde – de zegen van een gelovige vader en van een vrome moeder”. Uit: “Himmelsgaben”, deel III, blz. 153 e.v. 
Foto: copyright Warner Huisman.
 



 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Controlesom *