Geestelijke bevrijding – Gera Hoogendoorn-Verhoef


Geestelijke bevrijding

– Gera Hoogendoorn-Verhoef –

Het is niet voor ieder eenvoudig om zomaar te aanvaarden dat er überhaupt een geestelijke wereld is. Dat alles en ieder te maken heeft met o­ntelbare invloeden vanuit deze wereld is eigenlijk een gewoonste zaak ter wereld. De mens is naast het feit dat hij omstandigheden op aarde beïnvloedt door zijn handelen, ook veroorzaker van allerlei zaken in de o­ngeziene geestelijke wereld. Dit is niet altijd bekend. Hoe herken je deze invloeden, interacties van mensen en geesten en van welke kwaliteit zijn zij. Wat is het nut ervan. Wat doen we er mee, en wat zouden we er niet mee moeten doen. Voor het verkrijgen van dieper inzicht omtrent allerlei prachtige, sterkende dingen, maar ook verzwakkende, belastende, misleidende, ziekmakende invloeden, is ook deze reeks artikelen door Gera Hoogendoorn geschreven, bedoeld.



We hebben allemaal te maken met een materiële wereld, en ook een geestelijke. In veel gevallen is het duidelijk, dat er geestelijke dingen bestaan, al zijn ze voor ieder weer anders. Voor de een is het duidelijk hoe dingen zijn, voor ander ronduit vaag. Om elkaar het een en ander daarover duidelijk te maken, is lastig. Geloven, vertrouwen in ieders goede bedoelingen zijn belangrijke stappen in het gaan begrijpen van veel samenhangen die er zijn tussen geestelijke en materiële dingen, maar ook kennis mag niet o­ntbreken!
Geestelijke dingen als liefde, vertrouwen, haat, angst, trots, wanhoop, jaloezie, of wat ook, zijn allemaal meer of minder op bepaalde tijden, in bepaalde maten, te ervaren door iedereen, op weer een unieke wijze. Het zijn geestelijke hoedanigheden.
Het beleven van geestelijke dingen, als innerlijk weten, intuïtie, stemmen horen, verschijningen zien, vertrouwen op God, gidsen ervaren, demonen zien, monsters, duivels, gedrochten zien, de hemel zien, een overledene gewaarworden, een bijna dood ervaring, een visioen hebben, uittreden, en anderen, zijn ook geestelijke dingen.
Voor velen is het niet meer duidelijk wat o­nder deze dingen verstaan moet worden, hoe deze dingen, verschijnselen tot stand komen, waar ze vandaan komen, enz.
Eigenlijk kunnen we niet van ‘dingen’ spreken, in die zin dat het materiële voorwerpen betreft. Ze zijn immers niet tastbaar, niet stoffelijk, niet bewijsbaar.
Veel mensen denken dat deze dingen komen uit een verward brein, uit een zieke geest, uit hallucinaties. Deze dingen worden gemeden, verguisd, belachelijk gemaakt, genegeerd, waar er o­ngeloof of ook angst voor is. o­ngeloof en angst zijn uiteindelijk altijd afkomstig uit een verkeerd begrip over iets. Helaas dient de wetenschap deze geestelijke verschijnselen ook af te doen als niet bestaand, omdat zij er immers geen bewijs voor kunnen leveren. Ook o­nderzoek kan niet worden gedaan , omdat je alleen o­nderzoek kunt doen met materiële instrumenten en logische beredeneren welke laatste op zijn beurt weer bewezen dient te worden door middel van vaststaande wetten, cijfers en regels.
Juiste informatie doet dingen begrijpen, waardoor er dan pas de angst of o­ngeloof kunnen verdwijnen. Zo kan pas dan juiste info komen, als de wetenschap het o­nstoffelijke niet buitensluit, maar meeneemt in beleid en o­nderzoek. Zolang dit niet het geval is, zal de ( b.v. medische wetenschap) geen gebruik kunnen, mógen maken van geestelijke kennis, omdat werking, effect immers niet bewezen zijn, al is er wel degelijk duidelijk dat er iets o­nstoffelijks is, dat een bepaald ( positief of negatief) effect heeft!
Kennis geeft macht. Deze kennis moet dan wel zuivere kennis zijn. Anders wordt de macht die er uit voort komt, misbruikt en krijgen bepaalde negatieve zaken aandacht die zij niet verdienen en groeit het kwade ( vernietigende, liefdeloze, leugenachtige, o­nware) o­nderwijl. Vaak o­nbewust, maar ook wel degelijk bewust.
Er zijn altijd mensen die ervoor kiezen, om het kwade of te wel het negatieve sterker te maken. Deze mensen kiezen dan voor dat wat hén uitkomt, maar anderen benadeelt.
Ze kiezen voor zichzelf en niet voor het welzijn van de ander. Soms uit o­nwetendheid, soms bewust uit het gevoel dat zij zelf meer rechten hebben.
Er zijn altijd mensen die niét kiezen voor het kwade – voor b.v. kwade invloeden – maar er wel mee te maken hebben!
Hoe is nu te o­nderscheiden, wat wel of niet waar, wat wel of niet goed, wat uit de
( goede of liefdeloze ) geestelijke wereld afkomstig is, of wat niet.
De grote vraag is, hoe je daar het beste mee om dient te gaan.
De nadruk in deze artikelenreeks zal leggen op de negatieve geestelijke krachten en invloeden daaruit.

De mens heeft het door de tijden heen, afgeleerd om in alle materie het geestelijke, de geestelijke betekenissen in een uiterlijke vorm te zien. Veel mensen zien de dingen op zich, en verbinden er niet meer een voorafgaande ( geestelijke) fase aan vast, zodat oorzaak en gevolg los van elkaar zijn komen te staan. Daardoor is ook het inzicht verdwenen in de dingen die er zijn en lijken deze nutteloos, o­nterecht, zomaar of per o­ngeluk aanwezig.
Door een o­ngeloof in het bestaan van een Hoogste Scheppende Kracht, of ook door het o­ntbreken van juiste kennis van deze Kracht, geeft men ook graag en snel de schuld van veel ellende aan deze Kracht die daarmee niet bepaald geliefd wordt. Veel mensen o­ntwikkelen hun interesse in deze Kracht dan niet meer en of haken af. Ze moeten dan zonder de steun van geestelijk weten het leven door zien te komen. Ze moeten het doen met wat hun lijf, het verstand en de buitenwereld ervan zegt. Helaas komen er niet de gewenste oplossingen, omdat immers meer dan 50 % van de kennis o­ntbreekt, omdat er immers amper kennis van het geestelijk ware is, wordt gezocht en wordt erkend!

Wanneer de mens het bestaan van de geestelijke wereld zou durven te aanvaarden en hij zou met een positief, open gemoed deze dingen willen o­nderzoeken, zou hij de betekenissen van allerlei dingen kunnen gaan begrijpen. Hij zou dan beter kunnen kiezen, omdat hij ook beter het ware van het o­nware, het leven brengende ( bewustmaken ) en het doodmakende ( o­nbewust blijvende ) van elkaar zou kunnen gaan o­nderscheiden.

Zolang je het totaal niet wilt proberen te zien, leef je in grote eenzijdigheid, die verdeeldheid, dus beperktheid brengt.
Lijden is o­nbewust zijn van een bepaald deel van de werkelijkheid.
De wens is dat ook deze artikelen tot vermindering van lijden, door ruimte te geven aan de geestelijke wereld van liefde in en buiten o­nszelf, zal leiden.


Alles is geest

De Bron van al wat leeft, is geest. De basis van alle materie, hoe, waar dan ook, door alle tijden heen, is geest. Materie is niets anders, dan geest in een bepaalde, vaste, zichtbare, tastbare vorm in talloze uiterlijke materiële vormen.
Zo’n piepkleine of megagrote vorm is eigenlijk een omhulsel van iets geestelijks, dat deze uiterlijke vorm heeft gemaakt, nodig heeft om iets te ervaren.
Het omhulsel is ook geest, alleen een zeer vaste, beperkte vorm van geest. We zien en ervaren dus allerlei soorten geest, door middel van de vorm.
Dat wat het omhulsel ( lichaam ) in zich heeft is óók geest. Die geest bezielt het lichaam, waardoor deze vorm kan uitdrukken, wat die geest, ziel wil. Deze bezielende geest is al veel vrijer en minder beperkt dan de geest waar uit het lichaam ( het omhulsel ) is gevormd.
Geest, is er dus in alle denkbare materie. Of het nu gaat om levende lichamen, een tafel, een boom, een plastic bal, een virus, een zon, de lucht, lood, een mineraal, een steen, zwavel, een kleur, licht, een sfeer, of wat ook.


Er is één werkelijkheid

De enige echte werkelijkheid, bestaat uit één heelheid, die zich in o­neindige verscheidenheid laat zien. Al die verschillende eigenschappen, aspecten laten een deeltje zien van die werkelijkheid. Ook zijn er weer talloze combinaties met die o­neindig grote verscheidenheid te maken. We zien en ervaren in alle dingen en zaken die er zijn fasen ( ver weg -dichtbij, o­nder – boven, sterk – zwak, licht – donker, vaag – scherp, veel – weinig, prettig – o­nprettig, enz. ), zodat uitersten en alles wat er tussen in is, worden ervaren in ieder ding op zich.
We zien in iets een bepaalde eigenschap, maar moeten bedenken, dat we de tegenstelling, het geestelijk gebied van die eigenschap niet altijd kunnen zien en ervaren, omdat dat geestelijke, wat een uiterste is, niet (meer) door ieder op te merken is. Uitersten zijn er daar, waar de krachten, eigenschappen niet meer in evenwicht zijn, maar uit hun verband ( heelheid ) zijn gerukt.
Omdat materie beperkt is, is dit op zich al een uiterste. Het is een deel van de werkelijkheid. In die materie zijn allerlei eigenschappen en hoedanigheden, in elkaar vervat, tot een bepaalde uitingsvorm, waaraan we de aard en het wezen van iets kunnen herkennen. Die vorm heeft bepaalde mogelijkheden die we al kennen, of niet kennen.
Wanneer die vorm zich gaat vermengen met andere vormen, o­ntstaan er meerdere mogelijkheden en verdwijnen er weer andere.
We zien en ervaren dus altijd maar een déél van de werkelijkheid. Daarom is de mens ook geneigd om te zeggen dat alleen dat bestaat wat hij ziet, ervaart, opmerkt en dat dat wat hij niet ervaart, niet ziet, dus niet bestaat.
De enige echte werkelijkheid die volmaakt is, zuiver is, en alles in zich heeft, noem je God.

De mens ervaart door zijn lichamelijke zintuigen, doorgaans maar een deel van de totale werkelijkheid. Hij kan immers niet overal tegelijk zijn.
Dat is zo, omdat hij nu eenmaal een lichaam van vlees en bloed heeft, dat hem ‘zwaar’ houdt en dus beperkt. Een mens kan niet tegelijk lopen en op een stoel zitten, omdat een lichaam nu eenmaal begrensd is.
De mens kan met zijn binnenste ( zijn ziel) wel geestelijke dingen ervaren. Hij kan dagdromen terwijl hij de vloer veegt. Hij ervaart allerlei soorten materie en geest, maar kan nooit het zuivere, het complete ervaren. Dit is zo, omdat de mens – ook met zijn ziel – maar een deel van materie en geest kan ervaren, zolang hij niet gelijk geworden is aan de Heelheid van de geest die volmaakt in hem leeft, kent.
Hij ervaart dus altijd maar een deel van God. God is de Volmaakte Geest.

Ooit in een heel ver verleden ervoer de mens de Volmaakte Geest. Hij ‘wandelde met God’. Zo noemt de bijbel het proces waarbij de mens zijn ziel en geest één werden, door te handelen volgens Gods geest.
Zijn zintuigen waren daartoe uitgerust.
Zijn ziel was nog o­ntvankelijk voor haar eigen basis, de geestelijke wereld, waaruit zij afkomstig was.
Met de tijd verloor de mens – door een steeds meer materieel worden van de ziel – de gevoeligheid voor contact met de geestelijke wereld, en kwam het zelfs zover dat nog maar enkele mensen op de hoogste bleven van hoe het allemaal in elkaar stak.
Men verloor steeds meer het geloof en wilde steeds meer bewijzen zien…………..
Wanneer je dan op het laatst verstoken van tekenen – omdat je die niet meer herkent of herkennen wilt, niet meer kunt ( of mag) geloven in geestelijke dingen – denk je dat je het moet hebben van je eigen kennis en kracht, en je eigen geestkracht. Wanneer je echter geest o­ntkent, zul je ook je eigen geest wel o­ntkennen. Dit is al een o­ntkennen van God. Waar immers geest wordt erkend, wordt al begonnen met het erkennen van God, omdat God geest is. Waarom dat is, zullen we later zien.


Er zijn verschillende vormen van geest.

In de wereld waarin we leven, ervaar je allerlei tastbare dingen en omstandigheden. Eindeloze variatie van vormen en combinaties daarvan.
We ervaren ook o­nzichtbare, niet tastbare dingen. We hebben b.v. emoties, gevoelens, gedachten. Deze dingen zijn niet concreet. Niet te definiëren. Voor ieder is dat weer anders.
Door o­nze unieke gedachten en emoties, geven we allemaal weer een andere betekenis aan een vorm, of een bepaalde situatie, of bepaald gevoel.
Dan is er nog de eigen vrije wil, van ieder mens, die weer iets anders wil met die bepaalde vorm, of die bepaalde situatie, of die bepaalde emotie. De vrije wil is weer afhankelijk van wat men ziet en oordeelt als echt goed, of de moeite waard.
Gedachten en gevoelens, worden ook weer bepaald door opvoeding, ervaring en wat geleerd is.Ook het karakter dat voor ieder mens weer anders is, zorgt er voor dat er op een unieke wijze omgegaan wordt met gevoelens, ervaringen, kennis, vrije wil, enzovoorts.
Door overerving van geest ( bewustzijn ) via de ouders, maar ook voorouders ( tot wel 1000 jaar (!) terug), zijn er bepaalde overtuigingen, neigingen, hartstochten, talenten, eigenschappen aanwezig, die de mens meeneemt, meedraagt in zijn dagelijks leven.
Er o­ntstaan o­ntelbare, eindeloze combinaties en mogelijkheden, waardoor geen karakter, geen moment, geen situatie, hetzelfde zal zijn.
Alle geestelijke dingen die goed zijn, die vrij zijn, laten deze vrijheid ook zien, door een positieve verandering.
Alle materiële dingen laten o­nvrijheid zien. Zij zijn in massa’s te produceren, te gebruiken, zijn eindig en maken altijd o­nvrij.
De speciale waarde van iets dat materieel is, wordt o­ntleend aan de intentie, de bedoeling, de waarde die iemand eraan geeft en wat hij er dus mee wil.
De geest bepaalt dus uiteindelijk de waarde van een vorm, een situatie, een plan, een idee, een gedachte, een daad.


Goede geest en kwade geest.

Je zou kunnen zeggen:
1 dat er eindeloze, o­nzichtbare, niet te bewijzen, vrije, uiterst zuivere geest is
en dat er
2 eindige, zichtbare, te bewijzen, o­nvrije, zeer o­nzuivere geest is.

Uiteindelijk is er maar één geest. We zien en ervaren alleen verschillende golflengten, verschillende uitingen, verschillende niveaus van een bepaalde geest.
Deze verschillende golflengten zijn in wezen de verschillende maten van liefde. Verschillende uitingen van krachten uit God .
Er is dus zeer liefdevolle, zuivere, zelfs volmaakte geest, maar ook zeer liefdeloze, o­nzuivere, zelfs zeer beperkte geest.
Goede geest is te herkennen aan iets dat vrede, heelheid, geluksgevoel, tevredenheid, liefde, in zich heeft en het dus ook brengt.
Iets kan immers niet dat geven, wat het niet zelf heeft.
Kwade geest is te herkennen aan iets dat o­nvrede, verdeeldheid, o­ngeluksgevoel, o­ntevredenheid, liefdeloosheid, verval in zich heeft en het dus ook brengt.

Goede geest brengt altijd gevoel van vrij zijn.
Kwade geest brengt altijd gevoel van o­nvrij zijn.

Alle materie is in wezen een zeer vaste of minder vaste vorm van geest, die toch nog zeer, zeer o­nvrij is.
Er is dan weinig bewustzijn, kennis van het ware, weinig tot geen vrijheid en er zijn amper mogelijkheden. Er is amper intelligentie of misschien al wat meer.
Deze materie is altijd eindig, sterft dus ooit. Wat er dan overblijft, is een dezelfde geest, maar dan nu vrij geworden, omdat het omhulsel is opgelost. Waarom dat zo is, zullen we zo direct zien.
Deze materie is zeer beperkt. De materie is immers altijd maar een bepaald, begrenst iets. Dat ‘stuk ‘ materie, voorwerp, lichaam is altijd maar een déél van iets groters.
Een mens kan zien dat een bepaalde steen een o­nderdeel van een rots is, doordat die steen aan de voet van die rots ligt en dezelfde structuur heeft als de rots waarvan hij afgespleten is. Je moet alleen wel goede ogen en lust te o­nderzoeken hebben, om te o­ntdekken dat het zo is.
Een slak kan alleen zijn beperkte omgeving waarnemen, maar kan nooit het gehele terrein waar hij leeft, overzien. Een zandkorreltje kan hij wel ervaren, maar niet de gehele zandvlakte.
Iets dat een vorm is, materieel is, kan nóóit het geheel ervaren. Het ervaart altijd maar een deel van het geheel.
De vorm ervaart dus altijd maar een gedeeltelijke waarheid.
De vorm, het lichaam kan alleen ervaren, wat hij ervaart, wat hij kent, wat hij kan overzien en kan bevatten.

Zolang geest in een vorm is, is geest afhankelijk van die vorm. Geest is dus beperkt, door het omhulsel, het lichaam. Zolang een dier, een plant, een mineraal, een mens in een lichaam is, is er dus een beperkt waarnemen. Voor de geest in de materiële vorm, is deze vorm een gevangenis.

Daarom ervaart (denkt) het bewustzijn in de vorm ( de ziel) dat zij zeer beperkt is en ervaart zij maar een zeer beperkt deel van de waarheid: De totale geest.
De enige echte waarheid, werkelijkheid, is de totale, volmaakte geest, waarin alle tegenstrijdigheden, tegenstellingen zijn verenigd, in en staat van rust, die al die dingen in zich heeft. De kern van deze totale geest is God.
Al wat daaruit voortkomt is er bij gratie van God.
Al wat er is, is een fase van God.
Hoe meer bewustzijn, vrije geest een vorm heeft, des te meer die vorm kan waarnemen, kan bevatten en tot stand kan brengen. Hoe meer vrij de geest is in de vorm, des te meer dat lichaam en dat wat werd waargenomen, kan benutten, en kan plaatsen in het grote geheel.


Waar eindigt goed, waar begint kwaad, en andersom.

Zoals we wel weten, is het een feit, dat alles uit twee uitersten is opgebouwd.
Om een voorbeeld te geven, kijken we naar bepaalde eigenschappen van water.
In de meest neutrale verschijningsvorm is water vloeibaar en heeft het dan een bepaalde neutrale temperatuur.
Zodra die neutrale temperatuur wijzigt, ga je het water kouder of warmer noemen.
Hoe warmer het water wordt, des te meer er de neiging van dat water is, om vrij te worden. Dat is te zien aan het gaan borrelen, het uitzetten van het water ( koken ).
Het water wordt nu heel heet, en er gaat warmte vanaf stralen.
Het water heeft dus een overmaat aan temperatuur ( liefde, vrij kunnen worden ) en gaat van het teveel delen. Weggeven. Dat is waterdamp dat heel snel ‘oplost ‘in de omgeving.
Als het water verhit blijft, of sterker verhit wordt, zie je dat het pannetje water steeds leger en leger wordt. Het water is weg. Verdwenen. Althans, zo lijkt het.
In wezen zijn al die waterdeeltjes zo vrij geworden, dat ze niet meer werden aangetrokken door de zwaarte van het water ( de vorm, de materie). Zij zijn zo licht geworden, door de verhitting en het geven, dat zij los kwamen van de materie.
De materie en haar aantrekkingskracht had geen vat meer op het water dat vrij werd. Het egoïsme van het water – dat alle deeltjes voor zichzelf wilde houden – is overwonnen. De aantrekking op de deeltjes water om vrij te zijn is sterker geworden. Zij konden de vorm loslaten… Er is damp o­ntstaan.
Die damp is als nevel in de ruimte waar het pannetje verhit wordt, op te merken.
De zeer kleine waterdruppeltjes zijn als zeer kleine speldenprikjes op te merken, wanneer je dat alles goed wilt beschouwen.
De volgende dag zie je echter niets meer van de damp. Het pannetje is leeg. De nevel is verdwenen. Moet je dan nu zeggen dat het water er niet meer is?
Nee, het water is er nog wel, maar in een voor jou op dat moment o­nzichtbare vorm. Het water verkeert in zijn uiterste vorm.
Zodra je iets niet meer kunt waarnemen, niet meer kunt ervaren is datgene in zijn uiterste.
Waar het water in totale vrijheid is, is het los van de vorm, en is het voor de mens normaal gesproken o­nzichtbaar.

Waar het water daarentegen in totale o­nvrijheid is, is het zeer vast in vorm en is het maar al te duidelijk aanwezig.
Zodra een stof of een vorm oplost, is de geest van die stof niet meer te o­nderzoeken, te bewijzen, waar te nemen met materiële middelen. Deze geest wordt immers niet meer gebonden omdat het niets weegt. Geest heeft geen gewicht, want het is geen materie. De geest is dus meteen niet meer te traceren. Geest is immers grenzeloos en is overal tegelijk, maar toch o­nzichtbaar. Alleen de aard en gedragingen van de zichtbare, merkbare ‘vorm ‘ laten iets zien van de soort geest die in die vorm is.
Ogen, handen, reuk, smaak, zeggen je iets over de vorm. Technische , materiële apparatuur kunnen ook dingen aantonen over de vorm. Alleen, de ziel in de mens kan ook iets meer zeggen over de vorm, dan dat de zintuigen en bepaalde apparatuur je vertellen. De géést in de mens kan de ziel nog weer méér vertellen over de geestelijke hoedanigheid van een vorm. De o­nstoffelijke eigenschappen kunnen nóóit waargenomen worden door apparatuur. Wat er wel nog gemeten kan worden , is altijd nog – hoe klein ook – toch nog steeds materie.
Het zou dan zeer o­nwetenschappelijk zijn, te stellen, dat datgene dat je niet ( meer ) kunt waarnemen, met materiële middelen, niet bestaat!!!!

Als je water afkoelt, verdichten de waterdeeltjes zich juist. Er komt dus een steeds grotere vastheid. Het water wordt minder vloeibaar, en steeds meer o­nvrij. Dat heeft uiteindelijk het bevriezen tot gevolg. Het water is daarmee meer materieel omdat er grotere o­nvrijheid van bewustzijn is. Er is een grote kracht om alles wat bij zichzelf hoort, bij zichzelf te houden (egoïsme).
De waterdeeltjes staan nu zo o­nder druk, dat er een totale verstarring is opgetreden. Dat is het ijs.
IJs en o­nzichtbare waterdamp zijn uiterste fasen van eenzelfde soort geest. Een zelfde soort bewustzijn, levensaspect, in een bepaalde veranderlijke vorm.
Waar de uiterste damp van water geen schade aanricht en het voorkomen heel zacht en zeer ijl is, is het ijs dit juist niet. Het ijs is in wezen zelfs zo scherp dat je jezelf ermee zou kunnen snijden .
Alle materie dat zich in vastheid, o­nder druk bevindt, beschadigt, lijdt en brengt lijden.
Alle materie die zich in de andere uiterste vorm van totaal vrijzijn bevindt, is niet meer schadelijk.

Nu is daar tegen in te brengen, dat zwaveldamp bijvoorbeeld toch schadelijk is, terwijl het zich in damp, dus in vrijheid bevindt. Dat is correct. Echter, waar hier wordt gesproken over uiterste vrijheid, is er totaal geen materiële vorm meer. Er is dus ook geen molecuul meer van een bepaalde stof. Zolang er nog een bepaalde materiële vorm is – al is deze amper op te merken, aan te tonen – is er nog vorm.
Er is dus dan nog materie. Daarom is er altijd nog een bepaalde materiële uitwerking.
Zwaveldamp is giftig in een bepaalde concentratie. Wanneer die zwaveldamp opgelost is in zijn elementen en ook die elementen weer opgelost zijn, spreek je over totaal vrije geest. De geest is dan niet meer gebonden aan een bepaalde vorm en is dus dan vrij. De stof is dus o­ntbonden. De geest die de elementen tot dat mengsel verbond, is eruit.
De aspecten, elementen, intelligentiedeeltjes van die stof leven niet meer in die bepaalde heelheid ( in dit geval de zwaveldamp). Er is geen samenwerking meer, dus ook geen effect meer.
Zo is ook zuurstof bijvoorbeeld leven brengend. Zonder zuurstof kan niets leven. Toch is geconcentreerde zuurstof ( o­nder druk gehouden ) zeer explosief en dus noemen wij zuurstof dan schadelijk.
De zuurstof kan pas zijn specifieke werking hebben, door het verbonden zijn met bepaalde elementen. Wanneer er andere elementen verbonden zijn, is er weer een andere uitwerking.
Ieder element (geest vertegenwoordigt een bepaalde intelligentie, een bepaald bewustzijn, een bepaalde mogelijkheid.
Hoe meer verbindingen, hoe meer mogelijkheden. Hoe meer mogelijkheden er zijn des te meer risico’s er zijn van bepaalde effecten die niet herkend en begrepen worden. Daarom zijn ook weer bepaalde grote risico’s verbonden aan het toepassen van stoffen, waarvan men de innerlijke geest niet herkent.

Iedere stof die zich in een uiterste manifesteert heeft een andere uitwerking dan de stof die heeft in het andere uiterste. (Glaswol heeft een heel ander voorkomen, een ander effect en doel, dan een glasruit).
Zodra een stof zich niet meer in een neutraliteit bevindt, is er al een bepaalde veranderde uitwerking. Deze uitwerking is dan goed of niet goed, afhankelijk van het doel en soort van toepassing. Daarbij bepalen de mate van zuivere wil, zuivere kennis, zuivere intentie weer, of dat doel, die toepassing wel goed is………..

Materie is dus een zegen, waar die materie met zuivere geest wordt toegepast en de zuivere geest erin wordt herkend.
Materie wordt een vloek, een belemmering, een afhouden van heel zijn, waar het wezen, de soort geest van dat materiële omhulsel niet wordt herkend en het verkeerd wordt toegepast.
De mate van goede bedoeling, goede wil, de liefde, de wijsheid die een mens heeft, bepalen of die materie dus een zegen of een vloek is, heelheid of verdeeldheid, liefde of liefdeloosheid, geluk of o­ngeluk, gezondheid of ziekte brengt.

Zodra iets dus uit evenwicht is zal er een bepaald effect van een bepaalde kwaliteit zijn.
Alle dingen die uit evenwicht zijn, zijn al niet meer óf goed, óf kwaad te noemen. Of iets goed of niet goed te noemen is, ligt aan het doel, de intentie, de wijze van toepassing en het gevolg. Dat houdt in dat iets op zich nooit goed of verkeerd kan zijn, volgens de orde van God.

We hebben nu gezien dat we maar een deel van de waarheid kunnen zien en ervaren.
Volgende keer verder. We lezen dan over de cyclus van allerlei levensvormen , waarbij het bewustzijn zich meer en meer o­ntwikkelt, waardoor bewustzijn van wat doel en leven werkelijk is, groeit.

Gera Hoogendoorn-Verhoef.


Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Controlesom *