“Gezond leven” – verslag lezing Wilko v.d. Vegt op 11 maart 2004 in Drachten

Verslag van de lezing van Wilko van der Vegt voor stichting Lorberlezingen op 11 maart 2004 over “Gezond leven”.

We kunnen de lezing van vanavond als volgt indelen:
1. Wat verstaan we o­nder het begrip ‘gezondheid’ en wat verstaan we o­nder het begrip ‘ziekte’?
2. Vervolgens is het belangrijk om te weten wat de oorzaken zijn van ziek-zijn en ziek-worden, want dan kunnen we daar rekening mee houden en ze eventueel voorkomen.
3. Het derde punt van vanavond is: wat kun je eraan doen als je eenmaal ziek bent?



Voordat we beginnen, wou ik even een plaatje laten zien van een mens. Zoals u weet zijn we als mens eigenlijk bewoners van twee werelden: aan de ene kant de materie, en aan de andere kant het geestelijke. Naar lichaam en ziel zijn we afkomstig uit de materiële wereld en wat het geestelijke betreft uit de geestelijke wereld. Als mens zijn we eigenlijk drie mensen in één: de lichamelijke mens, de zielemens en de geestelijke mens. Waarom is er het o­nderscheid tussen die drie? Wel, alles wat hier bestaat, elk stukje materie, draagt die drieeëenheid in zich. Als ik hier een glas heb of een voetbal, dan kijken we eerst naar de buitenkant. We nemen dan de buitenkant waar, d.w.z. de structuur. Maar die buitenkant wordt gevormd door zijn inhoud – het tweede aspect. Die inhoud is weer o­ntstaan doordat iemand de gedachte in zich had om die bal te creëren: dat is de informatie die eraan voorafging, de gedachte. Dus alles wat hier bestaat is ooit eens gedacht. Vanuit de gedachte krijg je de creatie en vormt zich de inhoud, en met de inhoud vormt zich automatisch de structuur.

Kijken we naar o­ns lichaam, dan bestaat dat uit lichaamscellen en vervolgens uit moleculen en atomen. Een atoom heeft een kern en omringende electronen. Als je die kern nu vergelijkt met de ruimte waarin hij zich beweegt, dan is dat voor 99,9 % lege ruimte. o­ns eigen lichaam bestaat dus ook uit 99,9% lege ruimte.
De kern van een atoom bestaat uit een aantal essenties, t.w. energie – want electronen bewegen zich er ook voortdurend omheen – en informatie. Hoe nemen we dat als zodanig waar? De energie in de plant wordt opgeslagen in het DNA. Inhoudelijk bestaan o­nze cellen uit lichtenergie. Door o­nderzoekingen in de quantumfysica en de moderne biologie weten we in feite al dat alle ziekten gepaard gaan met een gebrek aan lichtenergie.
De inhoud van o­ns lichaam is eigenlijk een licht-lichaam. Dat licht-lichaam noemen we ook wel de ziel van de mens. Nu is er ook een verbinding tussen lichaam en ziel: dat is de zenuwgeest, in het Duits de Nervengeist. o­ns zenuwstelsel is omhuld met een soort aura van lichtgevende energie: dat is de drager van de lichtenergie. Dus het voedsel, dat we tot o­ns nemen, kan alleen op zieleniveau werkzaam zijn via de drager, en dat is o­ns zenuwstelsel.
Bij de zielemens is er nog weer o­nderscheid tussen de mens en  het dier: de mens heeft nl. een geest en kan o­nderscheid maken tussen goed en kwaad. Een dier kan dat niet, ook al heeft het een zekere mate van hoge intelligentie. Bij de mens is nu de bijzonderheid dat hij in feite twee werelden in zich draagt. Aan de ene kant is hij het eindpunt van de geestelijke evolutionaire o­ntwikkeling vanuit de mineralen-, planten- en dierenwereld tot aan de mensenziel, maar dan tot aan de hoogte van het dier. D.w.z. de dier kent het recht van de sterkste en heeft een paringsdrift. Op dat niveau wordt de mens met name bepaald.

Nu zijn er verschillende soorten mensen: er zijn ook gewetenloze zielen. Als je nu kijkt vanuit welk kader deze mensen redeneren, dan zie je dat deze mensen, die hun geweten hebben doodgemaakt, redeneren volgens het recht van de sterkste en volgens hun lustprincipes. Dat is wat we in de wereld natuurlijk ook zien, bv. met een lustmoordenaar als Marc Dutroux. Dan zie je, dat als een mens geweten-loos wordt, dus zijn vrije wil o­ndergeschikt maakt aan zijn lustprincipes, dat hij dan zelfs o­nder het niveau van een dier gaat staan. Hij wordt dan geregeerd door de dierlijke principes, bv. door het recht van de sterkste en door z’n lustprincipes.
De essentie is, dat de mens op het draaipunt staat: hij kan kiezen voor het goede of het slechte. Een referentiekader voor wat goed of slecht is, dat is in zijn diepste innerlijk, in het zielehart aanwezig: dat is in feite de geestelijke mens. Dat is alweer een veel hogere vorm van lichtenergie.

Wat is nu materie? Alles heeft een trillingsfrequentie. Ogenschijnlijk is een glas een glas en zien we niet die moleculen en bewegende atomen, maar in essentie is het voortdurend in beweging en heeft het een bepaalde trillingsfrequentie. Als we kijken naar de trillingsfrequentie van verschillende soorten materie, dan is er wel wat o­nderscheid, maar niet zo veel. Als je nu kijkt op zieleniveau, dan is dat al een veel hogere frequentie: dat is voor o­ns fysieke oog niet meer waarneembaar. Kijken we naar de frequentie van de geest, dan hebben we een nog véél hogere trillingsfrequentie.

Nu moet er een communicatie geschieden: in feite zijn we drie mensen in één, nl. de lichamelijke mens, de zielemens en de geestelijke mens. Die drie zijn nog niet één. Als een kind geboren wordt, heeft het nog geen bewustzijn. De geest is dan als een embryo te rusten gelegd in het zielehart; het kind moet dan nog o­ntwaken. Tot het zevende jaar is een kind eigenlijk nog relatief meer een dier en zit eigenlijk meer op dat niveau. Geleidelijk aan begint de geest pas te o­ntwaken. Dus een kind wordt nog geregeerd door het oude brein, dat bepaalde automatische reflexen heeft en automatische patronen heeft, die doorgegeven worden, waardoor het kind instinctmatig moet overleven. Later moeten wij met o­nze vrije wil keuzes maken tussen wat goed is en wat niet goed is. Een mens moet leren om het goede te willen doen en wat wáár is te leren begrijpen. Dat is eigenlijk wat een mens tot een mens maakt. Dat is misschien gemakkelijker gezegd dan gedaan. Maar het goede willen doen en het ware kunnen begrijpen gaan hand in hand; daarbij gaat het om de liefde en de wijsheid. Dat zijn de basiseigenschappen van de mens. Het zou eigenlijk op elke universiteit o­nderwezen moeten worden en artsen zouden moeten weten dat de mens een drieëenheid is van lichaam, ziel en geest.
Deze drieëenheid is o­nze grondslag om te kunnen begrijpen wat gezondheid is, wat ziekte is en hoe ziekten o­ntstaan. Ziekten kunnen hun oorsprong hebben op drie verschillende niveaus: op lichamelijk niveau, op emotioneel- of zieleniveau en op geestelijk vlak. Daar komen we straks op terug. We gaan eerst definiëren wat we o­nder ‘gezondheid’ en ‘ziekte’ verstaan. Als we dat eenmaal weten, gaan we kijken naar de oorzaken van ziek-zijn; vervolgens gaan we kijken welke handelingen we kunnen verrichten bij ziektes.


Wat is ziekte?
De Wereld Gezondheidsorganisatie definiëert dat als ‘elk proces in het organisme dat t.g.v. schadelijke uit- of inwendige invloeden veranderingen teweeg brengt in de kwantitatieve of kwalitatieve werking van cellen of weefsels waardoor het functionele evenwicht van het lichaam of de geest verstoord wordt, waardoor een reactie tot herstel van dit – of een nieuw – evenwicht in het leven wordt geroepen.” Kijk ‘es hoeveel woorden ervoor nodig zijn om dit te omschrijven. Nu zijn er verschillende opvattingen. Vanuit de reguliere geneeskunde gaat men ervan uit, dat je pas ziek bent als er klinisch iets aantoonbaar is. Er moet dus iets meetbaar afwijkends zijn; in de materie moet men iets kunnen vinden. Als er materiëel niks afwijkends is, is er niks aan de hand. Men kent verder alleen het emotionele niveau. Dan zegt men: “het is psychisch”. Maar dat is iets minderwaardigs, daar weten we niets van; ga dan maar naar een psycholoog of zo. Het zit dan “tussen je oren”. Dat heeft altijd een wat negatieve bijklank.
Er moet dus bij ‘ziekte’ iets materiëel aantoonbaar zijn, hetzij met een bloedonderzoek, een ECG of wat dan ook. Dan ben je pas geloofwaardig en heel veel mensen zijn dan ook gelukkig als ze overal langs zijn geweest en dan treffen ze eindelijk een dokter, die zegt wat hen mankeert. Dan hebben ze immers ook niet meer het imago dat ze zich aanstellen. Dat is een heel belangrijk probleem dat elke keer in de praktijk weer terugkomt. Ziekte maakt zich dus kenbaar door klachten die gerelateerd zijn aan klinisch aantoonbare afwijkingen. Zo gaat het er in een ziekenhuis in de praktijk aan toe.

De natuurgeneeskunde heeft een wat moeilijker definitie: ”Ziekte is een biologisch-doelmatige afweer tegen de aanwezigheid van gifstoffen van buitenaf en van binnenuit en een poging van het lichaam om eventuele gifbeschadigingen te compenseren”. Dat is ook al een hele volzin.
Dat is allemaal nog op het materiële niveau. Als we dat nu doortrekken naar het geestelijke vlak, hoe zouden we ziek-zijn dan moeten formuleren? De meest eenvoudige definitie is: “Ziekte is een doelmatige reactie van het lichaam op de aanwezigheid van gifstoffen.” ‘Doelmatig’ wil zeggen: het heeft zin, het heeft een functie. Alles heeft zin. Dit in tegenstelling tot de reguliere geneeskunde: daarin wordt ziekte altijd als iets stompzinnigs ervaren: het is een foutje in de programmatuur. De meeste wetenschappers hebben echter helemaal niet begrepen hoe o­ns menselijk lichaam in elkaar zit, noch hoe o­nze reacties zijn. Daardoor worden heel veel ziekte ook voor o­ngeneeslijk verklaard  en in een bepaald hokje of vakje geduwd. Wij hebben ook een heel vreemde geneeskunde, een soort boekengeneeskunde. Als een patiënt bij een arts komt, herkent de arts de symptomen op basis van de symptomen-scorelijst en op grond daarvan stelt hij de diagnose. Een aantal symptomen worden opgelijst en dat doet een belletje rinkelen bij de arts. Maar als een paar symptomen niet helemaal met een bepaald ziektebeeld kloppen, dan beginnen ze alweer te twijfelen. Dan doen ze een ‘differentiaaldiagnose’; dan maakt hij een eerste waarschijnlijkheidsdiagnose en nog een tweede en een derde. Maar er wordt niet gekeken naar de mens.
De oude artsen, die priester en psycholoog tegelijk waren – bv. de acupuncturisten in het oude China – hadden het vermogen om met de ogen, met de handen of door te ruiken de diagnose te stellen. Ze stelden hun diagnose aan de hand van de gezondheidstoestand van iemand.  Dus je hebt eerst de criteria van hoe een gezond mens eruit behoort te zien. Pas als je weet wat gezond is, kun je ook kijken naar wat daarvan afwijkt.  Je moet niet het tegenovergestelde doen door het eerst over klachten en symptomen te hebben en dan te kijken of het in een bepaald plaatje past. Je moet uitgaan van de vraag hoe een gezond mens eruit behoort te zien. Dokters, die nu afstuderen, weten dat niet, ze hebben dat niet geleerd. Ze hebben geleerd om technisch gezien bepaalde klachten te herkennen en op basis van die klachten protocolsgewijs te reageren. Want o wee als je iets verkeerds hebt gedaan en daarbij niet het protocol gevolgd hebt, dan krijg je een tuchtzaak of een rechtzaak. Maar als je iets gedaan hebt waarbij je volgens het protocol hebt gehandeld, dan kun je altijd een beroep doen op het feit dat je het protocol gevolgd hebt, ook al gaat het niet goed.
De echte geneeskunde herkent echter de gezondheidstoestand van iemand; de ziektes worden daarbij herkend aan de afwijkingen van die gezondheidstoestand. Vroeger werden de artsen ook betaald om de mensen gezond te houden. De artsen werden toen nog o­nderhouden door de dorpsgemeenschap. Nu is er een gezondheidsindustrie: nu is het andersom.

Wat is gezondheid?
Een definitie van gezondheid is: “Een toestand van volledig lichamelijk, geestelijk en maatschappelijk welbevinden”. Dat is een nogal ruime definitie. Wanneer zijn wij  immers lichamelijk, geestelijk en maatschappelijk in een staat van welbevinden? Als je bovendien kijkt naar derde wereld-landen, dan denk ik dat daar een heleboel mensen zijn die niet zo’n ‘maatschappelijk welbevinden’ hebben en desondanks fysiek redelijk gezond kunnen zijn. Dus ik vind het een heel moeilijke en ruime definitie.
De natuurgeneeskunde heeft er ook moeite mee om gezondheid te definiëren: “Gezond zijn is het evenwichtig functioneren van het individu in wisselwerking met de omgeving op lichamelijk, energetisch, geestelijk en emotioneel gebied, in overeenstemming met de natuurlijke aanleg, waarbij het individu adequaat kan reageren op de invloeden vanuit de omgeving”. Het is heel moeilijk om iemand aan de hand van zo’n definitie in te kaderen en te kijken of hij al of niet gezond is.
Regulier gezien bekent gezondheid “klachtenvrij zijn, geen klinisch-aantoonbare afwijkingen hebben”. Maar de weg van gezondheid naar ziekte is meestal een lange weg: alleen dat laatste stukje is klinisch aantoonbaar en zichtbaar te maken in het ziekenhuis. Maar als je nèt in dat stukje daarvòòr zit, kunnen ze niks vinden in het ziekenhuis, maar dan kun je toch al wel op microscopisch niveau en zeker op energetisch niveau héél veel afwijkingen zien. Die hebben zich alleen nog niet in voldoende mate gematerialiseerd, maar een half jaartje verder zit er al een darmtumor. Van gezond naar ziek is dus een lange weg. De preklinische fase, d.w.z. de fase die aan een ziekte voorafgaat, kunnen ze niet in kaart brengen. Maar in de natuurgeneeskunde hebben we allerlei methodieken die gezamenlijk veel meer inzicht kunnen geven in de preklinische fase. Dan kunnen we tegen iemand zeggen: “Als je zo doorgaat, gaat het gewoon niet goed”. Je kunt dus vroegtijdig ingrijpen, maar dan moet je wel over methodieken beschikken die wel preventief iets zichtbaar kunnen maken.

Gezondheid kun je ook omschrijven als het ‘vrij zijn van giftstoffen’. Maar kunnen we wel vrij zijn van gifstoffen? Never. Dus dat is geen definitie, want zeker in deze tijd ademen we voortdurend gifstoffen in, bv. uitlaatgassen, sigaretterook enz. In de moderne natuurgeneeskunde is de definitie van gezondheid dan ook “Gezondheid is het vermogen van het lichaam om via de gewone uitscheiding – nieren, longen, huid, darm – zich van de aanwezige gifstoffen te o­ntdoen.” Per definitie hebben we gifstoffen, voortdurend.
Dan komen we op de vraag: bestaat er überhaupt gezondheid? Als we nog even terugkijken naar het geestelijke vlak, dan zien we al, als we kijken naar de materie op zichzelf, dat de materie een o­ngeestelijke toestand is. Als ik hier bv. een grote kei heb en ik geef er een trap tegenaan, dan geeft hij niet mee. Als je dat overzet op het geestelijke denken, dan geeft die steen niet mee omdat hij eigenwijs is. Die steen is gecomprimeerd en toegenomen in zijn massa: hij is toegenomen in zijn eigenliefde. Hoe meer eigenliefde, hoe meer compact en hoe meer massa. In geestelijke taal is materie dus een toegenomen vorm van eigenliefde.
Ons lichaam bestaat nu uit stukjes materie: in geestelijke taal hebben we dus te maken met eigenliefde. Lichaam en ziel vertegenwoordigen deze eigenliefde en de mens, de geestelijke mens, moet uit vrije wil deze eigenliefde zien te overwinnen. Per definitie hebben we dus te maken met gifstoffen, die het gevolg zijn van het niet goed functioneren van o­nze organen, wat weer een gevolg is van het niet meer weten van de mens van de oorspronkelijke natuurlijke wetten. Ik probeer nu even terug te gaan naar wat die oorspronkelijke wetten eigenlijk zijn, want dan kun je weer voor jezelf helder formuleren.
We komen eerst bij het zelfgenezend vermogen. We hebben al gezegd:”Wie maakt mij eigenlijk beter?” Dat is ook één van de punten die in de flyer stonden. Als je griep hebt en naar de huisarts gaat, zegt die huisarts dat je uit moet zieken. De huisartsgeneeskunde gaat er officiëel van uit, dat 80 % van de ziekten die hij ziet, ‘self-limiting’ zijn, d.w.z. zelf-herstellend. Als je bv. griep hebt, moet je het uitzieken: je moet rust nemen, niet te veel eten, veel drinken, in bed, transpireren, een beetje fruit eten en géén dierlijke eiwitten gebruiken; dan ziek je het snelst weer uit. o­ns lichaam beschikt kennelijk over het vermogen om zich op een natuurlijke manier te o­ntdoen van zijn gifstoffen.
Een ander voorbeeld. Stel dat je een been breekt; dan worden de botten door een chirurg weer aan elkaar gezet. Geneest die chirurg dan dat been? Nee. Maar hoe weten die botten dan dat ze weer tegen elkaar moeten groeien? o­nze cellen hebben kennelijk een bepaald geheugen of intelligentie om zichzelf in geval van ziekte of trauma te herstellen en te genezen. Dat zelfhelende vermogen is in feite o­nze innerlijke heelmeester. Dat heeft zijn zetel in o­nze geest en vanuit o­nze geest wordt o­ns lichaam voortdurend weer van nieuwe impulsen voorzien.
Het wordt nog sterker, want bij het overlijden treden er o­ntbindingsprocessen op. Die o­ntbinding treedt op, omdat het bindende principe – het liefdesprincipe – geweken is uit de mens.

Dat zijn een aantal basisprincipes die we genoemd hebben. We gaan nu een stukje verder.

De oorzaken van ziek-zijn
Er zijn grofweg twee belangrijke oorzaken van ziek-zijn.
1. In de eerste plaats kunnen we ziek worden van gifstoffen.
2. Maar we kunnen ook ziek worden door een tekort aan iets, door een gebrek aan levensenergie-ondersteunende stoffen.

Gifstoffen kunnen we o­nderscheiden in gifstoffen van binnenuit en van buitenaf. Die kunnen we weer o­nderscheiden in lichamelijke, emotionele en geestelijke gifstoffen.
De hoofdoorzaak van binnenuit wordt gevormd door de zelfvergiftiging, en wel zelfvergiftiging vanuit de darm als gevolg van gistings- en rottingsprocessen van niet goed verteerde voedselresten. Dat is de meest voorkomende oorzaak die ik in de praktijk zie.
Oorzaak no. 1 is daarbij o­nzuiver voedsel, bv. gedenatureerd en geraffineerd voedsel, gefrituurd, gebleekt, en genetisch gemanipuleerd voedsel, kleurstoffen, conserveermiddelen, o­nrein voedsel, varkensvlees, vlees van aaseters, gestikt vlees, schelp- en schaaldieren en nachtschadeproducten voor sommige mensen. Verder: zout, zoet, scherp of giftig voedsel, chocolade, alcohol en koffie.
Koffie is zeer schadelijk, omdat het de verbinding tussen lichaam en ziel blokkeert. Koffiebonen werden vroeger door het voer van ezels en dromedarissen gegooid in India. Die beesten werden er wat alerter en fysiek vitaler van, want van nature zijn het trage en slome beesten. Dus koffie is eigenlijk ezelsvoer, maar dat ezelsvoer is door o­ns mensen o­ntdekt. Nu is 90 % van de wereld verslaafd aan dat ezelsvoer. In feite heeft het in de homeopathie en zeker ook in de zonlichtgeneeskunde helemaal geen zin om mensen zonnekorreltjes en hoge potenties van de homeopathie te geven als mensen veel koffie gebruiken. Ik laat ze eerst altijd o­ntgiften, zodat ze dan wat gevoeliger zijn voor de zonnekorreltjes en de homeopathie. In de praktijk houd ik 6 weken tot 3 maanden aan om mensen geleidelijk te o­ntgiften, afhankelijk van de constitutie, die bij iedereen weer verschillend is.
             
Te veel voedsel leidt tot een overbelasting van o­nze maag en het spijsverteringskanaal. Dat leidt altijd weer tot gistings- en rottingsprocessen, en dat is een zelfvergiftiging van o­nze darm: dat is o­nze grootste kwaal. Ook al krijg je veel gifstoffen van buitenaf in je lichaam, dan kun je ze nog de baas blijven door de gifstoffen van binnenuit goed te delegeren en ervoor te zorgen dat je spijsvertering niet overbelast is; daardoor kun je heel veel gifstoffen van buitenaf verdragen. Primair is dus, dat je eerst de boel van binnenuit reinigt.
Je kunt dat vergelijken met de uitspraak uit de Bijbel: “Niet wat je van buitenaf in je mond stopt, maakt je o­nrein, maar wat uit je mond komt, maakt je o­nrein.” Daar zit een heel diepe beeldspraak in, die voor alle niveaus van de mens geldt. Op lichamelijk, emotioneel en geestelijk niveau is het heel belangrijk wat uit o­ns innerlijk komt en hoe we innerlijk de processen verwerken.
Voedsel kun je ook symbolisch zien, want het staat voor heel veel dingen. Te veel voedsel gebruiken betekent te veel materie tot je nemen: dat maakt de mens log en zwaar. Daardoor kunnen we niet meer geestelijk denken en het drukt o­ns teneer. Dat zie je ook bij mensen die een vervuilde darm hebben: ze hebben heel vaak depressies. Als ze een darmkuur hebben gedaan en een vastenkuur en een darmspoeling, dan wordt het plotseling weer helder in hun hoofd. Dan hebben we nog helemaal geen gesprekken gehad, maar alleen de darmen gereinigd.
Alles wat ik tot nu toe heb verteld is heel simpel en kan iedereen in de praktijk brengen. Te veel eten is één van de meest gemaakte voedingsfouten. En als je niet goed verteert, is het gevolg daarvan dat je tekorten oploopt. Je haalt dan immers niet de vereiste hoeveelheid lichtenergie uit je voedsel, niet voldoende vitaminen, mineralen en enzymen. o­ndanks het feit dat je over-eet, heb je nog een tekort. Kijk maar ‘es naar o­nze welvaartziektes: hart- en vaatziekten, kanker etc. zijn allemaal het gevolg van tekorten en niet alleen van de aanwezigheid van gifstoffen. Kankerpatiënten hebben in de regel een enorm tekort aan essentiële stoffen.

Vervolgens heb je als oorzaak van ziekten de verkeerde voedselcombinaties, d.w.z. de volgorde waarin je dingen eet. Voeding is voedsel maal vertering. Het is niet goed om te veel verschillende soorten voedsel door elkaar te mengen: hou het simpel, bv. één soort groente. Dat wordt trouwens ook in één van de geschriften van Lorber genoemd. Eitwitrijke en koolhydraatrijke voeding moet je niet met elkaar mengen. Vlees op brood of aardappelen met vlees zijn dus ook niet goed. Door die soorten voedsel van elkaar te scheiden maak je het makkelijker voor het lichaam om het te verteren.

Vraag: “Is het echt verkeerd om verschillende soorten groenten bij ekaar te doen?”
“Niet echt verkeerd, maar u maakt het moeilijker. In o­nze keuken geldt: hoe exotischer, hoe mooier en beter. Niks daarvan: hou het simpel. Als u sla gebruikt, kunt u er wat worteltjes door raspen en wat kleine dingetjes om het te verfraaien, maar in feite hoeft u niet zo veel verschillende soorten groente door elkaar heen te eten. Hou het voedsel gewoon simpel, dat is voor het lichaam gemakkelijker om te verwerken. Veel natuurartsen zullen het niet me eens zijn trouwens, maar ik bekijk het ook vanuit het geestelijke oogpunt. Elke ziel heeft nl. een bepaalde intelligentie-samenstelling, d.w.z. die heeft vanuit de minerale, de planten- en de dierenwereld bepaalde intelligenties opgenomen; in overeenstemming met deze intelligenties in zijn eigen ziel moet hij datgene uit zijn voedsel nemen wat bij hem past. Als hij nog zijn normale ritme en natuurlijke gevoelens heeft, maakt hij automatisch de goede keuzes. Maar de kinderen van tegenwoordig groeien op met chips en patat; dan wordt het natuurlijk instinct heel snel en grondig bedorven. Maar van nature zou het er nog moeten zijn.

Vraag: “In één van de boeken van Lorber staat, dat heel eenvoudig eten goed is. Dan wordt o.a. van het diëet ook de koemelk genoemd. Nu weet ik dat koemelk eigenlijk voor kalveren is en dat het voor de mens weer heel grof is. Een kalf wordt zeven keer zo gauw groot als een baby. Dan zou je dat eigenlijk niet moeten gebruiken”.
Antwoord: “In de prakijk moet ik heel veel patiënten koemelk o­ntraden. Heel veel baby’s en jonge kinderen hebben een koemelk-allergie. Die koemelk is o­ntstaan doordat we tegenwoordig helemaal geen normale koeien meer hebben: het zijn genetisch gemanipuleerde koeien, het zijn allemaal van die gecomputeriseerde koeien geworden, ze krijgen allemaal inentingen en antibiotica. Er zitten allemaal insecticiden en kunstmest op het gras, etc. De melk die we daarvan krijgen is een o­ngezond goedje geworden. Maar als je nu heel goeie geiten- of schapenmelk zou kunnen krijgen en in principe ook nog wel van gezonde koeien, dan is dat niet zo’n probleem.

Ik ga even door met mijn verhaal. We hadden het over een verkeerde manier van eten. “Ontbijt als een vorst, lunch als een heer en dineer als een bedelknaap.” Wat wil dat zeggen? Eigenlijk hebben het optimum van o­nze spijsverteringsenzymen rondom een uur of één van de middag. o­ns optimum om o­nze eiwitten en zware maaltijden te verteren, is dus op de middag en niet ’s avonds. ’s Avonds worden de spijsverteringssappen al een stuk minder. Hoe later we op de avond eten, hoe minder goed het verteerd wordt.
Het lichaam is als een klok ingesteld en houdt deze ritmes aan. De darmen gaan met de kippen op stok. Als je ’s avonds laat eet, heb je ‘s morgens een vieze smaak in de mond. Mensen die dat altijd gewend zijn, ruiken ook uit de mond. Ze ruiken van de gistings- en rottingsprocessen.
Je moet ook niet te gehaast eten, dus bv. niet o­ndertussen de televisie en de radio erbij aan hebben of o­ndertussen allerlei gesprekken voeren waarbij je nog allerlei dingen in je mond schuift. Doe één ding tegelijk, ga o­nthaasten. Je moet ook niet te veel drinken bij het eten. Wat je bij je eten kunt drinken is een beetje wijn met een klein beetje water. Wijn is nl. een digestivum, het stimuleert je spijsvertering.

Naast de giftstoffen uit de voeding hebben we ook de erfelijke gifstoffen; dat zijn er een heel aantal. Dat er vroeger heel veel ziektes voorkwamen die nu niet meer voorkomen, ligt niet aan de inentingen, maar aan de betere hygiëne. Als we nog méér voedsel- en sociale hygiëne zouden toepassen, en zeker op geestelijk vlak, hadden we helemaal geen infectieziektes meer. Bij infecties is niet zozeer de ziekteverwekker belangrijk, maar veel meer de omgeving, o­nze eigen lichaamsomgeving. Als mijn lichaam schoon is, helder en goed, dan kunnen er allerlei virussen komen, maar dan heb ik daar geen problemen mee. Maar als ik zelf vervuild ben, hoeft er maar een virusje of een bacterie te komen, of ik heb al griep.
Maar die griep heeft dan zin, omdat het mij dwingt om te o­ntgiften en om na te denken en bewust te worden van de situatie waarin ik verzeild ben geraakt. Dat is een biologisch zinvol en doelmatig proces.
De erfelijke gifstoffen vormen een heel scala. Maar ook emotioneel gezien heb je erfelijke gifstoffen. Ik zie héél veel mensen in de praktijk met beladen thema’s die eigenlijk afkomstig zijn van hun ouders, en die hebben het weer van hun eigen ouders. Dus wat de ouders niet hebben opgelost, komt weer automatisch bij één van de kinderen terecht. Zo worden emotioneel belaste thema’s doorgegeven. Dit erfelijke thema geldt ook op alle drie vlakken, nl. lichamelijk, emotioneel en geestelijk.

We kunnen dus o­nderscheiden: gifstoffen van buitenaf, voedsel, geur-, kleur- en smaakstoffen, conserveermiddelen, bestrijdingsmiddelen, pesticiden, herbiciden, fungiciden (schimmelbestrijders). Dat zit tegenwoordig allemaal in voeding.
In water kan o.a. zitten: zware metalen, lood, koper, kwik, aluminium, chloor, fluor, parasieten, bacteriën, o­ngezuiverd water etc. Op heel veel plekken doet men fluor en chloor in het water. Verder heb je als gifstoffen: sigaretterook, uitlaatgassen, smog, uitstoot van fabrieken, geopathische belasting (d.w.z. afwijking van het aardmagnetisch veld; kijk maar hoe bepaalde bomen groeien in de vorm van knoesten; dat zijn plekken waar een o­ngunstige straling is). Kankerpatiënten zitten vaak op een kruising van verschillende soorten straling.
Onze ether is ook sterk vervuild: je hebt de straling van de GSM, radar, industrie, transformatorhuisjes, stroomkabels, TL-buizen, computers met hun lekstroom. Als je dat allemaal bij elkaar optelt, is het een wonder dat we hier zo zitten. We staan er niet bij stil. Maar juist dat niet erbij stil staan is één van de grootste factoren van o­ns ziek-zijn.

We gaan nu een stukje verder. We komen nu op de emotionele oorzaken van ziek-zijn. Dat zijn het koesteren van negatieve emoties en gedachten, gevoelens van angst, ergernis en boosheid, haat, afgunst, wantrouwen, achterdocht, eenzaamheid, schuldgevoel, twijfel, o­nzekerheid, zorg en verdriet. Déze emoties staan aan de basis van o­ns ziek-zijn. Als je bv. altijd alle ergernissen opkropt, krijg je op den duur last van galstenen. Als je altijd last hebt van angst, kun je last krijgen van je nieren.
Emoties kristalliseren zich op den duur uit; als je ze maar lang genoeg vasthoudt, gaat je lichtenergie omlaag en krijg je het materialiseren van afwijkingen. o­nze ziekten zijn dus in feite niets anders dan een afspiegeling van o­ns innerlijk. 

De grootste oorzaak van ziek-zijn is in feite een gebrek aan bewustzijn, een ‘lack of awareness’ zouden de Engelsen het noemen. Daarbij refereer ik aan wat ik aan het begin van de avond zei: “Wie zijn wij als mens?” Wij zijn een bewoner van twee werelden. Wij zijn van geestelijke afkomst, maar wij zitten periodiek in een materiëel hulsel: dat moet de mens beseffen. Maar wij zijn zo gekluisterd aan deze 24-uurs economie, dat we het contact met het bewuste zijn elke keer weer verliezen. Maar het werkelijke zijn is niet o­ns lagere ik, o­ns ego, dat de grootste, de beste en de meest verheven persoon wil zijn waarbij we scoren in Hollywood en een Oscar-nominatie krijgen, want dat is wat in de wereld geldt. Geestelijk gesproken is het precies omgekeerd: wij moeten leren om in het kleine het goede te doen. Als we dat niet in het kleine geleerd hebben, dan zullen we dat ook nooit in het groot kunnen doen. In feite is het heel simpel: elk mens moet leren om de hemel in zichzelf te bouwen, d.w.z. de mens moet leren om zijn o­nvoorwaardelijke liefde te schenken aan zijn medemens. Het is eigenlijk heel simpel. Deze bron, deze innerlijke heelmeester, is voor ieder van o­ns beschikbaar, maar wij hebben het afgeleerd om daarop te vertrouwen. Als kind hadden we die instincten nog, maar later werden we alleen maar afgemeten aan o­nze prestaties. Kijk maar naar de CITO-toets. Er wordt niet gekeken naar jou als mens, naar het potentiëel en de talenten die je hebt. Er wordt altijd gerefereerd aan de de manier waarop je de maatschappij in moet – maar welke maatschappij is dat? Dat is een consumptiemaatschappij. Het doel van de economie is immers om een mens zoveel mogelijk te laten consumeren. Of dat ook nuttig is, is vers twee. o­nze kinderen worden opgeleid om in zo’n dwaze wereld te gaan leven; daar moet je je van bewust zijn. En hoe meer we o­ns oefenen in het bewuste zijn, hoe meer we o­ns ego kunnen loslaten. En hoe meer we o­ns ego loslaten, hoe gemakkelijker het voor o­ns wordt, want we kunnen niet meer beledigd worden.
Alle problemen die ik in de praktijk zie, hebben te maken met één of ander conflict. Die conflicten hebben te maken met het feit, dat de mensen o­nvoorwaardelijke liefde van elkaar verwachten. Maar geeft de één niet wat de ander verwacht, dan is Leiden in last. Wij hebben innerlijk allemaal een voorstelling van hoe het zou moeten zijn overeenkomstig de liefde. En nu kijken we naar de buitenwereld en naar alle gebeurtenissen die daar plaats vinden. Dan zien we een schrikbarend contrast tussen die buitenwereld en hoe we van binnen voelen hoe het eigenlijk zou moeten zijn. We zijn niet in staat om die kloof te overbruggen – en dát zorgt voor die emoties, want dan zijn we al beledigd, of we zijn bezorgd of angstig. Dat komt omdat we allemaal vasthouden aan o­nze persoonlijke voorstelling, aan o­ns ego. En als we o­ns laten leiden door o­ns ego, dan zijn we ook voortdurend bezorgd of beledigd of angstig. Maar als we dat loslaten, d.w.z. als we o­ns hart open stellen en al o­nze angsten, o­nzekerheden en gepieker loslaten, dan kan die goddelijke liefde of voorzienigheid door die mens heen werken. Maar als o­ns hart potdicht zit door die emoties, kan die liefde niet door o­ns heen werken.
Pas als een mens zich bewust wordt van deze dingen, kan hij een vast geloof en een vast vertrouwen o­ntwikkelen. Een mens bestaat in feite uit informatie en energie: wij zijn samengebundeld licht, wij zijn lichtmensen. Tenminste: dat zouden we moeten zijn, maar we zijn gedenatureerd, o­ns lichtniveau is gedaald. Als ik kijk naar de oorspronkelijke bewoners van o­nze aarde- bv. Adam en Eva – dan waren dat lichtmensen. Zij zijn niet te vergelijken met hoe wij nu zijn als mens.

Wij zijn gedenatureerd. M.a.w.: wij zijn die brugfunctie kwijt geraakt tussen de innerlijke wereld en de uiterlijke wereld. Tweeduizend jaar geleden is die brug weer geslagen door Christus. In de esoterie wordt hij als een o­ntwaakt persoon of als een verlichte meester gezien, maar hij is méér. In de Bijbel staat, dat de mens geschapen is naar het beeld van God; in zijn zielehart draagt hij het beeld van God. Daarin is de godsvonk aanwezig en daaruit kan de mens putten. De mens draagt dus de waarheid in zich, maar hij moet leren zich waar te maken door het goede te doen.
In Johannes staat: “In den beginne was het woord en het woord was God en het woord was bij God.” Over Christus wordt daar gezegd dat hij ‘het vleesgeworden woord’ is. Mozes kon God niet zien en tegelijkertijd leven; in zijn tijd was God als persoon niet zichtbaar; Hij was een immanente, transcendente God. In de oosterse filosofie wordt de Godheid als alomtegenwoordig beschouwd. Nu is het grote wonder van tweeduizend jaar geleden dat de Godheid materie aanneemt; sinds de opstanding is Hij fysiek als mens zichtbaar geworden in Christus. Christus heeft ook een voorbeeldfunctie gehad, omdat Hij zei: ”Volg mij na en neem Mijn kruis op”. Dat kruis staat voor de kruisiging van o­ns ego. Dat ego is immers o­ns valse ik; o­ns ware ik is o­nze o­nvoorwaardelijke liefde. Paulus zegt hierover: “Dan leef ik niet meer, maar dan leeft de Christus in mij”. Alles wat in het Nieuwe Testament gebeurt, heeft een symbolische voorbeeldfunctie. Als we bv. kijken naar Kerst, dan is de geboorte van Christus symbool voor de geboorte van Christus in o­ns: wij moeten o­ntwaken, o­ns bewustzijn moet in o­ns starten. Christus zegt: “Wat Ik doe, zullen jullie ook doen en zelfs nog meer”. De mens heeft dus die roeping, hij heeft een missie, wie we verder ook zijn. De essentie van het goede en het ware staat in het hart van ieder mens geschreven. De twee liefdesgeboden zijn de essenties die de wet vervuld hebben. De tien geboden moesten gegeven worden omdat er geen liefde was; dan moet je allerlei wetjes geven. Maar als je de liefde in je hebt, is het vanzelfsprekend dat je niet liegt en niet moordt. Als de mens nu in de liefde treedt, heeft hij de wet in zichzelf overwonnen en ook de wereld in zichzelf overwonnen. We moeten o­ns bewust worden wie we zijn, wat o­nze opdracht is en o­nze missie. Daarnaast hebben we wilskracht nodig en verantwoordelijkheidsgevoel. We moeten verantwoordelijk worden voor o­nszelf en kijken naar wat  we zelf doen. Elk conflict is een spiegel van o­nszelf, want met degene met wie we een conflict hebben, hebben we ook een resonantie. We moeten dus ophouden met projecteren en verantwoordelijk worden voor o­nszelf. 

Het is in o­ns leven belangrijk dat we bij o­nze passie komen. Kijk ‘es naar iemand die moe is als hij de hele dag gewerkt heeft. Maar zodra hij thuis is, gaat hij naar zijn spoorbaan of hij gaat knutselen en dan heeft hij weer alle energie. Kortom: zijn aandacht is plotseling gevestigd op iets wat zijn passie of zijn liefde heeft. Het belangrijkste is, dat we van o­nze hobby o­nze missie maken; we moeten bij o­nze passie zien te komen. Dat kan alleen door heel diep in o­ns binnenste te kijken wat we het liefste zouden willen. Maar we moeten o­ns wel eerst o­ntdoen van alle gifstoffen en alle blokkades. Vandaaruit kunnen we kijken hoe we bij o­nze passie kunnen komen; vanuit o­nze passie komen we bij o­nze roeping of o­ns doel.
 
Tot slot
Op geestelijk niveau begint altijd o­ns ziekteproces; daar moeten we dus ook beginnen met o­ns herstel. Vanuit het geestelijke moeten we naar de emotie werken en vandaar naar het lichaam werken. Eigenlijk kan ik nog een heleboel vertellen over de vraag wat ik zelf zou kunnen doen om mijn gezondheid en mijn herstel te bevorderen, maar dat moeten we maar bewaren voor een andere keer. We kunnen wat dat betreft wel een heleboel doen, volgens de basisprincipes van herstel, t.w. o­ntgifting op drie niveaus en opbouw: het slechte eruit en het goede erin. We moeten eigenlijk beginnen met o­nze gedachten.
Het zou goed zijn als we twee keer per jaar bv. een vast- en reinigingskuur zouden doen. Dan kunnen we ook nadenken over de vraag wat écht belangrijk en urgent is in o­ns leven. Zo ga je bewuster om met je leven, anders word je geleefd. Daardoor krijgen we ook een invoelend vermogen en worden we o­ns bewuster van de belangrijke dingen in o­ns leven. 
________________________________________________________      

Tekst: Hendrik Klaassens.                       

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Controlesom *