Toenemende hitte: waarom, waartoe? – Gera Hoogendoorn-Verhoef

Toenemende hitte, waarom, waartoe?
– door Gera Hoogendoorn-Verhoef –

Veel wetenschappers over de gehele wereld voorspellen een steeds warmer wordende natuur.
Ook biologen van de Universiteit Wageningen menen dat de komende decennia de natuur ernstig op haar kop zal komen te staan door hittegolven en lange perioden van droogte, afgewisseld met steeds meer extreme buien tussendoor, waardoor we een ‘alles of niets’ natuur krijgen, waarin gewassen, dieren, planten moeizaam zullen kunnen overleven.



Rivieren buiten de oevers, slechtere grondstructuur waardoor oogst ook zal afnemen, bosbranden en meer stormen,  verhoogde waterspiegel, enzovoorts.
Dat alles of niets is een afspiegeling van de steeds meer tegenover elkaar staande eigenschappen van goed en kwaad, van liefde of niet-liefde, van leven of dood. We zien dat deze toespitsing feit is en sterker zal worden, in menselijk gedrag, in reilen en zeilen van het leven op aarde, in regelgeving en beleid,  maar ook in de natuur.
Lorber schrijft over deze uitersten die wel tegen elkaar moeten komen te staan, wil de mens plaats kunnen bepalen. Zonder uitersten kun je geen kracht uitoefenen. Je zult dan dus optimale kansen moeten hebben om af te tasten wat je eigenlijk wilt. Pas dan kun je er met hart en ziel voor gáán. Zonder dat, blijft het een lauwe boel, waarin er niets groeit dan verval, omdat waar men er de geestdrift niet voor heeft, men natuurlijk niet de noodzaak van offers brengen inziet en men nooit kan volhouden in het bereiken van het gekozen doel.

Het allerbelangrijkste is dat we begrijpen wat de geestelijke oorzaak is van de omwentelingen in de natuur en in het menselijk gemoed. We kunnen er dan wat aan doen, in plaats van verzuchten dat ‘het nu eenmaal toch zo gaat’ en ‘dat je nu eenmaal zo bent’.

God is Liefde. Liefde is Licht. Licht straalt warmte af. We weten dat licht en warmte o­nlosmakelijk met elkaar verbonden zijn.
Waar licht is, wordt altijd warmte opgewekt. Dat zit zo: Licht is het eeuwig voortgaan van Gods gedachten. Dat eeuwig voortgaan is een willen verbinden met dat bewustzijn, dat leven, wat past, om er vervolgens iets door uit te kunnen drukken, er door te kunnen bestaan, er door te kunnen groeien.
Door dat eeuwig voortgaan van licht, o­ntstaan er overal verbindingen met intelligentiedeeltjes (allemaal lichtdeeltjes, alleen dan in eerste instantie o­nzichtbaar voor het oog en ook voor de hedendaagse meetinstrumenten), die elkaar opzoeken omdat ze elkaar nodig hebben en elkaar kunnen dienen. Dat is de eigenschap van liefde: cohesie. Oftewel de kracht van samentrekken, samenwerken, opdat er groei en uitdrukkingsmogelijkheden zullen zijn.

De liefde van God wil niets anders dan dat alles zal kunnen worden ervaren wat de mens kiest. Als alle mensen dat zouden kiezen wat hun hart hen zegt in liefde, zou God Zichzelf optimaal ervaren en ieder zou dat hebben wat hem past en oeverloos gelukkig zijn. Dat wenst God voor de mens.

De mens schept door zijn mate van liefde ook vormen. Eerst geestelijke, dan steeds duidelijkere vormen, meer en meer zichtbaar en tastbaar.
Warmte is niets anders dan de energie, bewustzijn, kracht die vrijkomt bij het passeren van deeltjes die ‘dit’ willen ten opzichte van deeltjes die ‘dat’ willen.
Warmte is dus een verschijnsel van liefde. Van actie. Van beweging. Van plaats zoeken en plaats bepalen.  Dit is de grond van de strijd tussen goed en kwaad. De deeltjes die soortgelijk zijn, ‘weten’ dat ze iets aan elkaar hebben,  zullen elkaar opzoeken en een verbinding met elkaar aangaan, tot wederzijds nut.

God is vrijheid. Dat betekent dat Zijn kracht ( licht, warmte) overal een vrijmakende uitwerking heeft. Ergens is er dus een uitwerking van dat licht. Waar zuivere liefde is, is er een optimale samenwerking, waardoor er iets optimaal ervaren, geleerd, gekend kan worden.
De liefde werkt hier helend, doet groeien en herstellen.
Waar er geen zuivere liefde is, is er geen optimale samenwerking tussen allerlei bewustzijnsdeeltjes, en o­ntstaan er uitwerkingen die vormen van enig, of veel lijden brengen.
Waar er helemaal geen liefde is, is er alleen samenwerking tussen verschillende bewustzijnsdeeltjes die kiezen voor de niet-liefde. Zo o­ntstaan er dan  ook – en dat zal toch wel duidelijk zijn – liefdeloze vormen en handelingen die op hun beurt weer negatieve gevolgen brengen. Hierbij is er grote o­nvrijheid en groot lijden.

Waar de mens uit eigenliefde, de alles verbindende liefde vergeet, zal hij dus vanzelf in een bepaalde mate bijdragen aan aan elkaar klittende geestelijke bewustzijnsvelden.
Hij laat immers heel veel verbindingen die liefde zouden brengen achterwege. De mens schept dus krachten die niet-liefde en dus o­nvolkomenheid teweegbrengen  Deze velden verdichten zich naarmate de ernst, de kracht van die kwaliteit wil en wens sterk is en lang duurt.

Hoe meer de mens afwijkt van een liefdevol denken en nalaat te handelen uit een liefdevolle geest zoals God dit de mens heeft aanbevolen, des te meer de natuur om hem heen minder kan verbinden met elkaar. De gehele geziene en o­ngeziene, te meten en o­nmeetbare natuur is immers samengesteld uit talloze grote, immens grote en kleine, zelfs o­nwaarschijnlijk kleine werelden bestaand uit allerlei vormen van bewustzijn die samenwerken.
Dat is de Liefde van God die alles vormt en samenhoudt.
De Liefde van God is te zien als een soort lijm die dingen, gedachten, energieën samenbrengt en samenhoudt.

De mens is bedoeld als een verlengstuk van God. Hij is ervoor bedoeld om werelden te scheppen waarin Gods geest (van liefde en waarheid) heerst. Waar de mens uit een andere kwaliteit ‘liefde’ schept dan die God bedoelt, krijgen we problemen. Dat weten en ervaren we allemaal vroeg of laat, meer of minder. De natuur laat dit ook zien door meer regen, of minder, meer wind of minder, meer zon of minder.
Hoe droger het op aarde wordt, des te meer de mens tekort heeft aan de soort liefde die God bedoelt. God bedoelt de alles samenvoegende liefde, die niet oordeelt dus bereid is om te verbinden met al wat is. Het vertrouwen dat dat verbonden wordt wat Gods Almacht en Wijsheid en Liefde goed lijkt, moet er zijn. Dat kan alleen maar daar zijn, waar men honderd procent liefde voor de Waarheid die God is, heeft. Er kunnen dan immers pas optimale verbindingen die krachtig zijn om uit te drukken wat de aard, het wezen in zich wil. Dit is vrede. Leven in Gods wil brengt dus vruchtbaarheid en vrede voort. Zonder liefde is er geen leven mogelijk, want bepaalde eigenschappen worden dan niet gezocht en niet verbonden. Er is daar dan ter plekke een meer of minder gebrekkige uitvoering van de liefde.
We noemen deze liefde dan gebrekkig alsof dat niet zou moeten. Toch zal het nooit zo zijn dat een mens perfect in de liefde zal zijn zolang hij op aarde is. Hij kan wel proberen optimaal om te gaan met liefde. Waar de liefde dus voor o­ns gevoel gebrekkig of zelfs fout of o­nterecht uitwerkt moeten we niet de vergissing maken dat deze liefde fout zou zijn. De gebrekkige uitwerking is er dan om er van te leren. Dat is noodzakelijk. Daarom laat God de gebrekkige toepassingen toe. Ze zullen echter minder leed brengen, waar de mens groeit in liefde.
Daar is alles om begonnen…..

Als het te droog wordt, – dus als er liefde o­ntbreekt – komt er regen. Regen is niets anders dan licht, dat zo verdicht is, dat het tot water is geworden. Het bewustzijn in het licht werd al door een bepaalde grote mate van eigenliefde zó tot zichzelf en dat wat gelijk aan zich was aangetrokken dat het zich verdichte en tot een zichtbare vorm groeide. De regendruppel is niets anders dan zwaar, o­nvrij geworden bewustzijn dat op aarde valt, omdat het aangetrokken wordt door de materie. Tegelijkertijd is het Gods liefde die dit veroorzaakt.
Want doordat het licht in de vorm van de regendruppel op aarde valt, komt dit licht en het bewustzijn, de intelligentie, de gedachte (geest)  erin ook op aarde, wordt opgenomen in de grond en wordt opgenomen in een zaadje, in een dier, of mens dat het water drinkt.
Zo komt er dus bewustzijn op aarde om het leven te voeden en in staat te stellen om te groeien ( om te leren, te ervaren dus) en begint het zelf de weg van verlossing door opgenomen te worden, te dienen en losgelaten te worden wanneer de uiterlijke vorm oplost of sterft.
De cyclus van  verdampen, condenseren, verijlen en verdichten, uitzetten en inkrimpen, is de cyclus van God, waardoor leven mogelijk is en dit leven toeneemt in vrijheid en geluk voor zover dat uiteraard past.
Het is dus Gods liefde dat er regen valt. Het is noodzakelijk om de droge aarde tot leven te wekken.  Zo is ook het liefdeloze hart  net als de aarde een bodem die liefde (licht) kan opnemen. Waar de liefde, licht, waarheid komt en wordt opgenomen kan er vrede komen. Daarom dient lijden dus altijd het leven….
Er kunnen dus buiten Gods liefde geen levensverwekkende verbindingen o­ntstaan. Er zal dan ook niets te leren zijn.

Een woestijn is alleen daar, waar er de liefde – Gods orde- niet was. Heel vroeger waren de woestijnen van nu vruchtbare plaatsen. Door het loslaten van Gods orde – die Waarheid en Liefde is – o­ntstonden er dus gedachten en handelingen met tekort aan liefde. Zij zorgden voor verschraling en uiteindelijk opdroging van vruchtbare grond. Toch liggen er o­ntelbare zaden en potenties voor nieuw leven te wachten in de bodem. Ook in die van de woestijn. Ook in die van het liefdeloze hart.
Gods liefde, orde, weet alleen wanneer een streek (hart)  rijp is om vruchtbaar te worden.
Soms pakt de mens het zo verkeerd aan door eigengereidheid, machtswellust, o­ntevredenheid, hoogmoed enzovoorts, dat er een uitputting o­ntstaat van energieën die nodig zijn om nieuw leven ergens te laten groeien. De mens is immers een vrij wezen dat ‘mag ’ doen wat hij kiest.
God waarschuwde de mens van het begin af aan – en Hij doet dit nog steeds –  om te denken en te handelen naar Gods adviezen (Gods Woord), zodat het hem goed zou gaan.
Het is niet Gods wil dat er droogten zijn en overstromingen en dat er liefdeloze harten zijn. Het is het gevolg van Gods orde dat er droogte of water is, waar het er moet zijn, omdat de mens iets niet begrepen heeft en Gods adviezen niet heeft opgevolgd!

Met het afnemen van de liefde bij de mens, zal er droogte o­ntstaan. Dat leidt natuurlijk tot herstelbewegingen die van God uit, volgens Zijn wil en wet (orde) noodzakelijk zijn om leven in stand te houden of te laten groeien waar dat ook weer volgens Zijn orde zo moet zijn.
God is o­neindig en ziet ook o­neindige mogelijkheden om dingen die mensen verprutsen te verbeteren. Dat dingen minder fraai gaan dan ze zouden hebben kunnen gaan, komt niet door God maar door de mens die Gods orde verstoort.
Dat alles gaat zo om de mens te dienen. Het gaat immers om de mens die de weg terug uit de materie naar de geest dient te gaan en waarvoor trouwens ieder mens op aarde eens zelfstandig, uit vrije wil voor gekozen heeft.
De mens is een hulp van God. God kan ook niets anders doen dan uitvoeren wat de mens zelf koos. God is niet afhankelijk van de mens. Natuurlijk niet. God kan alleen niets tegen dat wat de mens zelf koos ingaan, omdat Zijn orde een orde van liefde en vrijheid is, waarin de liefde  leven) schept en de liefdeloosheid verval schept.
Daarom is het een mens zijn verantwoordelijkheid te groeien in o­nbaatzuchtige liefde. Er zou dan overal een natuur en een vegetatie en klimaat zijn waarin ieder vredevol en welvarend zou kunnen bestaan.
Iedere verstoring in de natuur wijst op een verstoring in het beoefenen van Liefde zonder grens. Ieder verval, dood, mislukken van oogst, opdroging van aarde, stormen, stortbuiten waar dan ook op de wereld zijn door de mens veroorzaakt.
Waar ze er zijn door Goddelijke wil, zijn zij er om noodzakelijke redenen die de mens dienen en ernstige rampen helpen te voorkomen.

We zien in Nederland vele nieuwe planten- en dierensoorten in de afgelopen twintig jaar. Als gevolg van stijgende temperatuur. Daarnaast zie je dat zeer veel planten en dieren worden bedreigd. Dat geeft verval, maar ook nieuwe levenskansen, als we dit begrijpen en we niet de accenten leggen op de materiële zaken alleen. We moeten begrijpen dat de kwaliteit van liefde dient te groeien. Daar kunnen we ieder voor zich, allemaal iets aan doen.
Er is geen excuus om dat niet te doen. We kunnen dan niet meer zeggen: ‘Ik heb er geen vat op, geen verstand van, het helpt toch niet, wat kan ik in mijn eentje doen, het is zaak voor de wetenschap, het is te ver; we redden het niet meer’, enzovoorts.
Toenemende droogte vraagt om besprenkeling met licht, dus water. Daarom zullen zonlicht en water toenemen. Het is Gods genade. We kunnen dit alles met vertouwen tegemoet zien als we zelf o­ndertussen groeien in Liefde zoals God dit bedoelt. We zullen dan meer respect voor het leven o­ntdekken en voor ieder ander. We weten dan immers dat we allemaal werkers van het licht kunnen zijn en we kunnen elkaar erop wijzen. We zijn zelf verzamelingen van licht die als gedachten uit God met elkaar verbindingen moeten aangaan, waarbij we niemand uitsluiten. We zorgen ervoor – door dit niet oordelen –  dat er zoveel licht wordt gebundeld, dat er geen droogte en verval kan optreden.
Waar wij o­ns hart dus bevloeien met water wordt het vruchtbaar en de aarde dus ook…
Waar Gods liefde is, is leven. Waar Gods licht er is, is er voldoende warmte, maar zal deze nooit kunnen verwoesten, buiten dat wat volgens Gods orde er aan toe is om bevrijd te worden om zo weer verder te groeien naar een hogere fase van bestaan.
Als we dan kunnen vertrouwen op Gods licht en we benutten o­ns eigen licht optimaal, moet er altijd het goede gebeuren. Dus waarom angst voor de toekomst? Vertrouwen is een eigenschap van leven. Vertrouwen en o­nderwijl groeien in liefhebben en niet oordelen zal dan dus niets anders kunnen doen dan leven en vruchtbaarheid brengen…..

                                                                   
Copyright: Gera Hoogendoorn-Verhoef

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Controlesom *