Het verhaal van Avakhti, de vroegere lijfwacht van Saddam Hoessein


Verslag van de lezing op 18 februari 2007 van Avakhti, de vroegere lijfwacht van Saddam
– Hendrik Klaassens –

In een zaal van Pinkstergemeente “De Ark” in Dokkum werd op zondagavond 18 februari een evangelisatiebijeenkomst gehouden, waarop de Koerd Rasak Avakhti zou spreken over zijn bewogen leven in Irak, Iran en later in Nederland. Hij was lijfwacht geweest van Saddam en had Aboe Ghraib van binnen gezien; we waren dan ook zeer benieuwd naar zijn verhaal.

Toen mijn vrouw Tineke en ik binnenkwamen om half acht, zagen we direct dat het een heel drukke bijeenkomst zou worden. De zaal, die plaats bood aan zeker 300 mensen, was toen al voor meer dan de helft gevuld. Een kwartiertje later was de zaal praktisch vol; de ruiten raakten beslagen en het werd akelig warm.
Deze meeting was puur op evangelisatie gericht. Enkele muzikanten en een klein koortje, geholpen door krachtige speakers, gingen op het podium staan, waarna de hele gemeente uit volle borst liederen begon te zingen waar ik nog nooit van gehoord had. Gelukkig werd de tekst door een beamer op een scherm geprojecteerd, waardoor ik in elk geval kon volgen wat er gezongen werd.

Een kwartiertje later was men uitgezongen. En inderdaad: een man, die in de verte wel wat leek op Saddam Hoessein, stapte het podium op en nam het woord. Eén van de eerste dingen die hij vertelde, was dat hij vanmorgen vroeg een telefoontje had gekregen uit Irak: twee neven van hem waren neergeschoten. Gelukkig hadden ze een kogelvrij vest gedragen, waardoor ze de aanslag hadden overleefd.
“Toen ik Saddam voor het eerst o­ntmoette”, vertelde hij, “voelde ik een heel koude, donkere sfeer om hem heen, de sfeer van de hel. Mensen kunnen ófwel horen bij God, ófwel bij satan: er is géén tussenweg. Saddam hoorde bij satan.”
Die scherpe scheiding tussen licht en donker, God en satan, tussen een leven vóór Christus of vóór de duivel, kwam tijdens zijn lezing telkens terug. Enigszins halfslachtig vond hij echter het geloof van de Koerden. “Waarschijnlijk waren het vroeger leden van het verdwenen Tienstammenrijk, dat in Assyrië, het latere Perzië, is achtergebleven.” Een aanwijzing daarvoor was het geloof van zijn vader. “Hij had het niet over Allah, maar over Jahweh”. Bovendien vertelde zijn vader verhalen, die in feite uit het Oude Testament kwamen. Streng was dat geloof trouwens wel: “We moesten 19 graven maken, voor o­nze ouders en de 17 kinderen, want als mens was je tegenover God eigenlijk niets: je was slecht en zondig.” Soms moesten ze een hele nacht bidden bij zo'n leeg graf.

Avakhti vertelde dat zijn gezin vanuit Noord-Irak verhuisde naar Bagdad, naar een huis op slechts een steenworp afstand van een paleis van Saddam Hoessein. “Ze haatten daar de Koerden. We moesten daarom Arabisch leren.” Tegen de zin van zijn vader ging hij later in het leger en werd instructeur van Saddam. Daardoor kreeg hij echter ook de kans om Saddam Hoessein te vermoorden: “Ik stond vlák bij hem met een geladen Kalashnikov in de hand. Er zaten 30 kogels in; ik hoefde maar even een salvo te geven en hij was in elkaar gezakt. Maar toen dacht ik aan mijn vrouw en mijn kinderen. Ze zouden mijn hele familie uitmoorden als ik het deed”. De moed zonk hem in de schoenen, maar later besefte hij dat het God was geweest die hem voor die misstap behoed had. “God had andere plannen met mij”.

In Baghdad werd hij een tijdje later als Koerd herkend en in de gevangenis gegooid. “Ik ken ook de Aboe Ghraib van binnen. De foto's die de Amerikanen daar genomen hebben, zijn maar kinderspel vergeleken bij wat daar o­nder Saddam gebeurde. We moesten als gevangenen kijken naar o­nthoofdingen van medegevangenen. Als we daar niet naar keken, kregen we slagen met een stok op o­ns hoofd.” Ook op andere manieren werden mensen geëxecuteerd. “Er was daar ook een zwembad met zoutzuur erin. Daar werden mensen in gegooid, die compleet oplosten, hun hele lichaam verdween op den duur; alleen de gouden ringen aan hun vingers bleven er nog over.” Bij de Eufraat speelden zich andere gruwelen af: “Daar stonden gehaktmolens, waarin mensen werden vermalen. Men gooide hun overblijfselen in de Eufraat als voer voor de vissen.”

Hij probeerde zelfmoord te plegen door een lepel vlijmscherp te slijpen. Hij sneed zich in de buik, maar hij overleefde die poging. In een ziekenhuisbed werd hij wakker met een heleboel hechtingen in zijn buik. Later werd hij weer naar de gevangenis gebracht. De martelingen begonnen opnieuw. Uiteindelijk werd hij door Oudai, een zoon van Saddam, vrijgelaten op voorwaarde dat hij het land verliet. Hij mocht kiezen uit Syrië, Irak of Iran. Hij koos voor Iran, omdat dat land een goede reputatie had.
Daarna brak er een oorlog uit tussen Iran en Irak. Tien jaar lang werd er gevochten. Ook Avakhti vocht mee tegen Saddam. Er werd zelfs gifgas gebruikt door de troepen van Saddam. Tenslotte verloor Saddam's leger de strijd. De Irakezen, die naar Iran waren gevlucht, mochten daar echter niet blijven. Vanwege zijn militaire kennis probeerde de machthebbers in Teheran Avakhti over te halen om speciale missies tegen Irak uit te voeren, maar hij weigerde. Daarop werd hij 15 dagen lang gemarteld. In die periode kreeg hij ook stroomstoten te verwerken.

In Iran had hij ook zijn huidige vrouw leren kennen. Samen met haar en een paar kinderen werd hem tenslotte toestemming verleend om te vertrekken. Zo kwam hij in Nederland terecht.
De allereerste pleisterplaats was Slagharen. Hij herinnert zich nog dat hij stomverbaasd was dat hij iets verderop, in Dedemsvaart, een naaktstrand zag langs een kanaal. “We wisten niet wat we zagen, want dat kon gewoon niet.” De cultuurschok was groot. Ook verbaasde hij zich erover dat vrouwen hier gewoon politie-agent konden zijn. “In Irak sprak je als man niet met een vrouw. En als je het deed, deed je dat met je blik stijf naar beneden, want je moest oppassen voor de zonden van het vlees. Als man sprak je daar bovendien niet met je vrouw over de liefde. Een man, die daar thuiskomt van zijn werk, zegt niet zoals hier tegen zijn vrouw “Dag schat!”, nee, hij geeft haar een klap. En de vrouw wordt daar geleerd om te zwijgen.”
Een half jaar later kwam zijn gezin in Staphorst terecht. Ze waren voor de keus gesteld: verhuizen naar Staphorst of naar Amsterdam. Iedereen zei tegen hem: “Joh, ga toch gewoon naar Amsterdam; daar kun je álles doen wat je wilt!”. Maar hij bad en besloot naar Staphorst te gaan. Ze wilden daar gewoon 'es naar de kerk om meer over God te weten te komen. Zo gingen ze op zondagmorgen naar een kerkgebouw. “We zagen 12 mannen in zwarte pakken lopen; ze liepen achter elkaar aan en keken strak naar beneden. Ik zei toen tegen mijn vrouw: 'Wat is dit? Is dit de mafia?'”
Ook kwamen 'es een aantal mensen van een zwartekousenkerk bij hem aan de deur. Op de drempel riepen ze hem met bulderende stem toe, terwijl hij naast zijn vrouw in de kamer stond: “Woont hier ook een zondaar?” Hij antwoordde toen bedeesd, kijkend naar zijn vrouw: “Heeft u mij misschien ergens gezien?”
Het geloof in Staphorst is dood, zei Avakhti. Maar op een dag kwam hij een schilder tegen, die hem in aanraking bracht met een evangelist. Daardoor leerde hij Jezus kennen. In korte tijd maakte hij zich veel bijbelkennis eigen, maar het meest vertrouwd is zijn Arabische bijbel, die hij tijdens zijn lezing meermalen in de hoogte hief.

Sinds hij Jezus heeft aangenomen, trekt hij door het hele land en komt zelfs in het buitenland om van zijn geloof te getuigen. Zijn boodschap: “Bid! Bid voor elkaar, bid voor jullie regering, bid voor jullie koningin, bid voor de zieken! Geloof in Hem en belijd je zonden. Op eigen kracht red je het niet; dat lukt alleen als je vast in Hem gelooft! Aanvaard Hem met je hele hart. Bid bij alles wat je doet en vraag God's zegen erover; dan zal Hij ervoor zorgen dat het in orde komt.”

Al zijn avonturen en beproevingen werden Hem opgelegd door de Heer, om hem later als instrument te gebruiken bij de evangelisatie. Dat weet Avakhti héél zeker. Als ik naar zijn verhaal luister, ben ik alleen maar geneigd om dat volmondig te beamen. Een indrukwekkende man is hij zeker, iemand met een rotsvast geloof. Ik denk dat we allemaal een voorbeeld aan hem kunnen nemen.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Controlesom *