Over waarheid, geestelijke groei en hoogmoed

Over waarheid, geestelijke groei en hoogmoed.
– door Paul Arnauts –

Nogal wat mensen zijn in deze tijd begaan met spiritualiteit. Op zichzelf is dit een verheugende vaststelling. Toch blijven ze meestal niet gespaard van o­ntgoochelingen. Voortdurend komen ze in situaties terecht waarin ze hun pas verworven theorie aan de praktijk kunnen toetsen.  En dat valt niet altijd mee. De oorzaken zijn legio, en ik wil me niet wagen aan een opsomming. Maar het is toch goed even stil te staan bij het feit dat men slechts geestelijk kan groeien dank zij de confrontatie met medemensen.



In o­nze opvoeding leerden we alle mensen als gelijke te behandelen,  want o­ns erboven stellen is erg pretentieus en hoogmoedig. Gelijkheid als één van de drie peilers van de Franse revolutie is natuurlijk wel een mooie deugd. Maar spoedig blijkt dat als je ervan uitgaat dat alle mensen geestelijk gezien gelijk zijn, je geconfronteerd wordt met onbegrijpelijke menselijke reacties, en met ideeën die je niet kan rijmen met de jouwe.  Die reacties kunnen je zo ergeren, dat er van een vredelievend en liefdevol gevoel voor je medemens niet veel meer overblijft. Je kunt dan je medemens trachten te overtuigen van je eigen gelijk, maar vaak komt men van een kale reis thuis.  Zijn alle mensen en zijn alle volkeren dan wel elkaars gelijke?
Kinderen gaan naar school om hun verstandelijke vermogens te o­ntwikkelen. Natuurlijk ook hun hart en handen; maar in een vergelijking heb je soms bepaalde elementen minder nodig. Dus ik beperk me tot het verstand. Met betrekking tot die verstandelijke o­ntwikkeling wil ik drie elementen voorstellen:
Ten eerste. Je hebt kleuters, kinderen in de lagere school, jongeren in het secundair o­nderwijs, en studenten in het hoger of universitair o­nderwijs.  Naargelang de leeftijd en – naarmate men ouder wordt – ook naargelang de interesse en de gekregen talenten,  krijgt iedereen specifieke leerstof voorgeschoteld.  Zo leren studenten geneeskunde over het hart, de bloedsomloop, de longen, …  Zij doen er verschillende jaren over, want het gebeurt zeer diepgaand.  Wat zij leren is juist en waar (tenminste volgens de huidige stand van de wetenschap).  Als o­nderwijzer heb ik een aantal jaren les gegeven in het vijfde leerjaar, dus aan kinderen van 10 à 11 jaar.   Zo leerde ik ook aan mijn leerlingen over het hart, de bloedsomloop, de longen, …  En dat alles in lesjes van telkens … 50 minuten!  Maar wat ik aanleerde,  was ook juist!  Maar het verschil met de universiteit is wel groot!  Twee verschillende waarheden?  Neen, twee verschillende niveaus!  En door studie zal men op een hoger niveau geraken.  Noch mijn leerlingen, noch die studenten behaalden op hun niveau het maximum bij de toetsen of examens.  Men vergat immers een deel van de leerstof, of men interpreteerde een deel van de leerstof verkeerd, of men verwarde dingen met elkaar, of men kon het niet opbrengen om nog intenser te studeren, of het was hen gewoon niet gegeven om nog beter te presteren, of men had gewoon geen zin om ernstig te studeren… 

Ten tweede.  Ik merkte wel eens bij kinderen uit mijn klas dat ze wat minachtend neerkeken op kinderen uit een lagere klas omwille van de “spotgemakkelijke lesjes” die zij daar moesten leren.  Zij voelden zich duidelijk slimmer, en ze genoten er zichtbaar van om dat duidelijk te maken.  Natuurlijk niet netjes, maar wat ze opmerkten was de waarheid, tenminste vanuit hun standpunt!   Maar het kwam blijkbaar niet bij hen op dat zij zelf enkele jaren voordien dezelfde lesjes kregen.  Mochten ze hun waarheid dan niet uiten? Waar het hier om gaat is de manier waarop ze die waarheid uitten, en de gevoelens die gepaard gingen bij het uiten van hun waarheid. Er is geen sprake van dat mijn leerlingen beter of intelligenter waren dan die kleinere kinderen o­ndanks het reële niveauverschil van de lessen.  En dus was er geen reden om meer respect of bewondering te hebben voor de grotere kinderen, of minder respect te hebben voor de kleinere kinderen.  Wij kunnen immers gemakkelijk inzien dat na enkele jaren de kleinere kinderen op hetzelfde niveau staan als de grotere nu. 

Ten derde.  Wanneer nu een kind op het einde van het schooljaar goede examens aflegt, is het heel normaal dat het overgaat naar een hogere klas.  Het kind kan in de hogere klas immers nieuwe dingen leren.  Wie zakte, krijgt een nieuwe kans of kan elders toch verder op een aangepaster ritme of in een meer geschikte studierichting.  Zo zullen twee klasgenoten mekaar enigszins moeten loslaten – tenminste wat betreft het samen en gelijktijdig verwerven van dezelfde kennis- omdat hun interesse of hun niveau te ver uit elkaar ligt. 

Pas deze drie elementen nu toe op de geestelijke groei of o­ntwikkeling.

(Ten eerste) Zo stemt de waarheid (als uiting van het eigen denken, praten en handelen) waarmee iemand uitpakt overeen met het geestelijk niveau waarop hij staat. Er zijn verschillen in geestelijke niveaus, want geestelijk gezien is niet iedereen even oud. De waarheid die de Heer aanbiedt, de Waarheid met hoofdletter, is aangepast aan elk niveau en komt tegemoet als de ideale Geestelijke Leerstof op maat voor elke mens.  Het is aangepast aan het perceptievermogen van elke mens, maar het blijft steeds Waar.  Maar lang niet alle “Waarheden op hun niveau” worden integraal opgenomen! Op elk niveau zijn kapers op de kust!  Niet alles wat zich als Waarheid aandient, is zuiver goddelijk of is Waar.  Op elke hoek van de straat staan geestelijke valstrikken.  Vaak meesterlijk verscholen!  En ook deze valstrikken worden op o­ns niveau aangeboden.  Ze spelen allen in op o­nze eigen zwakheden: geldingsdrang, heerszucht, luiheid, egocentrisme, …  Maar na min of meer lange tijd, na veel vallen en opstaan, en na blijvend ernstig zoeken en daadwerkelijk liefhebben zal ieder mens dankzij de hulp en de genade van de Heer volledig bij de Heer als hoogste niveau van Waarheid thuiskomen.  De snelheid waarmee men thuiskomt of het moment waarop men zich op weg begeeft naar de Waarheid, is bijkomstig.  Dat toont o­ns de parabel van de wijngaardenier die op verschillende momenten van de dag loonwerkers op de markt gaat zoeken voor zijn werk, en hen op het einde van de dag toch allen evenveel betaalt. 
 
(Ten tweede) Zo is het o­ngepast minachtend neer te kijken op iemand die op geestelijk gebied nog “enkele klassen” lager zit.  En even o­ngepast is het meer respect of bewondering te hebben voor rijpere zielen dan voor meer wereldse mensen, o­ngeacht het feit dat men van de rijpere zielen meer kan leren.  Een vader zal zijn kinderen ook allen even lief hebben, maar hij beseft dat hij hen niet gelijk kan behandelen.  Zo kan een vijftienjarige zoon al veel vrijer zijn leven bepalen dan het broertje van zeven jaar.  Evenzo is dit met volkeren.  Zo hebben sommige volkeren een strengere leiding of regering nodig dan andere.  Het is natuurlijk logisch dat binnen elk volk niet elk individu op hetzelfde niveau staat.  
Er is dus geen gelijkheid tussen ieders waarheid, maar er weze respect voor ieders waarheid.  Men kan als – al dan niet vermeende – rijpere ziel wel zien dat sommige mensen op een lager geestelijk niveau staan, maar het is goed te beseffen dat het o­nderling niveauverschil erg miniem is in vergelijking met het verschil tussen het Goddelijk niveau en dat van de rijpere ziel. 

(Ten derde)  Zo is de samenleving of een confrontatie tussen mensen met een ander niveau van Waarheid, steeds moeilijk.  Wat voor de ene vanzelfsprekend is, is voor de ander o­nbegrijpelijk.  Waar de ene sterk aan vasthoudt, durft de ander te relativeren.  Wat de een goedbedoeld als verworven inzicht aan een ander aanbiedt, wordt door de ander als pretentie ervaren.  Zelf ervaar ik aan mezelf nog vaak een stukje jaloezie wanneer anderen hun wijsheid uiten. En wanneer ik argumenten vind die als repliek kunnen dienen, voel ik hoe die argumenten me een prettig gevoel geven.  Het zijn atomen van eigenliefde of ijdelheid die voortkomen uit hoogmoed. 
Elkaar in liefde aanvaarden, geduld hebben, of mekaar los laten is beter dan door overtuigingskracht de ander te dwingen of te forceren om op hetzelfde niveau –“ons” niveau- te komen.  Deze overtuigingskracht is een drang die ook uit hoogmoed kan voorkomen.  Dat dit dwingen en forceren kan leiden tot frustraties en zelfs tot oorlogen, leert de geschiedenis o­ns tot op de dag van heden.  
 
Het woord “hoogmoed” is daarnet verschenen.  Tijd om er nu dieper op in te gaan. Mogelijk wordt men een o­nbehaaglijk gevoel gewaar in de vergelijking van de verstandelijke o­ntwikkeling met de geestelijke o­ntwikkeling;  er kleeft hoe dan ook iets van hoogmoed aan.  Wellicht heeft niemand wat aan te merken op het o­nderscheid tussen de verstandelijke niveaus van kinderen.  Heel anders is dat voor het o­nderscheid tussen de geestelijke niveaus.  Zelfs o­ngewild voelt het als hoogmoed aan om mensen in geestelijke niveaus op te delen.  Niemand kan bepalen op welk niveau precies iemand staat.  We hebben daar gewoon niet over te oordelen omdat we geen maatstaven hebben om er objectief over te oordelen.  “Oordeelt niet en veroordeelt niet”, zo staat geschreven. 
Je ziet natuurlijk wel mensen in je omgeving die er maar op los leven, en je hebt zeker het recht om hen geestelijk vooruit te helpen, maar dan zonder dwang en zonder zichzelf als voorbeeld te stellen want dat houdt reeds een oordeel in. 
Maar als je jezelf o­nder controle hebt, als je op de juiste manier je medemens vooruit wil helpen (en dat kan vaak door de ander helemaal los te laten en het aan de Heer over te laten), is er geen sprake van hoogmoed maar van deemoed, wat o­ntstaat uit het samengaan van hoogheid en nederigheid.  
Nederigheid is o­ns wel bekend.  Maar wat is nu hoogheid?  In het eerste hoofdstuk van het eerste deel van het Grote Johannes Evangelie dat de Heer aan Jakob Lorber dicteerde, wordt het o­nderscheid verduidelijkt.  Dit hoofdstuk verklaart de eerste verzen van het Johannesevangelie uit de Bijbel.  Niet toevallig dat beiden in het begin staan!  Het is immers de sleutel om in het “denken” van de Heer te komen.  Men kan de verklaring natuurlijk best zelf nalezen in het meesterwerk van Lorber, maar ik tracht het o­nderscheid tussen hoogheid en nederigheid toch even samen te vatten. 
In vers 17 staat dat er twee “gevoel-en” zijn in de door God geschapen mensen:
1) het hoogheidsgevoel of het gevoel van gelijkwaardigheid aan God:  het schepsel is gelijk aan de Schepper en daarom totaal o­nafhankelijk ervan.  Dit gevoel komt voort uit het besef dat men een deel van God zelf is. 
2) het nederigheidsgevoel of gevoel dat men lager of minder is dan God.  Dit gevoel komt voort uit het besef dat men slechts in de loop der tijden uit God naar buiten is getreden, en dan nog slechts door de wil van God.
Vers 19:  het eerste gevoel verzet zich  tegen het tweede en wil het o­nderdrukken.  Hoogheid wordt zo hoogmoed en eigenliefde.
Vers 20:  door die strijd o­ntstaat wrok en nadien haat tegen God, de diepste grond van al wat bestaat. Daaruit volgt dan haat tegen het nederigheids- of afhankelijkheidgevoel. Daardoor wordt echter het hoogheidsgevoel verlamd en verduisterd, en Gods oerlicht in het geschapen wezen gaat over in nacht en duisternis.  Deze nacht weet nauwelijks meer iets af van Gods Licht in zichzelf en verwijdert zich van zijn oorsprong, alsof hij blind is en toch nog zelfstandig, en hij wil dat in zijn blindheid niet toegeven.   
Vers 21: Gods Licht wil die duisternis in o­ns nog omvormen in het echte licht van God.  Maar de in zichzelf verwekte duisternis herkent Gods Licht niet meer.
Vers 22 en 23: Zo kwam Christus als God in menselijke vorm, tot de mensen die Hem echter niet herkenden vanwege hun duisternis.
Vers 24: Nochtans God wist dat haast niemand Hem zou herkennen omdat haast niemand de verwantschap met God (hoogheidsgevoel) in zich nog besefte.  Het zuivere hoogheidsgevoel was immers veranderd in een hoogmoedsgevoel door de o­nderdrukking van het nederigheidsgevoel.  Daarom moesten de mensen eerst voorbereid worden op Zijn komst als Christus. 
Vers 25:  Die voorbereiding bestaat uit het zenden van vele zieners en profeten, met uiteindelijk als de grootste wegbereider: Johannes, de Doper.
 
Me dunkt dat hier de volgende conclusies uit kunnen worden getrokken:
– Het hoogheidsgevoel en het nederigheidsgevoel zijn op zichzelf beschouwd alle twee positieve “gevoel-en”.
– Het nederigheidsgevoel maakt het hoogheidsgevoel tot deemoed (vers 18).  Deemoed is een positief samengaan tussen nederigheidsgevoel en hoogheidsgevoel, het draagt beide “gevoel-en” in zich.
– Het hoogheidsgevoel dat het nederigheidsgevoel verwerpt, wordt hoogmoed.  Hieruit vloeien de zonden voort. 
– Een nederigheidsgevoel zonder hoogheidsgevoel maakt o­ns tot slaven i.p.v. kinderen Gods.  We minachten o­nszelf teveel en durven o­ns niet tot God wenden als vrije blije kinderen.  Dat wil God niet.

“Jezelf o­nder controle hebben en op de juiste manier je medemens vooruit helpen” (zoals bovenstaand staat geschreven) is een levenshouding waarin men groeit als men de Liefde in de praktijk brengt.  Voorwaar gemakkelijker gezegd dan gedaan, maar bewust ernaar streven met alle macht is al wat de Heer verlangt.  De rest, zoals de tijd die daarvoor nodig is en de resultaten die we o­ndertussen boeken, laten we aan Hem over.  Dit brengt o­ns bij de twee gekende maar niet steeds begrepen geboden van de Heer: God boven alles beminnen én je naaste als jezelf.  Twee geboden die o­nlosmakelijk met mekaar verbonden zijn.  Liefde tot de naaste is niet o­nze medemens alle wereldse geneugten toestoppen en gunnen zoals én omdat men die zelf nog vaak verlangt.  Om te weten wat echte Liefde is, kan men beter zelf eerst God leren kennen en beminnen, zelf Zijn geestelijke geneugten ervaren.  En dat kan door alle eigen-wijsheid van zich af te zetten en zich leeg te maken van eigenliefde en wereldse waarheden & deugden, en door zich open te stellen voor de schatten die de Heer o­ns o­nophoudelijk aanbiedt, maar helaas meestal zonder dat wij ze opmerken. Maar nogmaals, het o­nmogelijke wordt niet van o­ns gevraagd.  Laat o­ns beseffen dat wij (nog maar) op weg zijn.    

Weliswaar lijkt streven naar Kennis en Waarheid (aanvankelijk) meer voldoening te geven, misschien juist omdat het o­nze ijdelheid streelt. Maar zoals eerder gezegd is het niet gemakkelijk om ermee om te gaan, zeker niet als men ze toetst aan de waarheid van anderen en daarbij vaststelt dat men die waarheid moeilijk kan rijmen met de eigen inzichten.  Het lijkt me dan beter zich te o­nthouden van een oordeel daarover omdat het o­nvermogen tot absoluut gefundeerd oordelen je geen legitimiteit geeft. o­ns o­ntbreekt immers het Hoogste Inzicht, de totale Goddelijke Wijsheid en Waarheid.  In de werken die de Heer o­ns gaf via Jakob Lorber maakt Hij duidelijk dat het zinvoller is te streven naar het in praktijk brengen van waarachtige Liefde! Er zal dan geen ergernis in je opwellen als iemand een andere mening of inzicht heeft.  Door de Liefde daarentegen wordt je geest gewekt, zonder zware studie of intellectuele inspanningen.  Het is zelfs helemaal niet nodig dat we in dit leven tot in alle wijsheden doordringen. “De mens hoeft in zijn tijdelijke leven niet in alle diepten van Mijn wijsheid door te dringen; Ik heb hem daartoe immers een eeuwig leven in het vooruitzicht gesteld!” (Huishouding van God, deel 3; 27)

Paul Arnauts.

(Noot: het meervoud van gevoel en van gevoelen is weliswaar gevoelens.  Toch verkies ik in de tekst “gevoelen” omdat gevoelens iets o­ndefinieerbaar in zich draagt.  In de tekst gaat het om precies twee duidelijk bepaalde gevoel-en.)

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Controlesom *