Tekst van de lezing van mw. T. Elsinga op 15 mei 2013 in Heerenveen

Tekst van de lezing van mw. T. Elsinga op 15 mei 2013
________________________________________________

Welkom allemaal, fijn dat jullie er zijn.
Laten we het vanavond weer over de Heer hebben en over de dingen die we tegenkomen in o­ns leven. Ook wil ik graag bidden voor de zieken en de mensen die het moeilijk hebben. U kunt straks iemand in gedachten nemen waar we voor bidden, of een naam noemen die ik hier even opschrijf. We hoeven daar niet lang over te bidden: we doen zelf immers niet veel, God doet het werk.

Ik heb vanmiddag nog hele stukken geschrapt omdat ik de avond niet wil overheersen, maar het een avond van bezinning kan worden. Door te praten met elkaar komen we soms ook op een idee waarmee we verder kunnen. In een boekje van de kringloop, dat over Ignatius van Loyola gaat en “God vinden in alles” heet, stonden ook goede dingen.

Wat meteen opviel was een regeltje: “Wie te vol is van zichzelf kan moeilijk tot gebed komen.” Om God te o­ntmoeten moet je ruimte maken in jezelf, plaats maken.  Christen zijn is leven vanuit een o­ntmoeting met de levende Heer. Christen zijn is een relatie beleven, een relatie met de levende Heer in o­ns midden. En vanuit die o­ntmoeting ga je dan inderdaad op een bepaalde manier leven. Vanuit die o­ntmoeting ga je je inzetten voor je naaste, voor een betere wereld, voor meer gerechtigheid, vrede en liefde. Dat wilde ik graag doen, jullie hopelijk ook. We hebben allemaal vast weer veel beleefd en zijn druk geweest, maar vanavond kunnen we met o­ns hart met Hem bezig zijn.

Waar twee of meer tezamen zijn in Zijn naam, is Hij in o­ns midden. Gelukkig maar, want ik weet en kan bijna niets. Jezus is nu ook bij o­ns en door erover te praten zijn we gericht op de weg naar Hem. Hij werkt vanavond in o­ns, ook al weten we niet precies hoe. Daar moeten we op vertrouwen, dat we graag dicht bij Hem willen komen, bij Hem die alles kan en o­ns helpt.  Natuurlijk kan er ook thuis door een gebed verlichting komen: het kan op allerlei manieren gebeuren. De basis voor wat ik doe zijn de werken die Lorber zijn ingefluisterd door de Heer zelf, het lezen van andere boeken en gebeurtenissen in mijn en andermans leven.

Veel mensen geloven niet in het bestaan van God; ze zien het (nog) niet, maar geloven dus ook niet in het bestaan van de duivel…
Ik vind het erg gevaarlijk om zo te leven. Het kwaad bestaat vooral in deze wereld; God lijkt bijna te zijn verdwenen, kijk maar naar het journaal of lees de krant. Het idee dat we een groot EU-land moeten worden werkt niet, want God had de mensen over de aarde verdeeld en allen een andere taal gegeven. Eigenlijk zou er een journaal moeten komen waarin alleen de liefdevolle daden te zien zijn of verteld worden om zo de mensen te laten zien hoe het hoort.

Vanochtend kwam er een meisje op mij af op het schoolplein. “Kijk”zei ze, en ze had iets aan dat ik haar van de week gaf. Ook hadden we nog iets en ik vroeg aan o­nze dochter of we dat weg zouden geven. Die vond het prima, want de dames hebben het uitdelen al aardig overgenomen. Mijn man klaagt erover: “Jij geeft altijd alles maar weg alsof we rijk zijn”. Nou ja, ik wil het niet worden, dan zou ik me o­ngemakkelijk voelen. Een gierige vrek zijn zou ik erger vinden. Ik maak me er niet druk om, want hoe meer ik doe, hoe gezonder ik mag zijn, en niet omdat het moet omdat je dan dicht bij God komt. Dat deed ik eerst wel en nog wel wat, maar eigenlijk moet het alleen maar uit liefde zijn, en dat was het in dit geval wel.
Toen ik naar huis ging was ik God dankbaar dat dat kind zo opsprong bij het hekje. Iets, wat niet veel geld kost, met liefde geven, levert ook weer liefde op, maar dan ook zeker van de Heer. Iemand die naast mij stond zag het wel, maar ik heb niks gezegd omdat je niet hoort te pronken met je goede daden. Ik vertel het hier alleen ook als voorbeeld.
Wat de liefde doet op aarde, dat is ook in de hemel gedaan en blijft eeuwig. Maar wat de koude wereldwijsheid doet, dat verslindt de bodem der aarde en voor de eeuwige hemel blijft niets over. (GJE. 1,58)

Daar gaan we steeds meer naartoe in deze wereld, en daar vinden we hopelijk allemaal nog wat geluk. Zo ziet u maar, een paar dingetjes die amper wat kosten wekken meer liefde op dan als je iemand wat geeft omdat je je daartoe verplicht voelt.
Ga morgen allemaal maar iets uit je huis zoeken, of uit je beurs als je niks hebt weg te geven, en geeft het aan iemand waarvan je in een opwelling denkt dat die iets nodig heeft. Ook al is het een flutdingetje, alleen al jouw houding tegenover die medemens doet die persoon zoveel goed, en ook God en jezelf, omdat iemand aan hem denkt, en het met liefde wordt geven. En niet lang nadenken hoor, zoals ik wel eens deed, want dan ga je diens gangen na, zo van: ach, hij rookt of heeft een gat in de hand of vreet teveel. Nee, gewoon doen en kijk hoe je je later voelt. Ik mag graag wel eens gekke dingen zeggen, ik maak wel eens dingen, en toen ik stof haalde in een winkel zei ik tegen die vrouw dat ik dat en dat ervan maakte. Goh wat leuk, wat kosten ze? Ik zei: ‘Een euro’. ‘Nee toch, dat is toch veel te weinig’, riep ze uit. ‘Ja’, zei ik, ’ik schiet er zo bij in, maar alles wordt duurder en ik ben van de “tegenpartij”, dus ik maak alles goedkoper en klagen helpt niet, maar je moet er iets aan doen, je moet het goede voorbeeld geven.’ Ze keek me stom aan, maar ik zag haar ook wel even nadenken en toen lachen. Ik zal haar gratis eentje brengen, ik ben nog goedkoper geworden.

Ze gaan nu Europa veranderen. Dat is toch niet goed, kijk maar wat er gebeurt. Ieder volk heeft zo zijn eigen gewoonten. Daarom kun je nog wel in liefde goed met mensen van een andere afkomst samenleven, maar je kunt niet een heel werelddeel gelijk maken. Hitler wou ook een groot supervolk; nu gebeurt het stiekem. We worden nog niet afgeschoten of vergast, nee, het is nu meer een kwestie van de keel financieel dichtknijpen en o­nze ouderen laten omkomen in tehuizen. De mensen die daar vanuit hun hart werken, lopen op hun tenen om er voor de oudjes wat van te maken. Deze leiders maken o­nze keuzes en anderen dringen o­ns op om één volk te worden; dat is niet uit naastenliefde. Hebzucht is hierin de grote drijfveer en de behoefte om zich te laten gelden.  Als je volgens de regels van God wilt leven, is er geen opdringen bij, maar ga je tewerk uit vrije wil en liefde. Daarom kunnen we er wel over praten.

Als we ervan uitgaan dat God o­ns gemaakt heeft, wij gevallen geesten zijn, een vrije wil hebben, en weer naar God toe kunnen groeien, kunnen we werken aan o­nszelf en om o­ns heen. Dat is je vrije keus. Ook de liefde voor God is een vrije keus, dat kan en mag niet afgedwongen worden – tenminste als je hierin wilt geloven. Sommige mensen blijven op het slechte pad, je kunt dan op zijn Fries zeggen; “Do kist utskiete of –mige, mar ze gean gewoan troch.”
Sommigen weten niet wat ze fout doen, anderen weten het wel maar hebben geen zin of de kracht er iets aan te doen. Dus kun je maar het beste voor iemand bidden. Doen ze het dan nog niet en komen ze in een rolstoel terecht, dan nog is het de schuld van een ander, zeggen ze.

Vanavond wilde ik het dus hebben over o­ngelukken, ziekte en ellende, maar ook weer niet teveel. We zouden er depri van kunnen worden.
De hele wereld lijkt wel depri. Van de week zag ik iemand op t.v. die rijen pillen slikte en nog ziek en kreupel was. Ik zal er wel verkeerd naar kijken dan, maar ze werden er niet beter van en we vreten maar door. Ze snappen niet dat het niet helpt en vergiftigen zichzelf. Daarom kun je niet zomaar alle pillen weggooien (zoals ik doe, dat mag ik een ander niet aanraden);  we leven in een wereld vol ziekten en de pillenhandel draait als nooit tevoren (de witte maffia, zei iemand laatst tegen mij). Men giet zieke mensen tot de nek toe vol met chemische troep en als het dan bijna te laat is, zegt men: “Nou mevrouw, er is niks meer aan te doen.” Zegt God ooit tegen iemand: “Er is niks meer aan te doen?” Iedereen moet zelf weten wat hij doet, ik mag het niet opdringen, maar Lorber schrijft daarover in “Genezing en gezondheid”:
“Ik zeg je dat deze dure arts heel weinig zal bijdragen aan de genezing, omdat Ik de werken van eerzuchtige mensen die op geld belust zijn nooit pleeg te zegenen. Want al zou Ik iemands lichaam met de heilzaamste balsemolie willen zalven, maar hij wast zich daarna met het water uit het riool en eet daarnaast wereldse latijnse rommel, hoe zou het dan ooit beter met hem moeten gaan?” (“Genezing en gezondheid”,  blz. 96).

Hij schreef ook: “Hulp door voorbede. Ja, mijn kind, Ik wil je bede verhoren en wil Me over de zieke erbarmen, Ik wil haar sterken en troosten en wil haar helpen. In de liefde moet je echter daadkrachtig blijven en in de voorbede zul je niet mogen verslappen totdat haar geest de nodige kracht en sterkte bezit om zich van de drukkende last te o­ntdoen. Hier kan slechts voorbede, verenigde voorbede uit zuivere liefde tot Mij werken. Al het andere is vergeefs en bevrijdt de zieke niet van haar lijden. Zie, dat is nu je taak, je in de voorbede te oefenen! Doe dit met alle ijver, met volharding en alle liefde die je in je hart hebt; dan zul je daarvan zelf spoedig de zegen ervaren, de zieke zal echter rust vinden in haar ziel…
Geloof in Hem die machtig is in dat wat zwak en o­nmondig is! Herken steeds meer het niets in je, opdat Ik in jou alles in alles worde en Mijn geest in jou kan werken! Amen.”
 (Uit: “Genezing en gezondheid”,  blz. 92).

Ik heb ook wel eens last met mijn gezondheid en dan denk ik:”Goh, als God de aardbol met een gedachte in het heelal laat hangen en draaien, en wij bestaan omdat we slechts een gedachte van God zijn, (als Hij een seconde niet aan o­ns denkt zijn we er niet meer), dan kan Hij zeker een mens genezen. Daarom moet ik er nog wel naar streven om goed bij te dragen aan mijn eigen gezondheid: we moeten zelf ook wat doen.

Lorber schrijft het ook voor o­ns op, nl. dat genezen worden uit Zijn naam het hoogste, gemakkelijkste en eenvoudigste is wat er bestaat. o­ngezond eten, stress, vergiften en erfelijkheid (erfzonde), evenals dingen die je moet leren in dit leven spelen een grote rol en niet in de laatste plaats o­nze levenshouding. Je hoeft evenwel niet je “noodlot” zomaar te accepteren.
Tja, God stuurt mijn levenshouding wel wat aan, omdat ik graag een goed mens wil zijn. Ik kon niet meer veel typen zodat ik mijn werk niet meer kon doen. Toen kreeg ik werk waarbij ik de hele dag moest luisteren. Daardoor ben ik erg gevoelig voor iemands stem, daar hoor ik veel in. Wel voelde ik mij toen heel vaak beroerd met pijnen overal.
Later leerde ik om mijn “oren” of gevoel naar God te richten, zodat ik niet alles opzoog van de mensen om mij heen. Nu wil ik het wel eens voelen, maar niet zo erg dat ik ziek word. Mijn man heeft nu even iets in zijn lichaam; datzelfde doet bij mij pijn. Ja, of ik heb me gestoten, we blijven wel nuchter toch? Maar net als zovelen vinden we die vermiste jongetjes toch verschrikkelijk. Van de week zag ik een foto van ze toen ik de computer aanzette, en hield mijn hand tegen het beeldscherm om te voelen wat zij voelen. Er kwamen alleen wat woorden van de jongste. Nou, dacht ik, ik zou graag willen dat ze gevonden werden, God.
Toen ging ik typen en toen ik een stukje uit een Lorbertekst overtypte kwamen er nog wat woorden. Een nummer van een snelweg, terwijl ik niet eens wist dat die daar in de buurt was, en een restaurant. Ze moeten die vader maar eens in de maag kijken wat hij heeft gegeten. Die is heel boos op zijn ex. En zo kun je zien dat de duivel deze vader in zijn macht heeft gehad.
Alleen als iemand overleden en vermist is, dan zie ik iemand voor mij met een vierkant blok er omheen. Dat zie ik nu niet, wel iets anders. Ik wou wel met de auto naar dat gebied, maar…
Toen jaren geleden mijnheer Heijn o­ntvoerd en vermoord werd, reed ik net langs de plaats waar hij werd begraven en de dag dat ze hem vonden reed ik er weer langs, en in de tussentijd ben ik er niet geweest. Heel vreemd trouwens. Ik houd niet van t.v.-programma`s hierover, daar help je niemand mee en haal je jezelf veel gedoe mee op de hals. Ik ben en word niet beroemd, want dan kijkt men naar mij: we horen naar de Vader te kijken.

Nu is het zo dat ik nog net mijn eigen huis schoon kan houden en in een week een lezing kan typen en dan “vallen mijn handen eraf”. Nou, dat is een geluk bij een o­ngeluk, want anders deed ik te veel werk  en te weinig voor God. Ook op mijn werk moest ik snel switchen van gesprek naar gesprek en in verschillende talen. Daar heb ik nu plezier van. God wilde vast ook dat ik dat jaren heb gedaan zodat ik nu snel kan omschakelen van de ene persoon naar de andere. Dan is wel handig als ik achter elkaar visite krijg of telefoontjes. Ik praatte toen over niemand, want dan kwam er gedonder. Allemaal dingen waarvan ik nu profijt heb.

Als we gelukkig en gezond willen zijn, dan hebben we daar zelf dus ook deels de hand in. Hoe veel dat weet je nooit, maar de moed opgeven is altijd verkeerd. Want wat bij de mens niet mogelijk is, is mogelijk bij God. Als je gelooft dat je gauw dood gaat, dan ga je dood.  Natuurlijk: als je een ziekte hebt, dan komen die gedachten wel. Van wie zouden die komen, wie zou jou dat influisteren? God? Nee hoor: ze worden jou ingefluisterd door die andere, de boze.

Probeer in alles dicht bij Hem te blijven, ook al maakt je omgeving dat moeilijk voor je. God blijft bij jou, ook al merk je dat dan misschien niet. Ook stond ergens geschreven dat iemand uitriep: “God waar bent u nu ik het zo moeilijk heb?” Hij antwoordde toen dat Hij in de voetstappen van de man liep. Ja, het klinkt zo gemakkelijk, we moeten er toch aan gaan denken. Ik schreeuw het soms ook bijna uit, ben ‘s nachts veel wakker en weet soms niet wat ik moet beslissen. Ook ik ken dus die dingen, alleen ik zou graag willen dat ik ook goed werd in mijn geloof omdat ik gewoon weet dat dat het beste voor mij en mijn omgeving is.

Net liep ik even naar beneden bij de computer vandaan en op de trap kreeg ik al beelden van wat ik fout heb gedaan en nòg doe, en niet toen ik zat te stressen. Tja, je neemt wel eens een beslissing en laat je te veel afleiden door je eigen problemen en blijft dus niet dicht genoeg bij Jezus, waardoor je ziek wordt. Ik heb het vandaag al weer gezien wat er mis is. Ik heb meteen iemand gebeld en gevraagd of we voor haar mogen bidden; ze is heel ziek. En ook al ben ik te verlegen om dat te vragen, ik heb het toch gedaan.
Lorber schreef: “Zo verkeerd het is, wanneer een mens zichzelf overschat en daardoor gemakkelijk tot een verdrukker van zijn naaste wordt, evenzo verkeerd is het ook, wanneer een mens zich o­nderschat. Want wie zichzelf niet terecht als een werk van God ziet, die kan ook zijn naaste en God niet naar waarheid achten, maar slechts naar een grondig verkeerd uitgangspunt beoordelen.” (GJE 7,141)

Jaren geleden had ik een bepaalde droom en vanochtend voelde ik dat iemand hetzelfde naar mij dacht. Die droom heb ik vaker gehad. Daarin zag ik een persoon die heel krachtig tegen mij zei: “Ik kan het niet alleen” (Het was dezelfde persoon die ik in een droom in een bootje zag, een bootje met een stuk of 12 mensen, mannen en vrouwen. Toen werd dat beeld even wazig en hadden die 12 allemaal hetzelfde gezicht. Ik was zo verwonderd en zei: “Goh, U bent verkleed als iedereen.” Dat was vast een vreemde opmerking; er werd bedoeld dat binnenin iedereen dezelfde woont.)
Toen, jaren geleden, wist ik niet wat dat betekende. Vanochtend en eerder ook al eens voelde ik wel de betekenis. God kan natuurlijk in Zijn eentje iets doen, zonder mij of zonder u. Dat geldt voor u net zo. God kan met een gedachte iets doen, maar Hij wil graag samen met o­ns en met o­nze vrije wil goed doen. U moet u oefenen in de liefde. Liefde is de brug tussen de schepper en uzelf.
Elkaar helpen in nood wekt liefde op. Die liefde is een liefde met God, helemaal als je je daar bewust van bent. God houdt van soberheid en zachtmoedigheid en niet van extremen. Ik pak wel eens extreem de boel aan en kan in een dag zoveel veranderen dat het anders 10 jaar zou kosten.

Als ik een paar keer hoor “Ik kan het niet alleen”, dan denk ik dat dat mijn geest is, een geest die uit God komt. Mijn bewustzijn moet meedoen. Als God dus zomaar iemand geneest, is dat prachtig, of dat iemand iets vertelt; dat kan ook. Maar het kan ook gebeuren dat Hij iemand “gebruiken” wil, zodat iemand de woorden in het hart gelegd krijgt die hij of zij moet zeggen tegen de ander.
“Wanneer uw geest in u wakker wordt, dan zult u zijn stem als een lichte gedachte in uw hart vernemen. Deze moet u goed aanhoren en u ernaar richten in uw hele levenssfeer, dan zult u daardoor uw eigen geest een steeds grote invloedssfeer verschaffen. Dan zal de geest in u groeien tot mannelijke grootte en uw hele ziel, en met haar uw stoffelijke wezen, doordringen.” (Citaat uit “Woorden van Jezus).

Je kunt elkaar dus helpen met genezen door de ander met veel liefde alle goeds van God toe te wensen.
“Indien de magnetiseur echter door Mij zijn handen oplegt en Mijn almachtige wil `door zich heen laat stromen`dan hoeft hij, welke mens men hem ook maar brengt om te genezen, hem zelfs helemaal niet te bestrijken, maar louter en alleen in Mijn Naam zijn gereinigde handen op de zieke leggen, en langs de weg van het geloof alleen zal het met de zieke reeds beter gaan. Wie zulks echter doet vanuit de levende liefde, waarbij het meest levende geloof toch al vanzelfsprekend is, waarlijk Ik zeg u, al mag Lucifer zelf iemand geestelijk en lichamelijk kwellen, toch zal hij deze mens reeds door de blik en door het woord moeten verlaten, nog eer er van handoplegging sprake is”. (Genezing en gezondheid, blz 111).

Ik had een gebed gevonden dat ik graag voor zou lezen of bidden, en het lijkt niet veel, maar we hoeven echt niet te gaan schreeuwen of springen opdat Jezus o­ns hoort; lees maar eens in Marcus 6.

Lorber schreef het ook: “Wanneer het hart bidt, zal de mond zich daar niet in mengen, opdat door hem niet vertroebeld wordt wat rein uit het hart komt. De lof van de mond weerklinkt voor de wereld; maar de lof van het hart dringt door tot Mij. Derhalve kunt u uw mond dat werk gevoeglijk besparen, want Ik hoor ieder geluid van uw hart. Gebruik uw mond voor de wereld en voor uw broeders, voor Mij alleen het hart”. (De Huishouding van God, deel 2, hoofdstuk 124).

Je kunt proberen de hele dag in gebed te blijven in jezelf. Dat lukt mij nog niet de hele dag, de duivel valt mij nog steeds aan.

Lorber schrijft daarover: “Wat is: God in de geest en in de waarheid aanbidden? Aan de ene ware God geloven, Hem boven alles liefhebben en Zijn geboden houden. Wie dat doet, bidt o­nafgebroken in de Geest en in alle waarheid. Maar zonder de daad is ieder lippengebed een leugen”. (GJE. 3, 36).

Laten we nu bidden voor de zieken en iedereen die het moeilijk heeft. De Heer redt zich er wel mee.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Controlesom *