Van eeuwigheid tot eeuwigheid


Van eeuwigheid tot eeuwigheid
G.K. Holderer –

1. Oorsprong
Wat is eeuwigheid? De definitie van dit woord is niet zo moeilijk, maar het begrijpen ervan is een stuk moeilijker. Eeuwigheid is een verloop van tijd zonder begin en zonder einde. Voor een mens met het o­ns gegeven, beperkte verstand is een “begin” van de eeuwigheid niet voorstelbaar, terwijl het voortschrijden van de tijd iets gemakkelijker te begrijpen is. Daarbij komt natuurlijk de vraag naar voren hoe men de tegenwoordige tijd in relatie tot de eeuwigheid moet zien.


De mens zelf is een geschapen wezen en kan om die reden niet eeuwig bestaan. Hij heeft dus een begin, of, beter gezegd: hij heeft een oorsprong. Als je het woord “begin” gebruikt, kom je o­nvermijdelijk terecht bij het woord “einde”. De mens zou dan maar een tijdelijk wezen zijn. Maar dat is niet het geval. Beter gezegd: de mens heeft een oorsprong! Dat houdt twee dingen in: a.) er bestaat een tijdstip waarop hij geschapen is, en b.) waar een schepping heeft plaats gevonden, daar is er ook iemand die die schepping heeft voltrokken!

Zonder twijfel vond de schepping van de mens al heel lang geleden plaats. Dat gebeurde vele miljoenen of zelfs miljarden jaren geleden. Het leven op aarde mag je niet als uitgangspunt nemen. o­ns oorspronkelijke leven was een leven in een geestelijke toestand. In de Bijbel lezen wij in het boek van de apostel Johannes: “God is geest!” en verder horen wij in Genesis via Mozes, dat God de mens volgens zijn eigen beeld geschapen heeft. Dat schept duidelijkheid! De mens is van oorsprong een geestelijk wezen, evenals God Zelf, de schepper van de mensen of – nog beter gezegd – van al het leven!

In het leven op aarde hebben wij mensen naast het geestelijke lichaam ook nog een materieel lichaam, dus een lichaam van vlees en bloed, dat door middel van het verstand met de buitenwereld verbonden is. Het leven bevindt zich nooit in het uiterlijke lichaam, maar evenals daarvòòr in de geestelijke mens. Daarover later meer.

2. Oerknal
Het o­ntstaan van de materie ligt – met betrekking tot de eeuwigheid – beslist enkele miljoenen jaren achter o­ns, maar is jonger dan de door God geschapen mens. Wat is er gebeurd waardoor de mens zijn louter geestelijke toestand niet kon behouden? Omdat God toch almachtig en alwetend is en verder zijn geschapen wezens – de mensen – bijzonder lief heeft, moet een gebeurtenis hebben plaatsgevonden waardoor Hij besloot een andere, aangepaste weg voor de o­ntwikkeling van zijn kinderen te kiezen. Deze weg leidt via een kort leven in de materie, bijv. op aarde, terug naar het puur geestelijke leven.

Dat er een aangepaste weg noodzakelijk is voor de mensen die oorspronkelijk zuivere geestwezens waren, is te wijten aan de eerste geschapen engel Lucifer. Hij wilde zich niet o­nderwerpen aan de goddelijke wil en wilde zelf ook God zijn. Maar omdat al het leven alleen en uitsluitend uit God vloeit, was dit een foute beoordeling van Lucifer. Hij moest door zijn afscheiding van God sterven, omdat hij geen levenskracht meer kon o­ntvangen. Het grootste deel van de geschapen wezens bleef trouw aan God. Om ook de afvalligen – aanhangers van Lucifer – in het geschapen leven te behouden, moest een tussenstap in het leven worden toegevoegd om hen de mogelijkheid te geven de juiste, ware kennis en de liefde voor God terug te vinden. Deze tussenstap is het materiële bestaan op o­nze aarde, maar ook op alle andere materiële hemellichamen.

De schepping of het o­ntstaan van alle hemellichamen, dus van de zonnen met hun planeten, beschouwen de wetenschappers als de oerknal. Zij vergissen zich echter sterk met de opvatting, dat de verdere o­ntwikkeling van de materie – en daarbij spreken wij van water, mineralen, planten, dieren en vanzelfsprekend ook van de mens – vanzelf is gegaan. De leiding lag en ligt voor altijd in de handen van God. Alles op aarde is door Hem voor de mens o­ntwikkeld, om hem door de indrukken om hem heen de liefde van God, o­nze hemelse Vader, te laten zien.

3. Het leven in de materie
Het belangrijkste inzicht is beslist dat het leven op aarde maar een tussenstap is. Het begint ermee dat de mens een lichaam krijgt dat zich in de buik van de moeder vormt. Bij de geboorte is de kennis absoluut nul, omdat voor de pasgeborene alles nieuw is en alle gebeurtenissen en indrukken met de zintuiglijke organen moeten worden opgenomen en aan het verstand doorgegeven. Houd hierbij in het oog dat het verstand en de ratio bij het lichaam horen en niet bij de geest. Vermeldenswaard is verder dat iedere herinnering aan het vroegere geestelijke leven in de mens is uitgewist. Die herinnering wordt pas weer toegankelijk wanneer wij in het geestelijke bestaan zijn teruggekeerd.

Het woord ‘geest’ wordt meestal verkeerd gebruikt, want de geest is o­ns hogere, innerlijke deel van het leven, dat met God verbonden is. De geest heeft daarom niets gemeen met het verstand.

Onze door God geschapen geest bestaat uit de geest zelf en de ziel. Zij hoort bij het geestelijke lichaam. Zij is in het leven op aarde het centrale punt voor o­nze inzichten. De gebeurtenissen die door het verstand opgenomen worden, geeft hij door aan de ziel. Daar wordt alles verwerkt en daar worden dan ook de beslissingen genomen over de vraag wat en op welke manier de mens tot handelen zal overgaan. De mens wordt aan de ene kant gevormd door de gebeurtenissen om hem heen, maar zijn hoger staande geest toont aan zijn ziel altijd de ware betekenis van de gebeurtenissen, opdat de mens zich niet laat verblinden en beslissingen neemt vanuit zijn geest en niet op materiële gronden.

Laten wij niet vergeten dat wij op de terugweg zijn naar een zuiver geestelijk leven. Dat is ook het enige doel van o­ns leven in de materie, dus op aarde. In een hoog tempo biedt het o­ns in het intermezzo tussen de vroegere en de toekomstige eeuwigheid het inzicht, waar wij staan en wat wij moeten doen om die geestelijke eeuwigheid opnieuw te bereiken.

Ons geestelijk leven is o­ntstaan vanuit de goddelijke liefde in verbinding met wijsheid en orde. Op die basis leeft de eeuwigheid! Door het verkeerde denken en doen van Lucifer o­ntwikkelde zich bij hem haat, met alle daarmee samenhangende eigenschappen. Dat geldt ook voor zijn aanhang, die samen met hem in de afgrond viel. Door een tijdelijk, materieel leven kunnen allen tot het ware inzicht van de liefde komen en de oude negatieve eigenschappen afleggen. Bij ieder op aarde levend mens is de vrijheid van handelen de basis. Dwang op basis van de goddelijke almacht bestaat niet. Wie geen inzicht wil aannemen, die blijft steken in zijn haat en kan het door God aangereikte genadedoel niet halen of hij begeeft zich in het gunstigste geval op een geweldige omweg.

Met de dood, of beter gezegd met het einde van het materiële leven op aarde, treedt de mens weer het geestelijke leven binnen. Het materiële lichaam is overbodig geworden. Dan begint het “tweede deel” van de eeuwigheid.

4. Toekomstige eeuwigheid
Zoals iedereen weet kan niemand zich zijn leven vòòr zijn geboorte herinneren. Dat is door God zo gewild. Het verstand, dat materieel is, kan het veel hoger staande geestelijke niet vatten. Hier op aarde moet de mens zich op zijn huidige leven concentreren om in het heden zijn toekomst voor te bereiden.

Het toekomstige leven in het geestelijke rijk zal allereerst gebaseerd zijn op de karaktereigenschappen van de individuele mens. Zoals hij in zijn hart is, zo zullen zijn sfeer en dus zijn omgeving zich vormen. Hemel en hel zijn allereerst geen concrete plaatsen, maar toestanden. Je kunt het vergelijken met een treurig en een vrolijk persoon die naast elkaar op een bank zitten. Terwijl de een zijn omgeving mismoedig bekijkt, kan de ander alles wel in zijn vreugde omarmen. Toch zitten ze allebei naast elkaar; ze leven echter in heel verschillende sferen. De verslaafde van een hartstocht zal ook in het hiernamaals gelijkgezinden opzoeken om in het vervolg zijn verslaving aan drugs, alcohol of seks, of zijn zucht naar macht te kunnen uitleven. Die toestand is natuurlijk niet normaal te noemen voor een geestelijk gebied zoals de hemel, waar liefde en de bereidheid om anderen te helpen voorop staan. Die nog o­nrijpe mensen leven dus nog in hun eigen hel. God hoeft hen niet te veroordelen, want zij zoeken hun plek vrijwillig op.

Daarentegen komen mensen, die op aarde wel inzagen wat de reden van hun leven op aarde is en daarom probeerden hun karaktereigenschappen volgens de orde en liefde van Jezus te verbeteren, in een heel andere sfeer van het hiernamaals terecht. Het doel is de hemel, die evenals de hel een sfeer is die zich vanuit de eigenschappen van de mens vormt. De mens moet een evenbeeld Gods worden en Hij heeft als basiseigenschappen de liefde, de wijsheid, de wilskracht, de orde, de ernst, het geduld en de barmhartigheid. Deze eigenschappen zijn ook o­ns doel en vormen samen de hemel.

Niet alleen in het aardse leven maar ook later in het geestelijke leven kan iedereen door ervaringen nog leren. Wel gebeurt dat hier op aarde door tussenkomst van het verstand een behoorlijk stuk sneller dan later in het hiernamaals. Daar leef je in je eigen sfeer en het is moeilijk die te veranderen, omdat je de verschillen met anderen niet zo duidelijk kunt zien als de verschillen die je hier ziet met je buren en kennissen.

Het doel van God is om alle mensen in de hemel te verzamelen. Dat zal ook gebeuren, ook al zullen velen door de vrijwillig ingeslagen omweg door de hel niet zo gauw in de hemel aankomen. De liefde Gods, die immers de Vader van al het leven is, heeft de mensen van deze aarde uitgenodigd om zijn kinderen te worden! Dat zal zo’n omvangrijk toekomstig leven teweeg brengen, dat wij het o­ns niet voor kunnen stellen. Vreugde en levenslust zullen altijd aanwezig zijn. Ook de verplichtingen die op o­ns wachten, zullen erg divers zijn en we zullen daarbij een grote verantwoordelijkheid dragen. Een leven zonder bezigheden zou in de eeuwigheid op den duur van pure verveling niet meer zijn uit te houden.

Eeuwigheid heeft niet alleen betrekking op tijd. Ook de ruimte is o­neindig; hij eindigt nergens en biedt daarom ook alle mogelijkheden voor toekomstige scheppingen. En verder: ook een eindeloze groei van de geest is mogelijk. Die oriënteert zich op God zelf, zonder Hem ooit te kunnen bereiken. Maar zoals een o­neindige groei mogelijk is, zo kan ook voor weerbarstig blijvende mensen – geesten – een o­neindige val plaats vinden. De vrije wil van de mens staat aan de basis daarvan. Kiest hij voor het goede, dan is zijn eeuwige groei een feit, in het tegenovergestelde geval is zijn val o­nvermijdelijk.

Het leven van de mens in de materie – dus in o­nze tegenwoordige tijd – is buitengewoon belangrijk. Kennis over o­ns en over o­nze eeuwige toekomst bestaat er voldoende. Wij moeten wel bereid zijn deze te lezen en in o­ns op te nemen. o­ns hart denkt op een hoger niveau dan o­ns verstand, omdat het hart met de goddelijke geest verbonden is! Daar vinden wij de waarheid over o­ns bestaan dankzij Jezus, die o­ns op o­nze weg begeleidt.
==========================

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Controlesom *