De augustijner monnik in beraad

Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)

«« 69 / 101 »»
[1] Kijk, hij gaat een aanzienlijk grote hal binnen en zoals jullie zien, komt hem ook al een menigte medebroeders tegemoet. Verscheidene van hen zien ons en vragen hem wie wij zijn en wat wij willen. En hij (de monnik) antwoord hen heel heimelijk: vraag niets, want dat zijn verschrikkelijke wezens, die met bijzondere toestemming onze zalige rust geweldig willen verstoren. Of de middelste Lucifer zelf is of zijn belangrijkste handlanger, dat weet ik niet, maar één ding is wel zeker: hij spotte met al mijn kerkelijk exorcistische middelen en dreigde mij bovendien nog in bedekte termen met de hel als ik niet in staat zou zijn hem aan de hand van de Heilige Schrift letterlijk te bewijzen dat Petrus de kerk van Rome gesticht heeft.
[2] Ja, ik zeg jullie, ik heb al mijn wijsheid bij elkaar geraapt en hem de sterkste bewijzen daarvoor aangereikt; alleen waren ze tegen zijn slimheid evenmin steekhoudend en werkzaam als een druppel water bij het blussen van een brandend huis. Wat kun je dan nog zeggen als iemand je vanuit de Schrift bijna haarfijn bewijst dat, wanneer de kerk van Rome in haar bestaande orde door de Heilige Geest geleid en behouden wordt, Christus dan ofwel een leugenaar was, ofwel een dermate onvolkomen wezen, weliswaar van de Godheid afstammend, dat de Godheid het nu noodzakelijk acht om alsnog door de Heilige Geest grote correcties aan te brengen in de door Christus gevestigde leer?
[3] Om kort te gaan, hij bewijst haarfijn dat de leer van Christus van volmaakt goddelijke oorsprong is, en dat bij de bestaande kerkelijke structuur onze kerk, naast die leer niets anders is dan een eigenmachtig, duister heidendom; maar als onze kerk goed is, dan is Christus zoveel als niets en als Christus niets is dan heeft dit niets ook zijn weerslag op onze kerk. Dat is nu deze vreselijke kwestie!
[4] Hadden we hier in dit rijk maar de heilige inquisitie, dan konden we zulke ketterse geesten folteren als lichamelijke mensen op aarde. We zouden hun voor hun ketterij het vuur wel zo na aan de schenen leggen, dat de diepste hel zich daarbij zou moeten schamen! Maar wat kan men hier doen, nu men geen macht meer heeft? Men moet hier zo'n ontzettend kruis letterlijk op zijn schouders nemen en Christus heel geduldig volgen.
[5] Kijk, hij komt al met zijn handlangers de zaal binnen. Ik kan jullie geen andere raad geven dan bij alles wat hij gaat zeggen heimelijk een kruisteken te maken, niets te zeggen en hem vooral op geen enkele vraag een antwoord te geven. Laten we ons daarom achter het kruis hier in de refter verschuilen en ons daar heel rustig houden. Laat een van ons achter het kruis gaan staan en zorgen dat er bloeddruppels uit de wonden van de gekruisigde druipen, dan zal deze gast uit de hel ons zeker niets kunnen doen.
[6] Kijk, het hele college, zo'n vijfhonderd man sterk, trekt zich achter het kruisbeeld terug en zojuist begint ook het bloed formeel uit de wonden van het beeld van de gekruisigde Christus te vloeien. De monniken houden zich slapende en onze opper-oordeelveller bevindt zich het verst op de achtergrond.
[7] Jullie zeggen nu: vriend, het lijkt ons dat hier alle moeite en arbeid tevergeefs zijn; ja, we zijn heel sterk van mening dat zelfs de bemoste zandgrond in het gebied van de uiterste, stikdonkere avond deze lieden niet op het goede pad zal brengen. Het is ronduit vreselijk hoe deze wezens de meest betekenisvolle woorden van de Heer voor woorden van de satan houden. Ja, al zou de Heer persoonlijk verschijnen en hun onzin aan de kaak stellen, dan nog zullen ze Hem voor niemand anders houden dan voor wie ze jou houden. Zelfs als Hij door wonderwerken van Zijn ware wezen zou getuigen, zullen ze evenals de Farizeeën zeggen: Hij doet dit allemaal met behulp van de opperste duivel.
[8] Ja, lieve vrienden, jullie opmerking is volkomen juist en het is met deze wezens werkelijk zo gesteld als jullie gezegd hebben. Maar het is ook waar dat er voor de Heer oneindig veel mogelijk is, waar wij met al onze wijsheid nooit op kunnen komen. Daarom zullen we hier ook enkele experimenten uitvoeren, en dan zal het wel duidelijk worden welke uitwerking dat op deze wezens zal hebben. Dit bedrieglijke kruisbeeld is de voornaamste steun en bescherming voor hun onzin. Dit zullen we het eerst aanpakken, het afbreken en voor onze voeten vernietigen.
[9] We gaan er nu op af. Kijk, als we dichterbij komen wijkt de bloedmachinist al terug en ik zeg: jij drogbeeld, dat ontstaan is uit de reeds lang voortdurende verkeerde denkbeelden van deze wezens, houd op te bestaan! Want in de ogen van de Heer bestaat er geen grotere gruwel dan een drogbeeld dat op Hem betrekking heeft en waardoor duizenden en nog eens duizenden mensenharten vervuld worden van de allerduisterste waanideeën en van het afzichtelijke vuil van de dood.
[10] Kijk, het kruisbeeld ligt al totaal vernietigd als vuil kaf op de grond, en de met stomheid geslagen monniken beginnen de een na de ander overeind te komen. Uit ieder gelaat vonken ons woede en toorn tegemoet, maar toch waagt niemand het ook maar een hand naar ons uit te steken. Ook wil niemand een woord zeggen. Daarom zal ik een woordje zeggen tegen de ons reeds bekende, zich op de achtergrond bevindende monnik. Ik zeg tegen hem:
[11] Luister, jij duistere geest daar op de achtergrond! Kom naar voren en geef mij antwoord op de vraag die ik je in de tempel heb gesteld! De monnik komt bevend van angst naar voren en wil mij vanwege het vernielde kruisbeeld met een vloek in plaats van met een antwoord tegemoet komen. Kijk nu eens, vlak voor hem ontstaat er in de bodem een metersbrede kloof en - in de diepte ziet hij de hel! Ik zeg tegen hem: kijk, duistere geest, dat is jouw christendom; jouw hart is vervuld van hetgeen je hier ziet.
[12] In plaats van de bovenal milde liefde van Christus, die, nog bloedend aan het kruis, voor de daders van het kwaad de Vader in Zichzelf om vergeving vroeg, dragen jullie niets dan haat, sekte-ijver, verdoemenis, oordeel en vuur in je, en daarom gaan jullie als verstokte antichristenen lijnrecht tegen de grondbeginselen van Christus in. Jullie ontnemen al jullie volgelingen de laatste levensdruppels en in plaats daarvan vullen jullie hun harten met de dood.
[13] In plaats van het levende brood, dat het waarachtige levende woord van God is, geven jullie hun gloeiende stenen te verteren opdat zij allen, evenals jullie, vervuld worden van wraak, toorn, woede, oordeel en verdoeming tegenover al degenen die de Vader Zelf heeft willen opvoeden en onderrichten. Ja, jullie maken er geen gewetenszaak van om jullie heers- en gewinzuchtige onderdrukking van het volk te versterken, het woord Gods zoveel mogelijk uit de gemeente te weren en een eventuele bezitter ervan zelfs als ketter te vervloeken en te verdoemen. In plaats van met het woord Gods, voeden jullie het volk met jullie egoïsme en heerszucht, en jullie devies is ieder sprankje beter licht ver van het volk te houden, terwijl Christus de Heer toch uitdrukkelijk heeft gezegd: `Wees volmaakt zoals uw Vader in de hemel volmaakt is!'
[14] Wat moet ik met jullie beginnen? Jullie, die de kudde van de Heer hadden moeten weiden, hebben je, de wolf schuwend, achter een zevenvoudige muur verscholen en werden tenslotte in plaats van trouwe herders, zelf tot wolven. En buiten staan vele duizenden en miljoenen, die de scherpte van jullie wolfstanden hebben geproefd en jullie luid roepend aanklagen voor de rechterstoel van Christus!
[15] Wat moet ik met jullie beginnen? Jullie hebben altijd Gods woord met voeten getreden omdat het niet deugde voor jullie onverzadigbare heers- en gewinzucht. Wat moet ik met jullie beginnen, jullie, die vermetel genoeg tegenover het volk durfden te beweren: de aarde ligt aan onze voeten en God dragen we in onze handen?! Ik zeg jullie: een nadeliger en tevens treffender getuigenis dan juist dit hadden jullie nooit kunnen bedenken. Waarlijk, jullie hebben waar het maar mogelijk was, de volkeren met hun gezalfde keizers en koningen nog altijd met jullie heers- en gewinzuchtige voeten getrapt en met God in jullie handen dreven jullie handel als met slechte koopwaar. Daardoor was er niets goddelijks in jullie harten, maar in plaats daarvan waren ze steeds vervuld van hetgeen jij, duistere geest, nu in de gapende kloof aan je voeten ziet.
[16] Wat zal ik nu met jullie doen? Vraag mij wie ik ben, en ik zal jullie antwoorden: ik ben een echte apostel van de Heer en ben naar hier gezonden om jullie in Zijn naam op te wekken. Hoe zal ik jullie echter opwekken als jullie vervuld zijn van het eeuwige gericht? Zodoende vraag ik jullie nog eens: wat willen jullie doen? Spreek, of deze afgrond moge jullie verslinden.
[17] Luister nu, wat onze monnik zegt: in naam van al mijn medebroeders vraag ik je, wie je ook mag zijn, om ons deze harde beproeving te besparen. Zijn wij volgens de leer van Christus onze Heer waarachtige bedriegers geworden, dan waren wij dat toch niet uit eigen beweging maar omdat we moesten zijn zoals we zijn, en omdat niemand van ons anders mocht spreken en handelen dan hem door de kerk was toegestaan. Waren we wolven, dan moesten we dat zijn; en als je werkelijk een hogere afgezant mocht zijn, zul je ook wel weten hoe het met ons gesteld was en nog is. Wij zijn hier nog precies zo gevangen als op aarde. Daarom, als het jou mogelijk is, maak ons dan vrij, dan zullen wij ook het zuivere woord van Christus aannemen! Maar bedek toch deze verschrikkelijke afgrond hier voor ons.
[18] Ik zeg tegen hem: wil je over deze kloof heen, dan moet je in geest en waarheid alles in jezelf verstikken wat je daar in de afgrond voor je ziet, want dat is een verschijningsvorm van hetgeen in jouw eigen hart aanwezig is. Daarom, onderzoek jezelf en doen jullie allen die hier aanwezig zijn, hetzelfde. Word wakker uit jullie doodsslaap opdat ik, als ik terugkom, jullie gezuiverd en levend moge vinden, zodat ik jullie weg kan leiden uit jullie gevangenis van de dood! Er zijn er in dit klooster echter nog meer die ik eerst nog moet vermanen. Als zij tot bezinning zijn gekomen, dan pas zal ik terugkomen en jullie in naam van de Heer een nieuwe weg laten zien. Zie, hoe ze nu beginnen te huilen en te jammeren. Wij zullen dit echter niet aanhoren, maar ons meteen naar de `paradijsmonniken' begeven.
«« 69 / 101 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.