Bij de paradijselijke augustijnen

Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)

«« 70 / 101 »»
[1] Kijk daar, aan de overkant van de binnenplaats van het klooster geeft een openstaande deur toegang tot een tamelijk grote tuin. Daar zullen we naartoe gaan en zien wat we allemaal in de tuin aantreffen. Wel, de tuin ligt reeds uitgestrekt voor onze ogen. Hoe bevalt hij jullie? Jullie zeggen: vriend, werkelijk, men moet een vijand zijn van iedere hoger gevoel voor schoonheid, als men geen genoegen zou hebben aan deze tuin. Deze prachtige bogen langs de hoge tuinmuren, deze fonteinen, de prachtige zuilentempels en dan de vele mooie bloemen en ook nog de fruitbomen in de mooiste orde gerangschikt, - men moet werkelijk zeggen: hier zijn kunst en voortreffelijke smaak verenigd. De natuur is overal heel mooi en harmonisch afgestemd op de kunst. Daar, boven de tuinmuur uit, verheft zich een mooi paleis dat wat zijn pracht betreft, werkelijk niets te wensen overlaat. We zijn van mening dat als de geesten die hier ergens in deze tuin wonen maar enigszins overeenstemmen met deze prachtige aanleg, op zichzelf beschouwd dan toch geen totaal bedorven mentaliteit kunnen hebben. Ja, geliefde vrienden en broeders, ik zeg jullie, dat lijkt wel zo, maar jullie moeten daarbij de volgende regels niet vergeten:
[2] Waar onder mensen veelpracht is, daar is ook veel verkwisting; waar veel verkwisting is, daar is ook veel heerszucht aanwezig; waar veel heerszucht is, daar is veel eigenliefde; waar veel eigenliefde is, daar is ook veel eigenbelang. Vandaar dat uiterlijke pracht nooit een gunstig teken is voor degene die er liefhebber van is. Kijk maar eens terug op jullie aarde. Wie wonen er in grote prachtnolle paleizen? Bijna uitsluitend de rijken en machtigen. Voor wie dient deze pracht? Voor niemand anders dan alleen voor de eigenaar zelf. Hoe dient ze hem? Ze dient hem op meerdere manieren. Om te beginnen is ze een uithangbord van zijn welgesteldheid of van zijn staatkundig gezag, en stemt de voorbijtrekkende mensen. tot respect en maakt hen schuchter, zodat ze het niet licht zullen wagen om met wat voor aangelegenheid ook naar zo'n grandioze prachtwoning toe te gaan. Ten tweede houdt zo'n pracht de arme mensen er voortdurend van af, de eigenaar te benaderen om hem een milde gave te vragen. Ten derde is zo'n pracht een onuitputtelijke bron voor het bestendig voeden van de hoogmoed en daardoor ook van de voortdurende verachting van het armere volk. Ook is een dergelijke pracht het beste middel om armere mensen aanhoudend behoorlijk dom te houden.
[3] Jullie vragen, waarom? Omdat de eenvoudige man van het volk de eigenaren van zo'n grote pracht voor wezens van een andere soort houdt. Bij het zien van zo'n overdreven pracht kan hij dat gevoel niet van zich af zetten. Ja, ik moet jullie zeggen: waren de Sint Pieter en het pauselijk Vaticaan niet van een pracht en grootte die de meeste menselijke begrippen te boven gaan, dan zou menigeen het niet zo'n grote gunst vinden 4m allergenadigst te worden toegelaten tot het kussen van de pantoffel van de paus. De waardeloze aflaten zouden, indien uitgereikt vanuit een boerenhuisje, nooit zo'n winstgevende uitwerking hebben gehad als die vanuit de aardse overvloedige pracht van het Vaticaan. Maar jullie hebben altijd nog gezien dat welke godsdienst ook, als ze in het uiterlijke, materiële overging, zijn toevlucht begon te nemen tot uiterlijk prachtvertoon om van de onwetendheid van de mensen nog een tijdlang te kunnen profiteren. Maar de vraag daarbij is of het imponeren van mensen ooit enig nut had?
[4] Zelfs de tempel van Salomo was in de grond niets anders dan een stille voorbode, die door zijn aanwezigheid vanaf de tijd van Salomo het hele volk van Israël aantoonde, hoe het van het geestelijke in het materiële is overgegaan en hoe in de hele tempel ten slotte niets goeds of waars meer te vinden was. De Heer getuigde tegenover de joden zelf over de tempel, dat ze het huis van gebed tot een moordenaarshol hadden gemaakt! Ja, in deze tempel hebben gruwelen zonder naam plaats gevonden. En de mensen werden door de tempel zo misleid, dat ze de Heer der heerlijkheid niet hebben herkend en zelfs in de tempel hebben besloten Hem te kruisigen. Ook judas is in de tempel met geld uitbetaald en wierp dit bloedgeld ten slotte zelf weer terug in de tempel als een sterk getuigenis dat de tempel reeds van oudsher een moordhol was van Gods Geest.
[5] Wanneer jullie wat nadenken over wat hier gezegd is, dan zal deze pracht jullie in een niet al te gunstig daglicht verschijnen. En hoe het daarmee gesteld is, zullen we zo meteen proeven als we bij de eerste tuintempel komen.
[6] Kijk daar eens, twee in het wit geklede monniken komen ons reeds tegemoet. Jullie vragen: zijn dat soms dominicanen of cisterciënzers? 0 nee, geliefde vrienden, broeders, dat zijn enkel paradijselijke augustijnen, want in het paradijs trekken ze hun zwarte togen uit en trekken daarvoor in de plaats witte aan. Wat kijken jullie nu zo oplettend naar dat paleis daar? Ik weet al wat jullie opvalt; de daar rondspringende engelen met de aan hun schouders aangebrachte vleugels, gemaakt van witte veren. Jullie vragen wel of ze ook kunnen vliegen. O nee, dat kunnen ze helemaal niet, want de vleugels zijn niet aan hen gegroeid maar slechts, zoals jullie gewoon zijn te zeggen, kunstmatig aangebracht als voor het theater. Dat springen moet de levendigheid van deze engelen voorstellen en hoe deze bereid zijn om deze paradijsbewoners op hun wenken te bedienen. Kijk, zo'n half dozijn komt de twee op ons afkomende paradijsbewoners al achterna gerend en jullie zullen spoedig zien dat deze engelen zelfs van knuppels en sabels voorzien zijn om eventuele ongevraagde gasten op een niet erg paradijselijke manier uit het paradijs te verdrijven.
[7] Jullie vragen wat zulke engelen eigelijk op aarde waren. Hebben jullie nog nooit gehoord van zogenaamde lekenbroeders, of beter gezegd, kloosterknechten? Ook hier zijn ze dienstwillige geesten van het klooster. Maar met de bedoeling dat hun dienst hun beter zal bevallen, worden ze als engelen aangekleed. Dat komt allemaal door de verkeerde denkbeelden die dergelijke mensen hadden toen ze het tijdelijke voor het eeuwige verruilden. De grote liefde en ontferming van de Heer laat deze wezens echter bij hun denkbeelden totdat ze zich zo zachtjesaan bewust worden dat met dergelijke situaties iets mis moet zijn. Op de eerste plaats omdat ze zich met al deze mooie vruchten nooit volkomen kunnen verzadigen. Het eten en drinken komt hun bijna voor, alsof ze droomden dat ze aten en dronken. Ten tweede zien ze hier boven zich wel voortdurend witte wolken voorbijtrekken, maar waar deze wolken hun licht vandaan krijgen, kunnen ze niet zien. En ten derde valt hun mettertijd op dat ze, wel wetend in de geestelijke wereld te zijn, nergens een heilige te zien krijgen, ook niet de Moeder Gods, Maria, dus ook geen Petrus en geen aartsengel Michaël. Een vierde heel groot probleem voor hen is dat, wanneer ze over de tuinmuur kijken waar ze gewoonlijk met ladders opklimmen, zij niets dan onvruchtbare steppen zien en alleen maar hun tuin veel vruchten voortbrengt. Ten vijfde werkt ook de omstandigheid dat hun kloosterkerk behalve door henzelf door niemand anders bezocht wordt, eraan mee om hen geleidelijk wakker te schudden. En zo zijn er nog meer van dergelijke duwtjes, waardoor de geest er op wordt gewezen dat er met zijn paradijs iets mis moet zijn.
[8] Deze paradijsbewoners hebben wel nog de kloosterhemel voor ogen die we pas later zullen leren kennen, maar over die hemel hebben ze nog aanzienlijke bedenkingen. Daarom moeten deze hemelbewoners ook heel politiek zijn en de bedenkelijke kanten van hun hemel zo goed mogelijk geheimhouden, want anders zou het er met het paradijs, dat ook voor de hemel moet zorgen, gauw heel beklagenswaardig uitzien en onze montere engelen zouden de aanzienlijk grote tuin niet meer bewerken. Want jullie moeten weten dat de Heer om goede redenen toelaat dat deze mensengeesten hier evengoed als op aarde door de vlijt van hun handen en in het zweet van hun aanschijn hun brood moeten verdienen. Dus moeten ze werken, willen ze te eten hebben.
[9] Maar kijk, onze paradijsbewoners komen naar ons toe. Laten we daarom stil zijn en letten jullie op de ontvangst! Kijk, daar wenkt een paradijsman twee met knuppels voorziene engelen om naast hem te komen lopen, zodat hij ons onder veilige begeleiding kan naderen. De andere paradijsman vormt met vier van sabels voorziene engelen de achteropkomende bescherming voor de voorhoede, wanneer deze tegen de vijand te zwak mocht zijn.
[10] Wel, de eerste paradijsman doet zijn mond al open en vraagt ons: waar komen jullie vandaan, van boven of van beneden? Ik zeg: van boven. Hij vraagt ons: waar is boven? Ik wijs met mijn hand naar mijn borst en zeg: hier in mijn hart, uitsluitend in de liefde tot de Heer, is van boven! Hij zegt: wat klets jij voor onzin? Weet je niet waar de hemel is, en weet je niet dat je je hier in het paradijs van God bevindt? Ik zeg tot hem: ik weet waar de hemel is en ken het paradijs heel goed. Maar dit paradijs hier en jouw hemel herken ik niet als een paradijs of als een hemel. Maar ik herken zoiets slechts naar waarheid. En deze hemel en dit paradijs zijn in waarheid niets anders dan een wanproduct van jouw en jullie aller wereldse dwaasheid. Hij zegt: wat is dat voor taal? Zo spreken zij die van boven komen? Nee, wacht eens even, we zullen je heel tastbaar laten zien waar beneden is. Kom hier, jullie engelen van God, en stel deze drie helse galgenbrokken meteen in verzekerde bewaring en breng ze daarheen, jullie weten wel welke plaats ik bedoel, namelijk in de school waar ze boven en onder leren onderscheiden.
[11] Kijk, de `engelen' sluiten ons in en we zullen ons deze keer niet verweren, maar ons door hen laten oppakken. Eerst wanneer ze over ons een heel menslievend oordeel hebben geveld, zullen we ons wat gaan roeren, want dit alles behoort bij de zaak. Zonder deze ervaring zouden jullie geen volkomen inzicht hebben in deze geestelijke situatie, en langs een andere weg zouden we deze geesten niet gauw benaderen en ze dan, voor hun eigen bestwil, van hun waanideeën overtuigen. Daarom laten we ons, zoals gezegd, intussen heel goedmoedig oppakken, opdat jullie daaruit ook mogen inzien op hoe ontelbaar veel manieren de Heer Zijn dienaren aanhoudend vruchtbaar liefdewerk weet te verschaffen.
«« 70 / 101 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.