De grote betekenis van deze maaltijd, in het bijzonder voor de aarde. We treden uit de sfeer van Marcus

Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)

«« 8 / 127 »»
[1] Daar we ons nu aan deze tafel bevinden, zullen we dan ook aan de verheven schat van deze tafel deelnemen. Luister echter naar de woorden van de Heer voor de maaltijd. Hij zegt: Mijn geliefde kindertjes! Toen Ik eens op aarde na Mijn verrijzenis naar jullie toekwam en jullie omdat jullie wat hongerig waren en niet zoveel te eten hadden, vroeg: 'Kindertjes, hebben jullie niets te eten?' - toonden jullie mij wat brood en enkele vissen. Ik zegende voor jullie de vissen en het brood, ging met jullie aan tafel en at met jullie. Nu vraag Ik jullie niet meer of jullie wel of niet te eten hebben, want uit Mijn onuitputtelijke schat en voorraad hebben jullie in eindeloze overvloed voor eeuwig genoeg, maar zou daarom dit door Mij op aarde uitgesproken woord hier dan geen betekenis meer hebben?
[2] Ik zeg jullie: deze vraag moet hier nog meer dan op aarde een volmaaktere betekenis hebben en Ik kan vanuit Mijn rijk steeds deze hoogst gewichtige vraag stellen: kindertjes, hebben jullie niets te eten? Daarop zullen jullie Mij antwoorden:
[3] O liefdevolste Vader, wij hebben hier in Uw grote huis toch zo oneindig veel te eten! Maar Ik zeg jullie:
[4] Deze vraag zal door Mij niet aan jullie worden gesteld alsof ze jullie betreft, maar deze vraag zal zo gesteld worden dat ze van Mij uit via jullie zal doordringen tot Mijn kinderen op aarde en door hen in heel de oneindigheid zal overgaan. De kinderen op aarde zijn nu in dezelfde toestand waarin jullie waren vlak na Mijn verrijzenis. Ze zijn vol droeve gedachten en weten nog niet wat er met de Heer is gebeurd. Ze hebben eveneens slechts een karige voeding, die lijkt op de vissen en het brood die jullie hadden.
[5] 'De vissen' zijn het Oude en 'het brood' is het Nieuwe Testament. Omdat dit voedsel bij de kinderen op aarde ten dele te zout geworden, ten dele beschimmeld en ten dele uitgedroogd is, is het nu voor ons des te meer de hoogste tijd om ons nu vaker tot deze kindertjes te wenden en hun te vragen: 'Kindertjes, hebben jullie niets te eten?'
[6] Zij zullen ons hun voorraad tonen en wij zullen dit voedsel voor hen zegenen, zodat het zich goed en levend mag ontwikkelen zoals Ik voor jullie je visjes en je brood gezegend heb. We zullen dan met hen aan de tafel van hun geloof en hun liefde plaatsnemen en met hen eten, dat wil zeggen we zullen hun in geest en waarheid uit hun zwakke voorraad de ware wegen naar het eeuwige leven wijzen.
[7] Zie, hier is de maaltijd: de tafel voorzien van een goed toebereid lam, brood en wijn. 'Het lam' een spijs gelijk Mijn hart, 'het brood' een spijs gelijk Mijn liefde en erbarming, 'de wijn' een drank uit de oneindige overvloed van Mijn wijsheid.
[8] Jullie nuttigen hem met Mij en Ik hoef jullie niet te vragen: kindertjes, hebben jullie niets te eten? Maar wanneer jullie hem met Mij nuttigen, denk dan aan de arme kindertjes op aarde en vraag hun vanuit Mijn grootste liefde in jullie: kindertjes, broeders en zusters, hebben jullie iets te eten? En de kinderen zullen jullie antwoorden: o broeders, zie ons in onze grote armoede; een weinig hard brood en enkele veel te zout geworden visjes is al wat we hebben! Maak dat ze voor ons toch enigszins eetbaar zijn.
[9] Wanneer jullie zoiets zullen vernemen, wend je dan tot hen en breng hun de levende restjes van deze tafel, dat wil zeggen geef hun een levendig inzicht; help hen hun vertrek te reinigen zodat ook Ik bij hen kan binnengaan en hun dan Zelf kan vragen: kindertjes, hebben jullie niets te eten?
[10] En als ze dan zullen zeggen: o Heer, liefdevolste Vader, kijk, een weinig brood en enkele visjes hebben we, dan zal Ik tegen hen zeggen: breng alles wat jullie hebben maar hier, dan zal Ik het voor jullie zegenen met Mijn liefde, genade en erbarming, en zal jullie dan een levend, innerlijk geestelijk brood geven. Wanneer jullie dit brood zullen eten en van Mijn wijn zullen drinken, dan zal jullie hard geworden brood en jullie te zoute vis zacht en gezuiverd en zo tot een levend voedsel voor jullie worden, waarmee jullie je voldoende zult kunnen verzadigen voor het eeuwige leven.
[11] Dus, Mijn lieve kinderen, broeders en vrienden, is deze door Mij aan jullie gestelde vraag ook hier van het allergrootste belang en van de allerdiepste betekenis!
[12] Eet en drink dus nu met Mij en denk daarbij vol liefde aan hen die nog diep in hun vlees wonen en Mijn rijk, Mijn genade, Mijn liefde en barmhartigheid niet kunnen aanschouwen!
[13] Zie, nu verdeelt de Heer het lam evenals het brood en deelt het aan alle aanwezigen uit. Nu is het verdeeld; wij hebben onze portie voor ons. Laten we de heilige Gever van zulke goede gaven danken en dan dit heilige maal van het eeuwige leven met vreugde en grote zalige liefde in ons hart genieten!
[14] Kijk, allen nemen nu van de hun aangereikte spijzen en nuttigen deze in grote, vreugdevolle ontroering indachtig de allerliefdevolste heilige Gever. Dus nemen ook wij ervan en doen zoals de anderen doen.
[15] Wij eten nu van de heilige maaltijd des levens. Hoe voortreffelijk, hoe smakelijk, hoe versterkend en verlevendigend is het! Bij elke slok is het alsof onze blikken zich in de oneindige diepten van de goddelijke genade verwijden en de vlam van de eeuwige liefde steeds feller in onze harten begint te branden. Door het nuttigen van het vlees openbaren zich wonderbare nieuwe grootse gedachten van God in ons. Tijdens het nuttigen van het brood worden deze grootse gedachten tot een eindeloos grote, nieuwe werkelijkheid en bij het drinken van de wijn stroomt een nieuw wonderbaarlijk, heerlijk leven de nieuwe schepping binnen. We zien door het nuttigen van de gehele maaltijd een volmaaktheid ontstaan die een grootte, een verhevenheid, een heerlijkheid en heiligheid uit de Heer bezit, waarvoor zelfs onze allergrootste hemelse gedachten en gevoelens aangenaam zalig huiveren en voor de Heer als het ware in het niets verzinken.
[16] Wat zeggen jullie, mijn lieve vrienden en broeders van deze maaltijd? Jullie zijn, zoals ik merk, sprakeloos vanwege de te grote openbaring die jullie samen met mij bij deze maaltijd ontvingen.
[17] Maar ik zeg jullie: bij zulke gelegenheden gaat het niemand van ons ook maar een haar beter, want nooit is de Heer grootser en ondoorgrondelijk wonderbaarlijker dan juist op die momenten waarop Hij zich het meest tot Zijn kinderen neerbuigt!
[18] Hij heeft weliswaar voortdurend al Zijn kinderen even innig lief, maar Hij laat hun de grote kracht van Zijn liefde niet steeds ten volle voelen. Op zulke momenten laat Hij dat echter toe. Daardoor zijn Zijn kinderen dan van zo'n overvolle zaligheid ook zo doordrongen dat ze door de innigste liefde tot de Heer gegrepen worden, maar in hun hart tevens de grootste deemoed voor Hem voelen.
[19] Nu is, zoals jullie zien, de maaltijd ook al ten einde en de Heer wendt zich tot de prior en zegt tegen hem: wel Mijn geliefde zoon, hoe heeft Mijn maaltijd jou gesmaakt?
[20] De prior zegt ten diepste geroerd: o Heer, allerbeste, liefdevolste, heiligste Vader, Uw maaltijd heeft mij niet alleen overheerlijk gesmaakt, maar ik ben daardoor van een nieuw leven vervuld. Nu is me alles duidelijk. Ik zie nu mijn bestemming; en de oneindige wonderbaarlijke wegen, waarlangs U Uw kinderen naar het leven leidt, zijn voor mij onthuld.
[21] Ik weet nu wat ik te doen heb en mijn grootste zaligheid zie ik als een duidelijk uitgestippelde weg voor me; hoe ik moet gaan en moet werken. Mijn arbeidsveld, dat U mij, onwaardige dienaar, allergenadigst hebt toebedeeld, is weliswaar eindeloos groot, maar ik zie ook hoe alleen U alles in alles bent en hoe gemakkelijk de grootste dingen samen met U volbracht kunnen worden!
[22] Daarom ben ik nu dan ook overgelukkig en blij dat U mij zo'n arbeidsveld hebt toebedeeld en ik verheug me eindeloos op het moment dat het U zal behagen mij in Uw rijk de eerste dienst te laten verrichten!
[23] Slechts één ding, o Heer en allerheiligste, liefdevolste Vader, is me nog niet helemaal duidelijk, en dat is het bewonen van dit huis, ook met betrekking tot de staf bedienden die U mij buiten de stad in Uw rijk reeds hebt aangewezen. Mag ik ook hier in Uw huis wonen of krijg ik een andere woning toegewezen en zullen die zalige dienende geesten ook wonen in het huis waarin ik in deze stad zal wonen?
[24] De Heer zegt: Mijn geliefde zoon, zie, deze hele stad is in diepste wezen Mijn grote woonhuis. Desalniettemin is toch juist dit gedeelte waarin we ons hier bevinden in zekere zin Mijn hoofdresidentie en hier ben Ik volkomen Heer des huizes.
[25] Veel geesten wonen in de afzonderlijke huizen van deze stad en deze huizen zijn voor eeuwig geheel en al hun eigendom. Heel veel huizen in deze, dat zeg Ik je, eindeloos grote stad zijn reeds bewoond, maar ook staan er nog eindeloos vele leeg, zodat Ik jou dan ook heel gemakkelijk een huis in eigendom zou kunnen geven. Alleen, dat wil Ik nu juist niet, want Ik wil jou, samen met jouw vrouw en broeder hier in Mijn hoofdresidentie behouden. Allen die aan deze tafel de maaltijd hebben genuttigd, zijn bewoners van Mijn residentie, en daarom zijn zij vanuit Mij de voornaamste fundamenten van Mijn hemelen en de hoofdbestuurders van Mijn scheppingen. Blijf ook jij daarom voor eeuwig hier bij Mij! Wat de bedienden betreft, zij wonen niet in de stad, maar hun woningen bevinden zich in de eindeloos wijde omgeving van deze stad; jij hebt hen echter allen in jezelf. Als je wilt, roep dan in jezelf, en ze zullen er zijn!
[26] Wanneer Ik jou naar een of andere wereld zal zenden, roep dan de geesten van juist die betreffende wereld bij je, en dan zul je in de sfeer van deze geesten hun wereld en de behoeften van die wereld aanschouwen. Heb je deze gezien, roep dan in jouw hart de macht van Mijn liefde op en werk dan al naargelang de behoefte van de betreffende wereld.
[27] Ik zou je ook alle sferen in één oogopslag aanschouwelijk kunnen maken, maar je zou daardoor van een groot deel van de zaligheid beroofd worden. Daarom moet je - met het oog op jouw eigen, grootst mogelijke zaligheid - een wereld eerst in al haar van Mij uitgaande overvloed aan wonderen en diepte aanschouwen als je op een of andere wereld vanuit Mijn liefde zult moeten werken. Kijk, hier pal naast deze zaal bevindt zich een grote woning; hierin zul je jouw vaste plaats aantreffen, en je zult daar wonen met al Mijn kinderen, broeders en vrienden als buren. Je zou ook wel graag willen weten waar dan eigenlijk in dit huis Mijn woonvertrekken zijn?
[28] Ik zeg je: Ik heb hier in dit huis geen speciale eigen woonvertrekken die Ik als directe Heer zou willen bewonen, maar Ik woon steeds bij jullie; dan bij de een, dan weer bij de ander. En deze zaal is onze raadszaal; van daaruit beginnen altijd onze werkzaamheden. Zo zullen er ook juist nu verscheidene - als gevolg van Mijn eerste tafelrede - naar de aarde afdalen om daar aan de kinderen Mijn vraag te stellen. Jij zult echter pas na een volgende maaltijd een zeer belangrijke opdracht ontvangen.
[29] Als jij je echter ondertussen soms eens met Mijn kinderen uit het Oude Testament wilt onderhouden, begeef je dan naar omlaag naar de begane grond; daar zul je hen allen aantreffen. Nu zegen Ik jou evenals alle hier aanwezigen en door hen de gehele oneindigheid en beëindig hiermee de maaltijd.
[30] Zie, nu staat iedereen van tafel op en allen danken en loven de Heer; en de Heer gaat naar hen toe en omarmt een ieder en zegent ieder afzonderlijk nog eens. Allen gaan nu ook naar hun nieuwe bestemming en de Heer leidt onze prior, zijn vrouw en de arme broeder naar de voor hen bestemde woning en zegt tegen de arme broeder: zie, jij hebt nog geen vrouw, maar er is er al een op aarde voor jou bestemd. Als zij hier zal aankomen, zul je met haar in het huwelijk treden. Wees ondertussen echter een trouwe broeder voor al jouw broeders, waardoor je dan ook een geliefde broeder van al jouw broeders bent.
[31] Nu is de grote installatie een feit. Jullie hebben veel wonderbaarlijks tijdens deze rondleiding mee aangezien. Tot hiertoe moest ik jullie leiden; nu zal jullie echter iemand anders verder leiden. Daarom mogen jullie nu weer uit mijn sfeer treden. Jullie zijn er buiten getreden en zie, daar wacht de Heer op jullie op de door jullie al ingenomen plaats.
«« 8 / 127 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.