Toespraak van Martinus, de nieuwe beschermengel, aan zijn zonnegemeente - Uhrons goede antwoord aan Martinus - Zijn verzoek aan de Heer en Diens Amen

Jakob Lorber - Bisschop Martinus

«« 203 / 204 »»
[1] MARTINUS bedankt uit het diepst van zijn hart voor deze opdracht, keert zich dan tot Uhron en Shonel en zegt: 'Lieve vrienden en broeders, jullie hebben nu met je ogen gezien en met je oren gehoord, wat de Heer Zelf heeft gedaan en gezegd. Jullie bede was echter - toen jullie het begrepen hebben, dat ze noodzakelijker is dan de dank -, dat de Heer en wij allemaal voortdurend in jullie midden zouden verblijven. De Heer heeft dit gebed met welgevallen aangehoord en zal alles toestaan, wat jullie grote liefde tot Hem en ons maar wenst. Maar dat spreekt vanzelf: alleen binnen en vanuit Zijn eeuwige orde!
[2] Wij zullen weliswaar niet in onze persoonlijkheid hier blijven, doch wel een veilige weg openen, waarover jullie altijd bij ons evenals wij bij jullie zichtbaar kunnen komen.
[3] Blijf voortaan in de leer die uit de mond van de Heer tot jullie kwam, dan zal de weg van jullie tot Hem wonderbaarlijk kort zijn. Als jullie echter mettertijd Zijn woord en leer minder waarderen dan thans, nu jullie van het woord van de Heer helemaal doordrongen zijn, dan zou deze weg evenwel steeds langer en moeizamer worden, waarvoor echter de Heer Zelf en jullie grote liefde tot Hem jullie zal bewaren!
[4] Mijn huis en het huis van de Heer zijn niet twee huizen, doch maar één huis; want het is een huis van liefde! Jullie weten waar het staat en kom dus steeds naar ons toe in dit huis. Dan zullen jullie de Heer altijd in ons midden aantreffen als de eeuwig heilige, beste Vader temidden van Zijn kinderen, die Hem boven alles liefhebben. Zo zij het in naam van de Heer!'
[5] UHRON zegt: 'Aan God de Heer al onze liefde en aan jullie door Hem; Zijn Naam worde voor eeuwig geheiligd!
[6] Onze lieve dochters door de Heer en door ons aan jullie gegeven, mogen ons hart in jullie zijn en onze tong van de diepste dank in jullie mond. Zo ver de stralen van onze wereld in de oneindigheid naar buiten dringen, zo ver klinke ook de lofzang, die wij altijd aan de Heer en aan jullie in Hem in de zuiverste harmonie zullen brengen!
[7] (Zich naar Mij, de Heer, kerend:) En Gij, o onnoemelijk heiligste Vader, gedenk ons als Uw nieuwe kinderen. Behoud ons en al onze nakomelingen en onze grote gemeente in Uw genade en liefde in eeuwigheid! Gedenk echter ook die andere gemeenten en volkeren, die op deze grote aarde de ons nog volledig onbekende landstreken en gordels bewonen. Moge Uw wil met hen en met ons handelen naar Uw liefde en eeuwige wijsheid!'
[8] IK zeg daarop: 'Amen, zeg Ik jullie. Ik zal ze uit alle streken van Mijn oneindige schepping om Mij heen verzamelen en ieder het zijne voor eeuwig in alle volheid geven. Mijn liefde, Mijn genade en Mijn erbarming zij met jullie!'
«« 203 / 204 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.