Het negende vertrek met zijn treurig geheim - De verwoeste wereld van de asteroïden en de geschiedenis hiervan

Jakob Lorber - Bisschop Martinus

«« 46 / 204 »»
[1] (DE HEER:) 'Nu zijn wij ook bij de negende deur. Wat zie je hier? Nu kun je, Mijn lieve zoon Martinus, wel weer spreken, maar alleen zo veel als nodig is. En antwoord Mij dus op Mijn vraag!'
[2] MARTINUS zegt: 'Heer, ik zie voorlopig nog niet bepaald veel! Ongeveer negen kleine, kale, vormloze stukken wereld zwemmen in deze zuivere hemellucht rond, waarop behalve wat struikgewas niet bepaald veel te zien is. In de verte op een nauwelijks waarneembare achtergrond lijkt het wel ofik een grote, volmaakte hemelwereld zie. Maar deze lijkt mij zo reusachtig ver hier vandaan te zijn, dat ik wegens de enorme afstand nauwelijks de wereld zelf kan zien, laat staan wat zich er op bevindt.
[3] Vier van de hier dichterbij rondcirkelende stukjes wereld lijken ook wel bevolkt te zijn, omdat ik hierop een heel eigenaardig klein soort gebouwtjes zie. Maar van de volkeren van deze wereldbrokken is niets te bespeuren! Waarschijnlijk zullen dit niet de grootste volkeren van de hemel zijn. Misschien wonen daarop alleen maar een bepaald soort infusiemensen? Hier zweeft juist zo'n stukje wereld langs de drempel van de deur. Ik zie niets behalve de zeer verkommerde struiken en enkele echte miniatuurhuisjes, die evenwel eerder op sierlijke mierenhopen lijken dan op een of ander soort woningen. Niets beweegt of verroert zich daar, behalve het stuk wereld zelf. Zegt U mij Heer, wat dat wel is, ook een of andere planeet of iets anders?'
[4] IK zeg: 'Ja, Mijn lieve zoon Martinus, ook dat is een planeet - maar, zoals je ziet, is deze niet een geheel, maar geweldig verbrokkeld! Want behalve deze negen delen die hier zonder enige ordening voor ons rondcirkelen, is er nog een hele massa brokstukken: gedeeltelijk liggen deze verstrooid op andere planeten, voor een deel echter zwerven ze nog in onregelmatige banen in de eindeloze ruimten van de schepping rond. Hier en daar worden ze nu nog, als ze in de buurt komen van een vaste planeet of zelfs van een zon, daardoor aangetrokken en in zekere zin verteerd.
[5] Jij vraagt nu bij jezelf: 'Hoe en waarom is zo'n planeet dan verbrokkeld en hoe zag deze planeet er vroeger uit en hoe zijn bewoners?'
[6] Zie, het 'hoe' wordt jou door Mijn almacht duidelijk gemaakt! Het was aldus Mijn wil.
[7] Maar waarom? - Zie, deze planeet was eens daartoe bestemd, voor wat nu de aarde als bestemming heeft gekregen! Want de eerste gevallen geest had hem uitgekozen met de belofte, dat hij zich daar zou verdeemoedigen en tot Mij zou terugkeren. Deze ster zou daarom ooit een ster van alle heil zijn! Hier wilde hij zich, helemaal terugtrekken en werken, en geen schepsel van deze ster zou ooit door hem in zijn sfeer misleid worden en nog minder andere planeten met hun bewoners!
[8] Maar hij hield zijn belofte niet, doch oefende zo'n slechte invloed uit binnen de hem toegelaten vrijheid, dat daar geen leven meer kon gedijen. Hij werd daarom in het vuurcentrum van deze planeet verbannen en de bestemming van deze planeet werd meteen aan jouw aarde gegeven.
[9] Toen deze rijp werd voor mensen en Ik de kiem legde voor de eerste mens, begon de Boze in zijn gevangenis in opstand te komen. Ik had medelijden met hem en Ik liet hem doen, wat hij wilde. En zie, toen liet hij zijn aarde uiteenvallen en viel vanaf daar in de afgrond van jouw aarde en deed op deze aarde toen steeds, wat jou wel bekend is.
[10] De reden van de verwoesting van deze planeet was derhalve als altijd in alle dingen Mijn mededogen! Want toen de planeet nog heel was en rijk aan machtige volkeren, bezoedelde de draak hun harten. En ze ontbrandden allemaal in de felste heerszucht en zwoeren zichzelf allen een eeuwige oorlog en een wederzijdse totale vernietiging tot op de laatste man.
[11] Toen baatte een vrij middel niet meer. Daarom moest hier een gericht plaatsvinden. En dat was nu de deling van deze planeet door geweld, bij welke gelegenheid natuurlijk ook vele miljoenen van de reusachtig grote mensen te gronde gingen en voor een deel onder de puinhopen begraven werden, voor het grootste deel echter de onmetelijke ruimte in werden geslingerd. Sommigen van hen vielen zelfs op deze aarde, waar vandaan nog heden ten dage de heidense mythe van de gigantenoorlog stamt.
[12] Deze eerste mensen stierven vervolgens op de kleine resten van deze eens grote planeet geheel uit, omdat zij daar geen voedsel meer vonden. In hun plaats kwamen er toen naar verhouding kleine mensen, die nu nog de kleine planeetjes bewonen en buitengewoon bescheiden wezens zijn en nu overeenkomen met de hoofdharen en de wenkbrauwen in de grote, universele scheppingsmens. Op de achtergrond zie je echter nog de hele planeet, met alles, zoals hij vroeger bestond, behouden voor een grote dag, die eenmaal over de hele oneindigheid zal uitgaan! [13] Nu weet je ook van deze deur, wat je voorlopig moet weten. De rest zal te rechter tijd vanzelf uit jezelf komen en wel uit dit zaadje, dat Ik nu in je hart heb gelegd! Volg Mij daarom naar de tiende deur, waar je weer nieuwe wonderen staan te wachten; zo zij het!'
«« 46 / 204 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.