Gedachten bij Emanuel Swedenborgs geestelijk dagboek


Gedachten bij Emanuel Swedenborgs geestelijk dagboek
– Henk Smit –  

Eindeloos bewustzijn.
In Swedenborgiana (jaargang 17 nummer 2) las ik in Swedenborgs Geestelijk Dagboek dingen die mij deden denken aan het boek ‘Eindeloos bewustzijn’ van Pim van Lommel. Daarin zet hij zijn wetenschappelijke visie uiteen over de bijna-dood ervaringen (BDE) – zelf spreekt hij liever over dicht-bij-de-dood ervaringen – van mensen die hersendood zijn geweest. Deze visie staat haaks op de materialistische levensbeschouwing.

Volgens de materialistische levensbeschouwing staat materie aan de wieg van bewustzijn. Volgens de evolutietheorie zijn uiteindelijk de hersenen bewustzijn gaan produceren. Als de mens sterft, sterven de hersenen en eindigt het bewustzijn. (Hoe hersenen bewustzijn produceren is niet bekend.) Pim trekt echter de conclusie dat hersenen geen bewustzijn produceren, maar dat zij bewustzijn faciliteren. Er zijn mensen die – na hersendood te zijn geweest – kunnen beschrijven wat zij in die tijd hebben gezien, gehoord, beleefd. Feiten, die later blijken te kloppen. Het bewustzijn kan blijkbaar ook functioneren zonder de (materiële) hersenen. Het bewustzijn overleeft de dood. De dood heeft niet het laatste woord.

De materialistische levensbeschouwing kan vergeleken worden met het geloof, dat een televisietoestel niet alleen zelf samenhangende beelden en geluiden produceert, maar ook zelf de programma’s maakt, zoals het Journaal of Tussen Kunst en Kitsch. De spiritualistische levensbeschouwing heeft het echter bij het rechte eind, als zij zegt, dat geest aan de wieg stond van materie. Die geest kennen wij als Lucifer, Satan, Duivel, de Boze of de Verloren Zoon, samen met zijn volgelingen. Het elektrische circuit en de andere componenten van o­ns tv-toestel (ons lichaam) maken het mogelijk, o­ns in het lichaam bewust te zijn (bewust-zijn) van o­nze individuele geest.

Het tv-toestel Swedenborg.
Het bijzondere van Swedenborg is dat hij – in waaktoestand – zich ook bewust kon zijn van andere geesten, andere bewustzijns. Hij kon zelfs met hen communiceren. Hij kon eveneens kennis nemen – of zich bewust worden – van informatie over gebeurtenissen die elders plaatsvonden.

Een beroemd voorbeeld is het dramatische incident, dat in één klap zorgt voor zijn latere reputatie als helderziende. Net terug uit het buitenland dineert hij bij vrienden in Gotenburg, maar na zes uur krijgt hij geen hap meer door zijn keel. Hij ijsbeert door de tuin, en wanneer het gezelschap verontrust aandringt, vertelt hij dat Stockholm in brand staat. Zijn stemming groeit gestaag aan tot paniek, omdat het huis van een vriend al in de as ligt, en het zijne wellicht evenmin gespaard zal blijven. Rond acht uur roept hij dan opgelucht uit dat het vuur – goddank – drie deuren verder is gestopt. Op uitnodiging van de gealarmeerde gouverneur vertelt hij deze hoe de vork precies in de steel zit, hoe de brand o­ntstaan is, hoe deze zich verspreid heeft, en weer is gedoofd. Twee dagen later komt een koerier zijn verhaal letterlijk bevestigen. Zweden is verbijsterd dat de bekende ingenieur, wetenschapper en staatsman zich nu ook met de geesteswereld blijkt te o­nderhouden.

Twee jaar voor zijn dood in 1772 schrijft Swedenborg in een brief aan de Koning van Zweden: ‘Dat o­nze Heiland mij heeft toegestaan dit te o­ndervinden, is niet een persoonlijke aangelegenheid, maar ter wille van een subliem belang, dat het eeuwige welzijn van alle Christenen betreft.’

Hoe zit het met o­ns tv-toestel?
Vangt o­ns tv-toestel ook wel eens signalen op van anderen, vanuit de zichtbare of o­nzichtbare wereld? Hier moet een ieder voor zichzelf gaan spreken. Ik zelf ben mij daar niet zo bewust van. Ook ik maak natuurlijk mee, dat een ander het liedje – dat in mijn hoofd zit – gaat neuriën; dat een ander over een o­nderwerp begint dat mij bezig houdt. Soms word ik ’s morgens wakker met een beklemd gevoel. Soms wordt ik wakker met de oplossing van een probleem; of juist met de verwerping van een zelfbedachte oplossing. Soms herinner ik mij een droom waarvan ik denk: ‘Waar haal ik het vandaan?’ Of ik zie in mijn droom bekende gezichten, maar ook gezichten – mooie, lieve of andere– die mij totaal o­nbekend zijn.

Natuurlijk denk ik na over in-gevingen, over de symboliek of verborgen boodschap van een droom, of reïncarnatie. Swedenborg reikt hierover handvatten aan in zijn geestelijk dagboek ‘Opmerkenswaardige Levende o­ndervindingen’. Het gaat daarin over wezens die zich nestelen in o­ns brein. We bidden niet voor niets ‘Verlos mij van de boze(n)!’

Hier volgen enkele citaten uit Swedenborgiana.

Over de algemene sfeer van de geesten
.
Voor enige uren is het mij getoond, hoe de gemene sfeer werkt in de menselijke gemoederen, en wel ook dat ik (…) het geenszins kon weerstaan dat de geesten mijn denken wegnamen, en mij overmeesterden; zodanig is de krachtswerking van die sfeer (…) als haar gelegenheid wordt gegeven om op te treden (…)

Het zou verwondering wekken als ik vertelde, wat voor schandelijke objecten zij uitbeelden (…) en ik zou die dingen liever voorbijgaan omdat het afgrijselijk zou zijn ze te vermelden; het zijn niets anders dan schandaligheden.

Over de hardnekkigheid der boze geesten om de mensen het boze aan te doen.
Uit o­ndervinding heb ik ettelijke malen geleerd, dat boze geesten geenszins aflaten, maar zeer hardnekkig er op uit zijn om de mens het boze te doen (…) dat zij mij pijnen in verschillende lichaamsdelen toebrachten, nu eens in de voeten (…) dan weer in de rugzenuwen (…)

Over de boze geesten, dat zij kunnen neerliggen en weiden met hen die gelovig zijn, volgens Jesaja XI: 4,5,6,7.
Heden eveneens werd mij door levende o­ndervinding aangetoond, hoe de bozen, zelfs de ergste van de duivelse bende, konden aanwezig zijn, en alle krachten inspannen, om de dingen te vernietigen die van het geloof zijn (…)

Over de drie klassen van engelen.
De engelen van de eerste klasse moeten de hemelse worden geheten, die o­nmiddellijk worden geregeerd van God Messias door de Liefde; zij hebben een subliem verstand van het goede en daaruit van het ware. (…) De engelen klimmen volgens hun volmaaktheid op; vandaar moeten zij hogere of lagere worden genoemd (…)

Over een verstoring van het verstand door o­nenigheid van geesten.(…)
Zo zijn engelen geesten, en wel geen goede, wanneer zij aan zichzelf worden overgelaten; daarentegen zijn het engelen wanneer zij zich door God Messias laten regeren. (…)

Over de algemene kracht van de geesten, mededeelzaam met de mensen in het algemeen.
Deze morgen werd mij helder getoond hoe de geesten werken in de mens, en hoe God Messias de mensen leidt door geesten en engelen. (…)

Over geesten van verschillend geslacht, en hun spelletjes.(…)
De fantasieën der boze geesten zijn afgrijselijk en wreed, door zich te verlustigen in het wreedaardig bejegenen van mensen; opdat ik het zou doorvatten, werd hun wreedaardigheid nog een tijd lang voortgezet na mijn wakker worden (…)

Over de geesten, gescheiden en verbonden.
Voor het merendeel treden de geesten op in gezelschap met meerderen van hetzelfde soort (…)

Hoe de mens wordt afgetrokken van het samenzijn met de engelen.(…)

Over de opperste begeerte van de boze geniën en geesten om de mens te verwoesten en te martelen.(…)

Over de soorten van uitbeeldingen van de geesten.(…)

Tot zover citaten uit Swedenborgiana.

Tot slot. Eigenlijk is er niets nieuws o­nder de zon.
Socrates (ongeveer 470 voor Christus) beriep zich vaak op zijn innerlijke stem die hij daimonium noemde en die hem zijn hele leven lang begeleidde. Deze stem is iets tussen de beschermengel en het geweten in: ‘Dit overkomt mij sinds mijn kinderjaren; een stem laat zich in mij horen’.

In het werk van Plato (427 voor Christus) komen talloze verwijzingen voor naar wezens die tussen hemel en aarde zouden leven. ‘Hun opdracht is, de gebeden en de offers van de mensen aan de goden over te brengen, en de wil van de goden en het accepteren van de offerandes aan de mensen kenbaar te maken. God o­nderhandelt niet met de mensen maar ieder contact en dialoog met de mensen vindt plaats door middel van tussenpersonen, hetzij in de waaktoestand hetzij in de droom’.

Aan het feit dat er niets nieuws o­nder de zon is wijdt Pim van Lommel in zijn boek een heel hoofdstuk. Daarin schrijft hij over Swedenborg het volgende: In de achttiende eeuw schreef de Zweedse wetenschapper Emanuel Swedenborg (1668–1772) o­ntwaken uit de dood, waarin hij de inzichten beschrijft uit de vele mystieke ervaringen die hij sinds zijn vijfenvijftigste levensjaar heeft gehad.

In zijn boek maakt van Lommel eveneens melding van omstandigheden waarbij geen sprake is van BDE, of van zuurstofgebrek, waarbij dezelfde bewustzijnservaringen zich voordoen. Bovengenoemde personen, alsook Jakob Böhme, Jakob Lorber en vele, vele anderen zijn daar het springlevende bewijs van.

Henk Smit.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Controlesom *