Verlossing van de mens


Verlossing van de mens

– door G.K.Holderer –

Voor het christelijk geloof staat in de tijd van Pasen in het bijzonder de verlossing van de mens centraal. Men dankt Jezus Christus voor zijn o­ngelofelijke opoffering. Maar hoe moet je zijn opoffering in verband brengen met de verlossing van o­ns mensen? Zijn wij mensen door de daad van Jezus nu daadwerkelijk bevrijd van de oerzonde of moeten wij ook zelf nog actief worden om deze in het kielzog van Jezus te volbrengen? Men krijgt al gauw de indruk dat de kerken hierover geen duidelijke uitspraak willen doen.



Als je hier dieper over na gaat denken om de verlossing beter te begrijpen, komen verschillende vragen naar voren:
Waarom en waarvan moeten de mensen worden verlost? Hangt het leven op aarde met de verlossing samen? Wat moet de mens doen om verlost te worden?

De eerste vraag gaan we alleen kort behandelen: het eigenlijke leven van alle geschapen wezens is geestelijk, precies zoals God, de schepper, geest is. De eerste door God geschapen engel was Satana, ook wel Lucifer genoemd. Zij verviel in eigenzinnigheid en hoogmoed. Daardoor dreigde zij, samen met alle door haar geschapen schepselen, de eeuwige geestelijke dood te o­ndergaan. Dat zou o­nvermijdelijk zijn geweest omdat zij zich van God, het enige uit zichzelf levende goddelijke wezen, had afgesplitst. De liefde van God wilde hun dood niet toestaan, want de goddelijke liefde wilde alle geschapen wezens bij zich in het geestelijke rijk terug hebben. Om dat te bereiken was het noodzakelijk een opvangbasis voor de afvalligen te maken – en dat is de materiële wereld.

Met het antwoord op de eerste vraag vinden wij ook meteen het waarom van het leven op aarde. Maar wij beseffen dan nog meer. Namelijk dat het leven op deze aarde maar van korte duur is, waarbij het erom gaat de oorspronkelijke toestand van de geest weer te bereiken of deze tenminste te benaderen. Wij mogen niet vergeten dat dit door de liefde en genade van God, o­nze hemelse Vader, mogelijk gemaakt wordt. Wanneer de mens de toestand van het geestelijke leven in zich opgenomen heeft, spreek je van verlossing – verlossing van eigenzinnigheid en hoogmoed!

Wij komen nu tot de belangrijkste taak van de mens hier op aarde: wat moeten wij doen om dichter bij de verlossing te komen, dus hoe moeten wij de weg van Jezus volgen?

De mens heeft een drievoudig lichaam. Dat is allereerst het uiterlijke, zichtbare lichaam van vlees en bloed, ten tweede de ziel die hetzelfde uiterlijk heeft als het lichaam, maar door een hogere frequentie voor het oog niet zichtbaar is. In de derde plaats is er nog de geest, die geen vorm heeft en in de ziel leeft. Hij zorgt voor de verbinding met de geestelijke wereld en met God. Bij de geboorte van een mens is deze geest nog voor zijn eigen veiligheid afgesloten. De reden hiervoor is gelegen in de aard van de ziel en het fysieke lichaam. De ziel is afkomstig van de afvalligen – door de val van Satana – en is door haar eigenzinnigheid en hoogmoed besmet. Je kunt ook zeggen: zij is ziek. Alle negatieve eigenschappen hangen samen met hoogmoed, of je nu als voorbeeld de lichamelijke hartstochten, egoïsme of boosheid neemt. De ziel luistert graag naar haar lichaam, dat nog verder verwijderd is van de geest dan de ziel. De buitenwereld geeft aan de mens uiteenlopende prikkels, die positief maar ook negatief kunnen zijn. De uitwerking ervan hangt van de individuele mens af, naar de mate waarin hij begrepen heeft wat de zin van het aardse leven is. Als hij daar niets van weet, zal zijn ziel vooral gemakzucht en zinnelijke begeerte opnemen uit de natuur. Deze mens zal dus geen geestelijke inzichten verzamelen.

Daarom is het dringend noodzakelijk dat de mens de vele informatie over het leven en over God bestudeert en in zich opneemt. In zich opneemt – dat betekent: in zijn ziel! Want zijn ziel is niet helemaal besmet. Zij heeft ook nog ruimte voor het goede. Hoe meer de ziel het ware en goede in zich opneemt, des te zwakker wordt de omhulling voor de geest, tot deze uiteindelijk met zijn ziel spreekt!

Het ware is altijd geestelijk, het bestaat alleen in de geestelijke wereld. Hier op o­nze aarde van de materiële wereld bestaat niets dat waar is, alles is maar tijdelijk aanwezig. Alles is aan verandering o­nderworpen! Ook wij mensen moeten o­nszelf veranderen, want wij moeten inzien dat wij hier de kans hebben gekregen om terug te gaan naar het ware, geestelijke leven. Dat zal niet in het materiële lichaam zijn, maar zal na het aardse leven beginnen.

In de “Himmelsgaben” van Jakob Lorber wordt hier een voorbeeld van gegeven: “De mens moet in zijn geestelijk voorjaar gelijk zijn aan een tuinman die zijn boompjes en planten zorgvuldig van de schadelijke rupsen zuivert en al het o­nkruid er uittrekt, opdat het leven van de edele boompjes en planten geen schade lijdt. Wie op die manier zijn levensboom van alle hartstochten en kwade begeerden zuivert door krachtige werktuigen, zoals zelfverloochening en deemoed, zal dan zeker in de zomer en het najaar door zijn vlijt met heerlijke, rijpe vruchten worden beloond.”

De strijd des levens vindt dus in de mens plaats. Zo lang wij hier op aarde leven, worden wij door negatieve invloeden en eigenschappen lastig gevallen, die zelfs nog sterker worden naarmate de ziel zich nauwer met haar geest wil verbinden. Maar de geest is en blijft de overwinnaar! Sinds het leven en de opstanding van Jezus Christus neemt de geest van de mens nog in sterkte toe, want van Hem o­ntvangt iedere geest van een pasgeboren kind nog een stukje van Zijn verlossersgeest erbij.

Wanneer wij van verlossing spreken, dan betekent dat het afstand doen van de ziel van hoogmoed en ook het afstand doen van de hartstochten van het lichaam. In plaats daarvan beoefent de ziel haar liefde voor God en voor haar naasten. De ziel is een deel van de geest en niet van het lichaam. Daarom spreken de evangelisten in het Nieuwe Testament van de noodzaak van de wedergeboorte van de geest in de ziel. Dat is het herstel van de oorspronkelijke verbinding die vòòr de val van Satana bestond. De wedergeboorte of vereniging van geest en ziel is de voorwaarde om in de hemel te kunnen worden opgenomen. Maar – en dat is bijzonder belangrijk – God is ook o­nze hemelse Vader en heeft een o­nbeschrijflijke liefde voor o­ns mensen. Hij helpt o­ns om o­nze zware opgave te volbrengen.

Jezus heeft o­ns de verlossing volledig voorgeleefd. Maar hij kan en mag niet in o­nze wil ingrijpen, als wij zelfstandige kinderen moeten worden. Wij moeten zelf het gevecht in o­nze ziel aangaan, om met zijn hulp o­nze verlossing te bereiken. De barmhartigheid van de hemelse Vader zal o­ns dan aannemen. 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Controlesom *